
I 2Ö BLOEMEN. BLOEMEN.
hen ontdaan wilde; hierom verkieft men
liever om zich te laten byten , en des te
gewilliger om dat men zulks gezont acht..
N a dat de reis volbracht is , wryft men zyn
beenen met aflchen; ’t geen echter niet belet
dat z y noch lang bloeden. Men vint op
het Eiland Cylon en aati de Kaap de Goede
Hoop , zoet water Bloed-zuigers, die aan
de onze gelyk zyn.
In ’t algemeen leven de Bloed-zuigers ver-
fcheide maanden , zelfs zonder eeten, in het
zoete water; echter konnen z y niet wel aarde
ontbeeren , ’ t z y om dat z y zich voor
een gedeelte met dezelve voeden, o f om dat
de aarde hen het gemak verfchaft om hun
•vel van de vliesachtige onreinheden te zuiveren
die zich op het zelve verzamelen. Wy
.hebben gezecht dat het gemeene zout een
vergift voor de Blóed-zuigers is ; de geeft
van hartshoorn is hen nietjninder fchadelyk,
als mede loogaflchen , geeft van vitriool,
olie van wynfteen, peper en zuure vochten.
B L .O E M E N , Flor es. De Bloemen zyn
voortbrengzelen der planten, welke zich in
vruchten veranderen na dat z y ons gezicht
vermaakt hebben , door de levehdigheit en
verfcheidenheit van haare kleuren $ en onzen
Teuk geftreelt door de aangename geuren die
zy in .de lucht uitwazemen.
De Bloem is uit drie deel en zamengeftelt.
Het eerfte is het omkleedzel, dat door de
Natuur- en Kruidkundigen Kelk genaamt
wort .: deze is het die de Bloemen onder-
fteuiit , en haar ieder in de fchikking. bewaart
die haar byzonder eigen is. Het tweede
is de bladeren : dit gedeelte beftaat uit
bladeren van allerlei kleur. De Natuur heeft
deze bladeren gefchikt om het hart der bloem
te bedekken, en het zelve voor alle beledigingen
der lucht te beveiligen; maar z y ont-
fluiten zich doorgaans door de warmte der
zonneftralen. Het derde gedeelte is het hart:
dit is het dierbaarfte gedeelte van,de bloem:
het beftaat uit helmftyltjes, vruchthuisjes o f
fiampers, en helmtjes o ffiofknopjes.
De Bloemen konnen in Bloemen met bladeren.,
en Bloemen uit helmflyltjes beftaandé,
verdeelt worden. De eerfte zyn die, -welke,.
behalven de helmftyltjes o f meeldraadjes
met ftofknopjes b e ze t, noch' mede uit die
deelen beftaan die men bladeren der bloem
moet noemen ; dusdanige zyn de. bloemen
der Kanonkelen , Kool en Madelieven. De
tweede zyn die welke geen bladen hebben,
maar alleen helmftyltjes o f meeldraden met
ftofknopjes b e ze t; dusdanige zyn de bloemen
der Paardeflaarten, Haver, Milde, enz1.
Byna alle de Bloemen met helmfiyltjes hebben
een kelk, uitgezondert het Rietgras enPaar-
defiaarten.
Men kan de Bloemen dus als enkelvoudig
o f als zamengeftelt befchouwen. De enkelvoudige
zyn die welke maar eene bloem in
haare kelk bevatten; dusdanige zyn.de bloemen
van het Bilfënkruid, Saly, Karfenboom,
enz. De zamengeftelde bloemen zyn die wel-?
ke wezèntlyk. uit andere bloemen zyn zamengeftelt
, men noemt haar bloemen met
bloempjes, en met halve bloempjes; dusdanig
is de Koorenbloem. Zie deze woorden en het
artikel P l a n t e n .
W y zullen hier de Bloemen in haaren oor-
fprong , aankweeking , vermeerdering , bewaar
ing , gebruik, enz. befchouwen.
Oorjprong der Bloemen|
Een ieder weet dat de Bloemen o f van
planten o f van Bollen voortkomen, en dat
alle Bollen en het gro.otfte gedeelte der.planeten
haaren oorfprong- ait zaad trekken; maar
in de volgende afdeelingen zullen w y middelen
aanwyzen, door welke men veel dpoe-
diger verfcheide foorten van bloemen kan
voortbrengen als door derzelver zaad.. Wat
de mannelyke en vrouwelyke bloemen be=-
t r e f t w y zullen ’ er op het einde van dit
artikel van fpreken.
Aankweeking der Bloemen.
Het is op de tuinbedden, in de broeibakken
, potten en op de rabatten der bloemperken,
dat men de Bloèmen zaait en aankweekt
welke varf vroegtydig zaad voortge-
-komen zyn. De'befte zaaityd is van Maart
tot in September. Men zaait op vier duimen
tuflchenwydte; zoo her een mulle en vrucht-
baare aarde is , bedekt men-herzaad met een
duim van deze aarde: zoo men in een broeibak
zaait, ([wanneer de meft haare groote hitte
yerlooren heeft]) zoo overdekt men hèt
met twee vingeren breedte meftaarde. Men
zaait omtrent het einde van Auguftus dat
geen ’t Welk men voor den winter verplanten
wil. Men moet niet-verzuimen om het
dagelyks-met water dat in oe zon warm gemaakt
is -te befproeijen , en het zaad mét
een vinger breedte lang ftroo te bedekken;
maar zoo ras het begint uittefpruiten, moet
men dit wegnemen, en de jonge planten altoos
BLOEMEN. BLOEMEN.
