zamenftremt, en men neemt hem geheel en
zeer wit van het water af: wanneer den balfem
oud is , daalt hy ftraks naar den grond.
Dezen zoo koftbaren balfem, zoo wel tot
inwendig als uitwendig gebruik, is een harft
die door infnyding uitvloeit,, en die men uit
een heefter perft , die men Oprechten Bal-
fem, Balfamum verum, noemt.
Dezen Balfem groeit ter hoogte van de
Ligufter, zyne bladeren gelyken naar die
van den Mafiikhöom, en zyne bloemen zyn
welriekende, wit en ilersgewys. -De zaden
zyn in roodachtige vliesjes beflooten , en
men drukt ’er een geel vocht uit , dat een
honingachtige zelfftandigheit heeft. Het
waare vaderland van dit dierbaare boomtje,
is gelukkig Arabic. Het wiert mede in Egypte
en Juda aangekweekt, waar door de naa-
jnen van Balfem van Juda en Egyptifcbe Balfem
zyn voortgekomen. By den inval der
Turken in Judea,_wierden deze boomen hier
verwoeft; maar een Sultan deet ’er uit Aïa-
bie brengen, en in zyn tuinen-planten, alwaar
zy zorgvuldig worden aangekweèkt,
en door Janitfaren bewaakt ;■ hierom verdient
dezen Balfem veel eerder den naam van Balfem
van Groot Cairo, als die van Balfem van
Juda,
De Ouden vergaderden alleen dien Balfem
welke natuurlyk, o f door infnyding uit dezen
heefier vloeiden ; maar tans verzamelt,
men ’er drie foorten | die welke natuurlyk
uit de boomen druipt, is zeer zeldzaam in
Europa , vermits hy door de Grooten van
Mekka en Conftantinopole .gebruikt wort:
het ander foort, is dat, ’t welk by de eerfle
koking op het water dryft, waar in bladeren
en takken van deze Balfemboomen gekookt
worden; dit tweede foort is geiyk een klaare
-en vloeibare olie , en is gefchikt voor het
gebruik der aanziertelyke Turkfche Vrouwen,
die zich van den zelven bedienen om het vel
zacht te maken, en w y bekomen hem alleen
door middel van de Grooten die dezelve tot
gefchenken geven: den olie die door verder
koken voortkoomt, is dikker, heeft minder
^euk, en wert door de Karavanen medegebracht
, dit is den witten Balfem die het ge-
meenfte is.
Vermits de grootfte kracht-van dezen Balfem
, tot het inwendig gebruik, van zeer
vlugge deeltjes afhangt, zoo is hy des te
krachtiger, hoe verfcher hy is. De Egyp-
tenaren maken meenigvuldig gebruik van den
• zelven in de Geneeskonfl; zy nemen alle.
j^orgen een half vierendeel loots , als het
•
krachtigfte middel tegen-de befmetting van
de pelt. Hy wort voor tegengiftig gehouden
, en door hen in verfcheide ziektens gebruikt.
Men zecht dat de Egyptifche vrouwen
zich van de onvruchtbaarheit genezen,
’t zy met den zelven intenemen, o f als een
zetpil, o f rookmiddel te gebruiken. Dezen
Balfem is altoos zeer geprezen om wonden
te heelen.
Het is van aanbelang dat men aanmefkt dat
dezen Balfem, gelyk mede alle balfemach-
tige en harflachtige vochten, zeer nuttig zyn
om de wonden te doen fluiten, in welke
alleen een fcheiding in de vleezige deelen
plaats h e e ft, vermits z y de aanraking der
lucht'belet, zoo. verhaaflen z y de hereeni-
ging die natuurlyk, doch veel langzamer zou
gefchieden. Zoo de wond van kneuzingen
vergezelt is die doorgaans van verzweering
gevolgt worden, zoo zyn deze Balfemen in
plaats van nuttig , fchadelyk , vermits de
floffe die uitvl.oeijen moet, te rug gehouden
w o r t , welke door deszelfs fcherpheit de
ontfleking van het zieke deel vermeerdert,
en het vleefch* kan zich na dq uitzweering
niet vereen igen. Men vint in de winkels
der Drogiften de vrucht van dezen Balfem-
boom onder de naam van Carpobalfamum, en
hét hout o f liever de toppen der kleine takjes
van den Balfemboom onder die van Xilo-
balfamum. Schoon het voorbrengfels, van
den,zelfden heefter zyn , zoo zyn echter hunne
krachten wel verre beneden die van den
Balfem, en echter beveelt men de Apothekers
om dezelve alle drie in hun allerb.eroemfle tegengift
intemengen, ’t welk de Theriaak is.
B A L S E M V A N M E K K A , zie B alsem
van J u d a .
B A L S E M V A N P E R U , ; Balfamum
Peruvianum: men onderfcheid dezen in twee
foorten, de witte, en de bruine o f zwarte,
Z y komen echter beide van den zelfden
boom voort, die men Hoitziloxilt o f Arbor
balfami indici noemt.
Dezen boom heeft de groote van een Citroenboom
^ en brengt bladeren voort die eeni-
ge overeenkomfl met die van den Amandelboom
hebben ; zyn vrucht heeft de groote
van een erweet, en is in het einde van een
fmalle peul geplaatfl, die de lengte van een
vinger heeft. Deze boom groeit in de warme;
landflreken van Zuid-Amerika, gelyk
Peru: uit zyne fchors vloeit, vooral nadat
het geregent h e e ft, een harftaehtig, vloei-
‘haar, witachtig geel en brandbaar z-ap, dat
in reuk byna met de Styïax cvereenkoomt.
