39° G R O T .
het zyne levensgeeften , en het gebruik van
zyne zinnen weder, zoo ras men het in het
Meer yen Agnano dompelt, ’t geen hier na-
by is , o f dat men het op het gras nederlecht.
Eenige lieden hebben deze dampen voor minerale
dampen aangezien; maar door de proefnemingen
welke den Abt NoJlei op dezelve
gedaan h e e ft, kon hy geen van de eigen-
ichappen in dezelve ontdekken, welke deze
dampen hebben y- dit heeft hem doen
denken dat die van het Honden Hol , deze
fchadelyke uitwerkzelen, alleen voortbren-
ten , en het dier in gevaar van fterven doen
z y n , door het zelfde uitwerkzel te veroorzaken
, ’t geen de waaflem van kokent water
d o e t , wanneer men een dier noodzaakt om
dezelve in te ademen.
De Grot de la Balme verdient gekent te
worden , zoo wel om deszelfs groote , als
om de voortbrengzelen welke z y be v a t, en
■ dm de nieuwsgierigheit welke Francois I. beza
t, om dezelve te doen bezichtigen , wanneer
hy in Dauphiné was; edoch hy gebruikte
’er ongelukkig lieden to e , welke weinig
ftoutmoedigheid bezaaten.en ’er niet anders
-als verdichtzelen van verhaalden. De Heer
Morand befchryft dezelve in zyne Memoires
étrangers , Tom. II. Deze G ro t, is zeeven
uuren van L y o n , in een berg , die zich zeer
Verre uitftrekt. De zamenftremmingen van
verfchillende kleuren en gedaantens , doen
hier een zeer fchoon uitwerkkel. Eenige
welke de gedaante van waterkommen hebben
, en die boven elkanderen geplaatft zyn ,
ontvangen het water ’t geen natuurlyke watervallen
van verfchillende foorten vormt.
Men ziet uit een van de gangen van deze Grot,
een waterftroom voortkoomen , welke zich
onder de aarde verlieft, en aan het begin van
de Grot weder te voorfchyn komt, en zich
in de Rhóne ontlaft.
De Dorp-Priefter van deze Landftreek ondernam,
met eenige zyner Vrienden , om deze
onderaardfche ftroom op te vaaren. Vo lgens
hun verhaal heeft men, op eenige plaat-
zen , naauwelyks water; op andere is het
grondeloos; zomtyds waaren zy genoodzaakt
hunne vaartuigen te dragen ; en op andere
weder zich in dezelve neder te leggen. Na
dat zy dus de uitgeftrektheit van omtrent een
uur opgevaaren hadden , zoo eindigden hunne
fchipvaart aan een ronde en wyde ope-
ning, uit welke het water met groote golven
voortkwam ; het was ongetwyfelt het gerucht
dat het in het nederftorten maakt, ’ t
G R Y P V O G E L .
geen de Onderzoekers van Francois I. fchrik
aan joeg.
De Grot van Befanpon is een groote fpe*»
lonk, welke in een berg uitgeholt i s , die v y f
uuren van Befancon lecht. Verfcheide Me-
morien , welke in die van de Franfche Aka-
demie der Wetenfchappen ingevoegt zyn ,
hebben op een verfchillende wys van deze
Grot gefproken, De Heer CoJJigni heeft ’er
een omftandige befchryving van te zamenge*
f te l t , welke in het eerfte Deel van de Me-
morien die aan deze Akademie aangebooden
zyn , ingevoegt is. De thermometer heeft,
volgens zyne waarneemingen , byna altoos
een bepaalde graad van hoogte , in dit hol ,
welke-een halve graad boven het teken van
vorft is. Men ziet hier dertien o f veertien
pyramiden van y s , welke zeven o f acht voeten
hoogte hebben. Men zecht, dat dit ys
harder als dat der rivieren is ; en men verklaart
dit verfchynzel, met aan te merken ,
dat de nabuurige aarde , en die van het gewe
lf , met een Salpeterachtig , o f natuurlyk
Armoniak zout, vervult is. De verandering
van den thermometer is hier geduurende den
zoomer en winter , van weinig aanbelang ;
hierom heeft men ’er altoo's Ys. Zomtyds
koomt uit deze G ro t, geduurende den winter
, een damp voort, welke een geringe dooi
aanduid.
G R Y P V O G E L . Men heeft dezen naam
aan verfcheide vogelen gegeeven , welke een
ongelooffelyke kracht, en onmatige groote
hebben. De Heer Perrault heeft in de Me-
morien van de Paryfche Akademie: der Wetenfchappen
, de befchryving van twee Gryp-
vogels gegeeven , maar welke hy echter met
de naam van Gieren , beftempelt. Zie dit
vjoort.
Een dezer vogelen , die grooter als een
Arend was, had een vlucht van acht voeten,en
drie en een halve voet lengte: zyne beenen waren
een voet lang; zyne klaauwén zwartachtig;
zyne nagelen zw art; maar noch zoo groot
noch krom als die der Arenden : zyne oogen
Ronden midden in het h o o ft, en om dezelve
was een vel dat van vederen ontbloot was,
en een wrong vormde , gelyk in de Struisvogels.
