
C A A -A P IA . C A A P E B A . CABOCHE . CA BU R E . CA CH IM EN T : CA CHO L :
CA A - A P I A , dit is een kleine Brazili-
aanfche plant, welkers wortel de dikte
van een zwaane fchacht heeft. Haare bladeren
zyn van een blinkent groen aan de bo-
venzyde , en witachtig aan^ de onderzyde:
haare bloem is geftreept. De Inwoonders
van Brazil Rampen de geheele plant, en gebruiken
derzelver fap tegen de beeten der
Hangen, en de wonden der vergiftige pylen*
Men zecht zelfs dat het genoeg is om de wortelen
der Caa-apia o f die van de Angelika,
de Rate/fangen voor te houden, om naar te
doen bezwymen en fterven.
C A A P E B A , is mede een Braziliaan fche
plant, die veel overeenkomfl met de viorne
heeft. Z y fchiet zee^-fterkc ranken u it, die
zich aan nevenftaande bpomen hechten.
Haare bladeren zyn zeer dim, aan de boven-
zyde groen, en hebben dan eens een ronde
edaante , en dan weder die van een hart.
"uffchen dezelve komen rofle 'fteeltjes voort,
die in de maand Juiy met geelachtige bloemen
aan hunne toppen bezet z yn ; op iedere
bloem volgt een kleine eironde vrucht, die
de groote van een erweet heeft, uitwendig
rood en inwendig groen is. Haaren wortel,
dat het voomaamfte gedeelte is dat in de Ge-
neeskonft gebruikt wort, is in den beginne
graauw, en heeft de groote van den kleine
vinger; maar wanneer hy oud word * werd
hy zwart \ en krygt de dikte van een arm.
De inwendige zelfftandigheit van dezen wortel
is zamengepakt, fmeerig, en van een bittere
fmaak. Eenige Kruidkundigen hebben
gedacht dat dit de Contrayerva o f Tegen-
giftswortel was. Zie L o c h n e r , en de
Nieuwe ge f a ebt en van den V a d e r P-lu -
MIER.
Dezen wortel is tegengiftig: aan fchyfjes
^efneden en geduurende eenige dagen in water
geweekt en afgetrokken zynde, geeft hy
aan dit vocht een wyn o f bier fmaak. Dit
aftrekzel is goed voor de beéten der Hangen:
men trekt mede het fap uit de bladeren en
wortelen , en men mengt het met wyn tot
het zelfde gebruik.
C A B O C H E , een vifch die het meenig-
vuldigfte in de rivier van Siam gevangen
word, en welke door de omliggende Volken
ttexk gezocht word. De Hollanders voeren
’er een groote meenigte van naar Batavia.
Wanneer hy in de zon gedroogt is , verftrekt
hy hen tot hammen. Dezen vifch is een en
een halve voet lang , en tien o f twaalf duimen
dik. Zyn kop is eenigzins plat en byna
vierkant: men onderfcheid ’er twee foorten
van; de eene is graauw en afchverwig; en
de andere is zwart, dit is de befte.
C A B U R E , een foort van Braziliaan-
fchen nachtvogel, die tam gemaakt kan worden
, met de menfehen fpeelt, en zeer ver-
makelyk is. Hy heeft de groote van een
lyfter : zyn kop is rond, zyn bek kort èn
krom. Zyn oogen zyn geel en groot: zyn
beenen kort, en , gelyk de klaauwen , met
geele vederen bezet. Zyn ftaart, die breed
en gegolft i s , begint daar de vleugelen eindigen.
De borft en het onderfte van den
buik zyn wit. Hy kan zyn kop indiervoegen
omdraijen dat hy zyn bek Op het midden van
den. rug brengt. Hy voed zich met raauw
vleefch, en maakt geluit door de bewegingen
van zynen bek.
C A C H IM E N T I E R , een boom van
de Antillifche Eilanden , van welke men
verfcheide foorten heeft. Hunne vruchten
hebben een ronde gedaante, en omtrent v y f
o f zes duimen middellynen. Z y zyn groenachtig
geel. Het vleefch van deze vrucht
heeft de 'zelfftandigheit van room, is van
een laffe maar echter verfriffende/ fmaak;
haare zaden hebben de groote van kleine
boonen: .’er is noch een ander foort dat veel
grooter is ,. deze noemt men OJfen harten *
om dat zy derzelver kleur en gedaante hebben
i men moet deze vruchten , die OJfen'
harten genaamt worden, met die welke men
St: Thomas harten noemt, niet verwarren,
deze vint men in de peulen van een foort
van acacia.
C A C H O L O N G , dit is een foort van
wit agaat, dat een opaal kleur h e e ft, niet
zeer doorfchynent, maar zeer hard i s , en
vry fraai gepolyft kan worden: men vint het
zelve in afzonderlyke ftukken , gelyk het
grootftc gedeelte der andere keifteenen , in
net land der Kalmjikken, op den oever van
de rivier Caché; en vermits dé inwoonders
van dit land den naam Cholong aan alle fteenen
C A ïL L I . C A L AM E N T . G A L C AM O R . G A L C ED O N Y S T : C A L A F . CA LM : 20*
nen geven, zoo heeft men hier van den naam
van Cacholong te zamengeftelt.
