
3&k g i e r s t ;
het lacbterfte gedeelte van den kop zyn_ donker
bruin ; -de bek. is roodachtig o f faffraan-
ve rw ig , en in het midden. loodkleurig ; hy
heeft twéé klierachtige knobbels, die breed,
plat , getönt, en.van een oranje kleur zyn ,
welke ter zyden , en ontrent den oorfprong
van het bovenftuk van den bek geplaatft zyn.:
de regenboog van het oog is w it, en met fchar-
laken rood omringt; de kraag is uit verfchei-
de witte en kattoenachtige vederen zatnenge-
f le l t ; die de kleur van eflchenhout hebben,
en naby elkanderen gefchikt zyn ; de boven-
fle vederen hebben' de kleur van een buffel,
uitgezonden de lange vederen die zwart z yn :
de bef is kaal en van een vleefch kleur, ge-
lyk mede de bouten, en beenen , en hy hangt
op de borft als een zak a f ; de onderfte vederen
zyn w i t ; maar defzelver punten zyn. met
zwart gevlakt,,
io . De Z w a r t e G i e r , o f H a a s e n
G i e r , ïtültur, Leporarius r hy werd dus ge-
naamt, om dat hy op de haafen jaagt ;,doch
hy befpaart de jonge voffen en de viffchenmede
niet; zyn horft is zoo geel niet als die yam
de Goud Gier ;,zyne geftalte is veel kleinder;
zynen,bek is zwart;, hy heeft affchuwe—
lyke oogen , het lichaam fterk.en.groot,- de
vleugelen,breed., en,de ftaart lang en recht,,
deze heeft een.donker roode kleur; hy bouwt
zyn en neft op de boogfte éikenboomen ;.h y
voed zyne jonge - met het vleefch van dieren
die hy levendig vangt,, en geenzins met dat
van do ode krengen: ’t geen- aan dit föort van •
Gier , byzonder is. De Heer Klein-ze ch t,
dat wanbeer dezen vogel vergrämt i s , hy de,
vederen van zyn en kop als een kuif op.zet: hy -
koomt in groote de Kevk-Uil naby ;, hy be—
fpiet zyn en roof uit de toppen der böomen ;■
en jaagt langs de-aarde , al fpringende , o f
met zich. eenigzins. in. de lucht, óp te heffen.
H . De T a a n . o f K a s t a n j e - k l e u r
ig e G i e r , 1 Kultur bmtirus. Dit is eigent—
ly k , de Kiekendief..
G I E R S T ' , G e t r s t -, Milittm.. Menheefteen
menigte foorten van Gierft, edoch ,
wy zullen hier alleen van die geene fpreken,
welke men .aankweekt ; .te weetende groote
Gierft , dië men mede ZorgSMat;, Sorga,..
op de kuft. van Guinée - noemt, en welkers
korlen , o f w i t , o f geel, o f rood, o f
zwart zyn ; ,en de kleine Gierft,. o f gemeene.
GIERST.
Gierft, die een witte, geele o f zwarte vrucht
geeft.
De groote Gierft fchiet verfcheide Reëlere
uit, welke naar die van het riet gelyken ;. zy
hebben de hoogte van acht o f tien. voeten ,
zyn geknoopt , en met een wit en zoetachtig,
merg vervult, ’t geen Mathiolus , als een
hulpmiddel tegens de kropgezwellen, roemt..
Uit de knoopeh der fteelen koomen bladeren
v o o r t, welke naar die van het riet gelyken ,
en met kleine puntige tanden bezet zyn, welke
de vingeren kwetzen ,. wanneer men dezelve
tuffehen de hand door laat gaan., met.
dezelve van boven naar onder te ftryken.
Haare bloemen koomen op de toppen der
fleelen , by wyze van tuiltjes vo o r t; zy zyn
klein , geel , en uit verfcheide helmftyltjes
zamengeflelt, welke uit. een tweebladige-
kelk voortkoomen. Op de bloemen vólgen
zaden,.die grooter als-de. gemeene gierft zyn..
Wanneer men de zaden-afgefchut heeft, bly-
ven- ’êr. voetfteeltjes ovèrig die de gedaante,
van vezeltjes héBbên-j en-van. welke menzichs
bedient om borfteïs'zamen te Hellen.
De groote Gierft o f het Zorgzaat. bemint,
een vette en.vochtige grond.. Het is-uit de-
Indiën in Spanje ,.. en van daar in de andere-
warme landen oVergéhracht,,alwaar men het.
voornamentlyk aankweekt.. Het grootfte ge—
Bimik; dat men- in deze. landen van dit zaad;
maakt, is om de hoenderen en duiven te
meften ; echter gebruiken het de landlieden;
ih Italië om brood,te bakken ;. edocEdit is.
zwart, en moeyelyk.te verteeren-, en het ver—
fohaft weinig voedzeh-
De kleine- G/ei^-'verfchilt van de -andere-
door de ltleinhèit van de plant, en der. kor—
len.; z y bemint byzonder de zachte en ligte
aarde ; men moet baar zeer. dun zayen, en.
met aarde bedekken.. De jonge gierft pkm7
ten zyn niet beftant tegens de v o r ft, hiér- -
om moet men dit zaad niet voor de. maand
Mey za y en ; men kan dit zelfs' noch in het.:
einde van Juny doen.. Een; mamfd. hier na
vertoont zich de plant reeds-.boven de aarde,
men dunt de Hengen;, en moet ten minften
zeven o f acht duimen afïtand tuffehen ieder
openlaaten, want zonder, dit brengt zy byna
niets voort.. De Giërft die in.Mey gezaait
word, oogft men gewoonclyk in,September
in , en die welke in Juny gezaait is,, werd in
Oétober ingezamelt... Men heeft opgemerkt
dat de laate gierft minder graan voortbrengt,,
als-de vroege. Dit foort van planten, puttende
aarde zeer u i t , gelyk het Turkfch kooien*,
ö i N z r n e . GÏNZIïSJG.
i ê i i Wanneer dit graan begint te rypen ,
moet men een molik in de velden plaatzen,
anders zouden dé vogelen het wel ras verflon-
den hebben.