Zyne tong was hart en kraakbeenig;
zynen bek fmal, en langer als die der Arenden
; de vederen van aen rug en bouten ,
waren rosachtig graauw, en die van de vleugelen
en den Haart zw a r t; de binne zyde der
bouten , de kop en het onderfte gedeelte van
G R Y Z E A M B E R .
denhals, waren geheel wit:hy had aan het beneden
gedeelte van den hals, een kraag , die
uit fmalle vederen , welke drie duimen lengte
, en een witte kleur hadden , was te za-
men geftelt. Men wil dat de vogelspoot,.
welke men in de Schatkamer van de H. Kapel
te Parys bewaart, die van een Grypvogel
is : deze poot is v y f voeten lang, van het uiteinde
van den nagel van de grootfte voorvinger,
tot aan den nagel van de kleine achter
vinger,.
Men ze ch t, dat de Afrikaanfche Grypvo-
gels zeer groot zyn , mogelyk zyn dit een
lbort van Cunturs ,, o f Condors , zie op het
•woort, A r end.
_ G R Y Z E A M B E R , Amhra Grifea., dit
is een ligte, fmeerige, afchverwige, en welriekende
zelfftandigheit) welke met kleine
witte vlakken doorzaait is ; maar welkers
reuk zich noch meer öntzwagteit, wanneer
z y met een weinig muskus en civet vermengt
is , zoo als men dezelve voor de reukwerken
en welriekende wateren'bereid: men kent de
goede Gryze Amber hier aan, d a t, wanneer
men hem met een heeten naald fteekt, hy
een vet en welriekent vocht uitgeeft. De
Gryzen Amber brand en ontvlamt, hy kan
voor een gedeelte in brandewyn opgeloft
worden i maar in een vat op het vuur geplaatft,
fmelt h y , en verandert in een vloei-
baare en goudkleurige harft.
De Natuurkundigen Hemmen met elkanderen
niet overeen , omtrent den aart en oor-
fprong van den Gryzen Amber. Eenige zeggen
, dat het den drek der Walviflchen is ;
andere die van vogelen ; en weder anderen
willen, dat het honing en wafch is , die door
de zon en het zee-zout gekookt en bereid,
word. De Heer Geojfroi denkt dat het een
foórt van Bitumen is , welke uit de ingewanden
der aarde , in het zeewater vloeit : dat.
hy eerft vloeibaar is , en vervolgens verdikt;,
dat ’er zich aan dezelve fchelpen , fteenen,
beenderen , vogels bekken ,. hooningraaten,
en honing vaft kleeven ; het is hierom , dat
men in ’t midden der klompen van verharde
Gryzen Amber , alle deze foorten van onge-
lykflachtige lichamen vint.
De- Gryze Amber vint men op den oever
der z e e , in ftukken welke meer o f min groote
hebben: men vint ’er zelfs zomtyds , die
hondert ponden en meerder weegen zy zyn
gewoonelyk van een rondachtige gedaante ,
welke zy aanneemea wanneer zy in de zee
o f langs de. ftranden 7 voortgerolt worden*.
GUAFFINUM. G U A N A . GUAÖ. 39T
Men vint ’ er veele in de Indiaanfche z e e ,
naby de Molukfche Eilanden. Men verzamelt
ze mede zomtyds op de kuften van Afrika
, en op eenige andere plaatzen. De In-
woonders van de Sambales Eilanden, zoeken
dezelve op een zonderlinge wyze : z y
fpoorén dezelve op den reuk na , gelyk de
jachthonden het wild vervolgen. Na de
ftormwinden , begeven z y zich op de ftranden
; en zoo ’er zich Gryzen Amber bevint,
zoo rieken zy deszelfs reuk. Men heeft zekere
vogelen op deze ftranden , welke zeer
gretig naar den Gryzen Amber zyn , en den-
zelven tot fpyze zoeken.
Schoon deze ftoffe op verfcheide plaatzen
gevonden word , zoo- is het echter een zeldzaam
en koftbaar reukwerk. De Reukwer-
kers maken ’er menigvuldig gebruik van.
Vermits dit foort van Amber een overvloed
van vlugge en vafte olieachtige deelen bevat,
zoo is hy goed om het brein en de maag
te verfterken : hy geeft meer levendigheit
aan de zintuigen. De Oofterlingen maken
’er menigvuldig gebruik van: zy fchatten hem
goed om het leven te verlengen..
G U A F F IN U M . Een groote Brazili-
aanfche Krab , welkers bek zoo wyd is , dat
’ er de voet van een menfch in kan: zy is zeer
goed tot fpyze; vermits zy zich in de hooien
naby de oevers onthoud , zoo is zy veel eerder
een land , als water dier. Wanneer het
dondert, zoo koomen deze krabben uit haare
hooien voort, en maken onderling een zo o
fterk geraas, dat men denken zou, dat zy dat
van den donder overtreffen willen*
G U A N A . Een tweeflachtig dier van
A fr ik a , ’t geen eigenfchappen van de Krokodil
bezit , en weinig meer als vier voeten
lang is. Deszelfs lichaam is zwart, en gevlakt
, zyne oogen zyn rond , en zyn vleefch
mals ; het rand noch de menfchen, noch de
beeften aan , uitgezonden de hoenderen, 011-
* der welke het zomtyds eene groote flachting
aanrecht.
Een menigte Europeaanen welke ’er van
gegeeten hebben, vinden dat deszelfs vleefch,
dat van. het befte gevogelte overtreft.
G U A N A B A N E : dit is den boom, welke
de vrucht voortbrengt, die men OJfenhart
noemt. Zie dit' vjoort..
G U A O : dit is een boom welke inMexi-
ko , en op het Eiland Porto - R ic o , zeer ge