C A J A L O T , zie Ka z i lot .
C A I L L I , een klein foort van waterkers,
dat twee uuren van Roüen, en byzonder te
Cailli, groeit. Zie W a t e r k e r s .
C A L A M E N T o f B erg C a l amen t ,
Calamintba. Dit is een plant die omtrent
ter hoogte van een voet opfehiet, en die
zich in verfcheide hoekige fcheuten verdeelt..
Haare bladeren zyn byna rond , eenigzins
fpits, een weinig wo llig, en twee aan 'twee
aan cje fteelen tegen over elkanderen ge-
fchikt. Men maakt van twee o f drie foorten
gebruik : zy geven uit den fchoot der
bladeren, bekswyze purperachtige bloemen
u it, op welke vier vruchtbeginfels volgen ,
die in zoo veel ronde en zwartachtige zaden
veranderen» Alle deze foorten van planten
zyn aanmerkelyk door haar Herken en fpe-
ceryachtigen reuk, die haar zeer nuttig maken
in alle gevallen in welke men,, op een
krachtige w y s, de flymachtige vochten los-
maken moet; uitwendig gebruikt, hebben zy
een verdunnende, ontbindende en weekmakende
kracht.
- C A L C A M O R , een Braziliaanfcheii
watervogel , die de groote van een duif
heeft. Deze vogels vliegen niet, maar gaan
in troepen: zy klieven met hunne pooten
en de ftompen der vleugelen , de baaren der
-zee met zeer veel fnelheit ■: men wil dat
deze vogelen zoo wel ftilte als regen aanduiden
; en in dezen tyd ziet men ’er zoo
meenigvuldig om de fchepen, dat’er de Zeelieden
zeer door belemmert worden.
C A L C E D O N Y S T E E N , LafisChaU
icedonius. Dit is een fteen die in den rang
der fyne en half doorfchynende fteenen ge-
plaatft is. • De Calcedon is glasachtig, wit
van kleur , melkachtig , en heeft een ligte
fchakering van graauw , blaauw en' geel:
men onderfcheid drie kleuren in denzelven.
Wanneer het blaauw zoo donker is dat dit
het bruin o f zwart byna evenaart, zoo ver-*
krygt dezen fteen den naam van zivart Agaat*
Zoo de geele kleur zoo levendig is dat zy
het oranje o f rood naby koomt, zoo moet
dezen fteen Sardonix o f Kornalyn genaamt
worden. De Calcedons, welkers kleuren
zuiver o f levendig zyn , werden Oofterfche
I. D eel »
genaamt. Hun wit is fchooner als dat detf
Calcedons die men in Duitsland o f Vlaanderen
vind.
. De Calcedon evenaart het agaat in hard-,
heit: men maakt ’er ringen en ügnetten van,
om dat men dezen fteen gewoonelyk in kleine
ftukken vind; men heeft ’er echter eenige
die zoo groot zyn dat men ’er vaten van
maakt, maar deze zyn zeldzaam. Men w il
dat de Ouden eene zoo groote achting voor
dezen fteen hadden , dat zy dezelve alleen
tot de fchoonfte fieraden van hunne gebouwen
gebruikten; en, den Koning Salomon
verfpilden dezelven, om dus te fpreken, in
den prächtigen Tempel die hy in Jerufalem
deed bouwen: de Roomfche Keizers zochten
denzelven als een zeldzame en koftbaare
ftoffe. .
Men geeft den naam van Calceddnyachtige
Steenen aan alle die geene welke gewolkt
zyn. o f melkachtige kleuren hebben. Dit
gebrek is vry gemeen in de granaten en ro-
bynen : men tracht deze vlekken te doen
verdwynen door de wyze van dezelve te
klieven , met de eene zyde van den fteen
hol en de andere bol te maken.
De/ Scheikunde heeft de konft uitgevonden
om deze fchoonheden der Natuur na te
bootzen , door een handelwyze met welke
zy mede het agaat en Jaspis namaakt.
* C A L A F . Men gelooft dat dit een foort
van vreemde Wilgeboom is , die in Syrië op-
vochtige plaatzen groeijen , en van welke,
eenige Schryvers gewag maken, onder den
naam van Ban, Sa f f a f en Zarneb. Zyne bloemen
kómen voor zyne bladeren te voor-
fchyn. Deze bloem is langwerpig, w i t ,
wolachtig en welriekent : zyne bladeren,
die vetachtig en paarlkleurig zyn, overtreffen
die van d e ' gemeene Wilgeboomen in
groote. De Egyptenaren halen de bloemen
o v e r , en trekken ’er dat beroemde hartfter-
kende water u it, dat zy Macahalef noemzn ,
van ’t welk zy gebruik maken om de al te
groote venusluften te bedvyingen. Lemery
zecht, dat de gemeene wilgeboom, zoo veel
overeenkomft met deze Calaf heeft, dat de
Perllaanfche Afgezant die in het jaar 1715»
te Parys was, ’er zorgvuldig de bloemen van
deed vergaderen om dezelve te doen overhalen
, en ’er het water van te drinken, dat hy
als een uitftekent verfrismiddel befchouwden«
C A L M U S ( O p r e c h t e S pecery-
a c h t ig e ) Calamus. aromaticus verus. D it
C c ' is