Het heeft als dan weinig kleur , en eenige
Inwoonders van dit land bewaren het in dezen
flaat in welgefloten vleffen; die, welke
men door den koophandel beköomt, is ge-
woonelyk in fchelpen die de groote van een
vuifl hebben , in welke dezelve verzamelt
wort: wanneer hy uit den boom vloeit, is
hy o f za ch t, o f droog, roodachtig bruin,
en min o f meer doorfchynent.
Men bekoomt, wanneer men in water de
fchors en takken van dezen boom. laat koken,
een kleverig harftachtig zap , van een
roöde op het zwarte trekkende kleur, en
welkers reuk naar die van Benjein gelykt,
het is dezen laatften die !den naam van bruinen
o f zwarten Balfem draagt. Men moet
die welke geheel zwart is en een verbrande'
reuk heeft, verwerpen.
• Lemery leert ons dat de Indianen, na dat
zy den bruinen balfem uit de takken van den
boom getrokken hebben, het overblyvende
afkookzel tot de dikte van een uittrekzel
•laten uitwazemen, .zy mengen ’ér een weinig
gom onder, en'maken net tot een vafle
deeg, van welke z y kralen tot roozenkran-
fen vormen die zwart en welriekende zyn ,
vooral wanneer z y dezelve na dat zy haar
ge vormt hebben , - met een weinig balfem
beftryken. Men- brengt veel van deze roo-
zenkranfen uit-Span j e én Portugal.
' Men fchat den Balfem van Peru, goed'tot
dezelve gebruiken, als den Balfem van Juda
o f Arabie: hy word uitwendig gebruikt voor
de kwetzingen der zenuwen, 'zynèn flerken
reuk ontfbeit zomtyds het hooft.
B A L S E M V A N T O L U , Balfamum
Tolutanum§ deze Balfem is mede bekent onder
de naamen van 'Amerikaanfchen Balfem,
Balfem van Karthagena, Harden Balfem en
Droegen Balfem ; het is een harflachtig en
kleverig vocht, dat een middelfoort is tus-
fchen den vloeibaaren en droogen Balfeiii-, hy
is byna goudkleurig, zynen reuk heeft eenige
overeenkomfl met die van den Benjoin, en
zynen fmaak is zacht en aangenaam, hetgeen
hem wezentlyk van de andere Balfems doet
verfchillen, die eenen fcherpen en bitteren
fmaak hebben. Den aangenamen fmaak van
dezeiT maakt dat hy gemakkelyker inwendig
■ kan gebruikt worden , hy heeft' vooral het
voordeel dat hy geen walging veroorzaakt
gelyk de andere Balfems: wanneer hy geheel
droog, is , zoo is hy bros en breekbaar.
Dezen Balfem vloeit gelyk de andere door
infnydin g uit de fchors Van een boom die in
een Landfchap van Zuid-Amerika wa fl, dat
tuffehen Karthagena en Nombre de Dios
lecht, dit Landfchap wert door de Indianen
Tolu, en door de Spanjaarden Honduras ge-
naamt. Dezen boom heeft eenige oyereen-
komft met de kleine Pynboomen, en heeft
altoos groene bladeren die naar die van den
St: Jansbroodboom gèlyken» De Indianen
vergaderen het harflachtige zap , wanneer
het uitvloeit, in Couis o f lepels die van
zwarte wafch gemaakt zyn , en gieten het
in Kalabaffen. De Engelfchen maken varf
dezen Balfem vooral gebruik in de inwendige
verzweeringen. In ’t algemeen bezit
hy de krachten van den Balfem van Juda.
B A L S E M W O R T E L ( A r a b ie s ché
o f In d i a a n s c h e ) , Coftus iridem redolens*
Deze wortel is beroemt in de tegengiften
der Apothekers. Hy verfchilt van de Coftus
torticófu's dat de witte Kaneel is. Zie dit
woort. De balfemwortel die men in de
■ winkels vint is een wortel die in langwerpige
flukken gefnéden is , die de dikte van
.een duim h e e ft, hy-is licht, fpohsachtig,
en echter hard , maar vergruisbaar , eenig-
zins harflachtig, van een fcherpen gember
fmaak met eenig bitter gemengt, fpecery-
achtig, van een flauwe violet reuk , en van
een gi-ysachtige o f bruinachtige geele kleur:
hy koofnt voort van een, heefter die veel
pvereenkomft met de Vlier h e e ft, en in
overvloed in gelukkig Arabie , op de kuft
van Malebaar, in Brazil en Suriname groeit:
hy brengt welriekende bloemen voort, d ie ,
gelyk Limuzus ze ch t, uit drie bladeren en
een nectarium zyn zamengeftelt. Dit ge.wafch
is de Chianfou der Chineezen; deszelfs wortel
wert in het getal der hooftmiddelen ge-
plaatft : het is een 'dér inmengzels van de
groote Teriakel van Andromachus.
De Balfemwortel die men in de Kabinetten
van de Liefhebbers der Natuurlykehifto-
rie vint, is , o f wit op het roöde trekkende,
licht-, van een zeer liefelyken reuk, fcher-
pe, brandende en bytende fmaak, en wert
Arabifehe Balfefnwortel genaamt -, o f hy is
licht, dicht en zwart, zeer bitter, en heeft
een fterke Angelier reuk: dit is dt Indiaan-
fche Balfemwortel, o f eindelyk zwaar , van
een kleur als palmhout, welkers reuk in het
hooft trekt: dit is de Syrifche o f Room fche
Balfemwortel,