toos voor de vorft befchutten, met ftrooij.e
matten die rugswyze geplaatft zyn. Wanneer
men Bloembollen, plant, moet men de
aarde tot op de diepte van een voet omfp.it-
ten, vervolgens magere en luchte aarde over
de meft ziften, in een genoegzame hoeveel-
heit om de vooren gootswyze te vullen,
vervolgens maakt men alles met een r y f gelyk
, en plaatft ’er de bóllen in op een mid-
delmatigen-afftant van elkanderen, vier duimen
onder.de aarde.. Om de rabatten kan
men anemonen o f tulpen planten , doch geen
ranonkelen, die alleen willen geplant zyn,
zoo wel in de grond als in potten.
Men moet naauwkeurig wanneer de daauw
gevallen is het onkruid uitwieden , om dat
men dan de wortelen mede kan uittrekken;
men. moet ook de (lakken,. oorwormen, en
andere, infe&en. vervolgen welke de planten
afknagen..
Men verplant de* bloemen in de lente en
herfft in. den grond o f in potten: maar men
verplant de bollen die van zaad voortkomen
niet voor het twef.de, jaar: men zet hen dan
in nieuwe luchtige aarde,, zy geven in het
derde jaar bloemen..
- Geduurende den winter plaatft-men de
bloemen in een luchtige ftoof om haar voor
de koude te befchutten: men moet dezelve
een weinig naar het opgaan der zon befproeijen..
In den zomer moet men haar
voor de groote hitte bewaren, en haar niet.
voor dat de zon onder is begieten : het is
noodig- dat de tuinbedden altoos in het midden
verheven, en dat de bodemen der potten
- dóorboort zyn , om dat het water uit
zou konnen vloeijen , en de Wortelen der
planten niet doen verrotten. B y gebrek van
potten, kan men- zich van platte houte bakken'bedienen,
van welke de bodemen met
verfcheide gaten doorboort z y n , men bedekt
dezelven met aardko.olen , o f andere
poreufe ftoflen , ter hoogte van twee duimen;
de kleine bakken zyn zeer gemakke-
ly k , zy zyn de wiegen voor dè kindsheit der
planten...
Kermeenigvuldiging. der- Bloemen.,
Men vermeerdert de bloemen' dóór ver—
fcheide middelen : ui door de fcheuten o f
uitfpruitzels- die uit de ftoel van een plant',
voortkomen , maar men móet haar met een •
gedeelte vari den wortel afzetten; zy vatten
llchtelyk, en zyn zoo v efl niéuwe planten:
2i.door.de ranken , ’t. geen takken zyn die
men in de aarde lecht , zonder hen van den
hooft-tak af tè fcheiden: 3. door afzetzels,
’t geen jonge, fchqone en fterke takken zyn ,
die men aan de planten vaft laat van welke
men hen aflegt, men fnyd dezelve in tot in
het midden van een knoop : men houd de
infnyding door midaei van een kleine ftroo-
halm open, vervolgens bedekt men dezelve
met een weinig aarde in welke men hen
nedergedrukt houd om dat zy zich niet op-
heflen zouden. Zoo ras de afzetzels wortel
gefchoten hebben, fcheid men hen van de
moeder-plant af: 4. door de loten, ’t geen
kleine takjes o f fcheutjes zyn die men van
een plant o f heefter affcheid, en die men
in de aarde fteekt zonder eenige andere bereidingen:
men moet altoos de fterkfte verkiezen;
en dezelve aan het einde infnyden,
en eenige dagen in water zetten , waar na
men hen plant; dit is een midde.1 om hen
fpoedig wortelen, te doen fchieten: 5. door
de afjbheurfels, dit is een micidel om de
bloemen alleen te vermeenigvuldigen, en die -
gefchiet met de planten in verfcheide deelen
te fcheiden: 6. door de flaarten o f fcheuten,
’t geen een foort van uitfpruitzels. zyn die
eenige planten uit haare ftoelen uitfchieten^
om zich te vermeenigvuldigen.
Middel om de Bloemen geduurende een ge- ~
ruime tyd. in haare gedaante, en met
v een gedeelte van haare natuur-
lyke kleuren te bewaren.
Hier toé neemt men zeer zuiver rivier-'
zand , dat men in. de zon o f in een oven
droogt , vervolgens laat men het door eeinze
ef, loopen, om dat de korlen fyn en van
..een gelyke .groote zyn zouden; dan neemt
men een houte bak o f een blekke doos, van
• eèn middelmatige wydte : men bedekt der--
zelver bodem ter hoogte van drie o f vier
duimen met dit zand, en zet ’cfr de bloemen
met haare fteelen- in , ïndiervoegen dat zy
naaft eikanderen recht overeinde ftaan, zon--
der dat de eene de andere raakt; vervolgens
•vult men het ledige met zand zachtjes o p , .
tot dat de bloemen in en uitwendig geheel '
met zand vervult en bedekt zyn , men hoogt
het zelve noch een duim o f drie boven de
toppen der bladeren ■ aan, waar na men het
vat in de zon plaatft, o f het geen beter is in een
plaats die door een_ kachel verwarmt
wort, men laat hetzelve hier tot dat de bloe-~
men naauwkeurig droog zyn;' Omtrent de
tulpen U moet .men in:, acht nemen-dart men -