De- vrouwen oogften de Gierft in- met de
vliesjes o f aïren , by den laatften knoop van
den fteel, aftefnydeni Men dorft deze vlies-*
jes met den vleugel ; ..en wanneer dit graan
wel droog zynde opgeflooteil word , zoo is
het vry duurzaam, fchoon men het zeldzaam
omroert: en de koornworm taft het niet aan.
Men bèreid van de. gepelde gierft verfcheide
gerechten , welke vry wel naar die van ryft
gelykën.
• In Guyana werd de Gierft twee maanden
na dat z y gezaait is , ingeoogft : de wilden
rooften haar op kooien , en eeten ze dus :
de Galibis ftellen ’er palinot (T een foort van
bier) van te zaamen. Men is in dit land genoodzaakt
om de Gierft - velden door oude
Negers te laaten bewaken, want de Aapen dié
*©r zeer greetig naar zyn , verzamelen zich in
troepen by elkanderen , om ze uit te plukken»
Men maakt van het meel der. Gierft een foort
van fp y s, dië men matetê en langous noemt,
Welke de Caftave overtreft, die van het meel
\*an den Maniok-zvortel bereid word» Q Zie dit
'wb.ort voor zoo ver het de bereiding van deze
zelfftandighëden betreft.) Men mengt in dè
langous die van het meel der gierft bereid
word , olie van den palmboom Aouara ; de
Negers voeden zich hier insgelyks mede,
G I E T E R , zie Z ee - p y p e n »
G IN G ID IU M , zie V i s n a g A.
G I N Z I N G o f G e n s - E ng. De Na*-
tuur-en Kruidkundigen hebben noch niet
bedecht, ó f de Gens-Eng en de N in z in ,
twee verfchillende planten zyn , o f een eeni-
ge : weinig Reizigers die in China en in Ka-
nada zyn geweeft, alwaar deze planten groei-
jen , ftemmen hieromtrent, met elkanderen
overeen. De Heer Geojfroi zecht, in zyne
Matiere Medicale, Tom. II. pag. 194.-, dat
deze planten van een byzonder foort zyn, en
dat zy alleen in gedaante en krachten verfchil-
len. Hy zecht mede , dat de Europeaanfche
Geneesheeren weinig gebruik van deze planten
maken ; en dat de wortel der Gëns-Ehg,
veel meer als die der Ninzin koft. W y hebben
alles geraadpleegt wat over dit onderwerp
gefenreven is , en wy geven den Leezer
een uittrekzel op , van het geene men in de
Lettrés Edifiantes & Curieufes, Totn.Z.. pag%
172. vint; als mede in het kleine Werfoe van
den Vader Lafiteau , dat hy aan den Regent
van Vrankryk , in het Jaar 1718. aanbood ;
en in de Medicynfche L'hefes van den Heer
Van der Monde, welke hy in de Schooien der
Medicynfche Faculteit van Parys, in het *faar
172,6. verdedigt heeft. Wy zullen dan achter
de Hiftorie van de Gens-Eng, de befchry-
ving van de Ninzin laaten volgen , op dat de
Leezer dezelve met elkanderen zou konnen
vergelyken , en in ftaat zyn om ’ er over te
öordeelen* W y zullen ’er dë wyze der bereiding
van derzelver wortelen, de plaats op
welke zy groëij én ,- en order en handel wyze
byvoegen , welke die geene-in acht nemen,
die ze verzamelen.
Befchryving van de Ginzing o f Gens-Eng.
Deze plant, die de Chineezen Pe t-fi, en
de Iroquoifen Garentoguen noemen , heeft
een wortel dié twee duimén lang is , en ten
naaftenby de dikte van een pink heeft, hy is
een weinig ruuw, glansryk, en als döorfchy-
nende , veeltyds in twee takken verdeelt ,
zomtyds in een grooter getal , vezelachtig
omtrent het begin, uitwendig rosachtig , en
inwendig geelachtig; hy heeft een gering©
fcherpen en eenigzints bittere en fpeceryacn-
tigen fmaak ; en een fpecery reuk, die niet
onaangenaam is, De kraag van den wortel
Is een kronkelig zamenWeefzel van knoopen
o f knobbels , in welke fchuins en beurtelings
, dan aan de eene en dan weder aan de
anderë zyde, dë kenteekenen der verfchillende
fteelen, welke hy ieder jaar uitgefchoo-
ten heeft, in gedrukt zyn. De fteel van de
Gens-Eng is een voet hoog : zy is glad , en
van een zwartachtige roode kleur. Op den
top der fteel koomen drie o f vier gootswys
uitgeholde ftaarten voort , welke in ftralen
gefchikt zyn ; zy zyn ieder met v y f ongelyke
en getande bladeren bezet; de rib die ieder
blad verdeelt, fchiet zenuuwen uit die zich
'door elkanderen vlechten. Uit de plaatzen,
uit welke de bladeren voortkoomen, verheft
zich ëen fteeltje , dat kaal , omtrent v y f o f
zes duimen lang is , en in een tros van kleine
bloempjes eindigt, welkers kelk zeer klein
is ; de heltiiftyltjes en blaadjes zyn v y f in getal
: op de ftyl van de bloem is een mondje
geplaatft, en zy ruft op een rondachtig
vruchtbeginfel: dat by het rypen , in een
‘ronde bezie verandert, die gegroeft, met een
£ z 2 kroontje