
Een handèlwyze die alle de voordeelen
fchynt te bevatten , die te zanten moeten
loopen ,-j om de Byën wel te doen Hagen,
zelfs in de minft voordeelige landen, is die,
welke de Heer Palteau, in zyne nieuwe w y -
ze om houte Byekorven zamen te Bellen,
opgegeven heeft, gelyk wy zulks in ’t vervolg
zien zullen.
In andere landen keert men de korven; om,,
en berookt de Byën , om zich. van een gedeelte
van haaren arbeid meefter te maken;,
welke-men met een mes wegfnyd. Deze
handelwyze, die wel zoo nadeelig als de
voorgaande niet is heeft echter noch. veel
ongemakken , ’er komen , terwyl men de
korven op deze wys berooft, veele Byën
om; men. vernielt de raaten die met eyeren
bezet z y n , en- zomtyds/vedieft men den ge-
heelen zwerm. Het eenigfte geval in. welke
men de Byën. moet doen fterven, is wanneer
men het getal zyner korven niet vermeerderen
w i l: want zelfs in geval- dat het- lichaam
van den korf te oud is , en dat de tyd dezelve
byna vernielt heeft, o f wanneer de
wafchwormen indiervoegen vermeenigvuldigt
z yn , dat de.rechte eigenaars gereed ftaan om,
hen den zelven over te laten,. zoo kan men
deze Byën in zwakke korven doen overgaan.
Gebruik van den Honing , JVajlh
Maagdéwafcb en Foorwafib..
Wanneer men de Byën van. een gedeelte
van haare honingraten, berooft h e e ft, verbreekt
men dezelve , lecht hen op teene horden,
en plaatft.’ër zuivere vaten onder,; ’er
vloeit dan eene fchoone witte honing uit,
die. hard w o r t ; dit is die geen welke men
Maagden honing noemt.. Vermits al den honing
op deze wys niet uitvloeit, zoo drukt
men dezelve onder de pers verder u it: dezen
tweeden honing is zoo fchoon niet,, om dat
men altoos wormen, o f Byën in den honing
heeft, de pers verplet en mengt hen ’er onder.
Men kan. deze laatfte mede door middel
van een zachte warmte doen uitvloeijen.
De befte w.yze is, dat men de raaten,lang genoeg
op. de horden laat liggen, om. dat den
honing tyd zou hebben, om uit te vloeijen,.
en men voegt hier. op het laatft een zachte
warmte by;. men kan de raaten eindelyk. met
water afwaffehen van ’t welk. men meede
ftookt.
, De honing die in de lente verzamelt is ,
werd hooger. gefchat als die in den zomer
gemaakt word,, en die van den zomer weder
hooger als 'die van den herffi, ’t geen dó of"
de krachten der bloemen veroorzaakt word..
Men verkiert, die van de jonge zwermen me-;
de boven die der ouden.. Men heeft boeren
die, om hunnen honing witter te doen fchy-
nen , ’er bloem van meel o f ftyfzel onder
mengen die zeer fyn gemaakt-is;, anderen
geven met hem op roozemaryn bloemen en
bladeren te doen, trekken , de reuk en fmaak
van den Narbonfchen honing. De kleur
van den witften honing verandert wanneer
hy oud word; den ouden honing is gewoo-
nelyk geel, maar men heeft honing die reeds
geel is , wanneer hy door de Byën in de celletjes
der raaten geplaatft.wort.. Den honing
die op de bloemen der heide' verzamelt word
is al tyd. zeer geel:, hy word. weinig geacht;
die van Sologne, die. op den. boekweit verzamelt
w o r t , is mede weinig in aanzien..
De Heer de Reaumitr heeft groenen honing
in een van zyne korven gezien ;, en. dezen.
honing had een veel aangenamer fmaak als
den gemeenen honing. Dezen doorluchtigen.
Akademift denkt dat deze kleur, die zeer
zeldzaam is-, uit de inwendige gefteltheit
der Byën voortkwam.
Den honing in zelfftandigheit ingenomen,,
is nuttig voor de borft, openende eri zuiverende:
hy is de ademhaling behulpzaam met.
de grove flym. te verdunnen, die zich in de-
pypen van de long verdikt heeft, en bevordert:
de borftzuivering. Den. witten, honing werd.
inwendig gebruikt; de gpele, die fenerper.
i s , werd in de klifteeren gemengt.,. Men.
weet door ondervinding dat den honing, over.
brood geftreken, in welk van het onkruid is
dat men in. Vrankryk Ergpt noemt,..-belet,
dat het geen fchadelyke uitwerkingen op het.
menfchelyk lichaam doet.. Het gebruik van
den honing is niet goed voor drooge en galachtige
temperamenten, om dat hy lichtelyk
opbruifcht.. Men maakt van den-honing ver-
fcheide foorten.van Meede; hy koomt m eens
groot getal zamenftellingen.. De droeiïem is
het gene dat overig b ly ft, na dat men de
wafch. en honing uitgedrukt heeft,, en die
uit de zyde beftaat, die den worm-geiponnen
heeft, en de overblyfzels der popjes.. De
hoeffmits maken ’er, gebruik van voor de:
kneuzingen-van.de zenuwen, der Paarden..
De wafch is weekmakent, verzachtent em
oploffent. Men geeft de wafch, zoo als zy
van de honingraaten koomt, de naam van.
Maagdewafcb. Deze raaten zyn , gelyk w y
gezecht hebben, wanneer zy door de Byën:
genjaakt worden, zeer fchoon w i t : zy verliezen,
liezen deze kleur en leveren een geele wafch
uit, die men tot haare eerfte witheit weder
brengt, met haar te laaten fmelten, en haar
hy herhalingen tot plaatjes te brengen, die
dunner als lint z yn , en met haar meenigma-
len geduurende verfcheide maanden voor den
daauw bloot te ftellen. Wannéér men de
wafch fmelt, doet men ’er kriftal van wyn-
fteen b y , ’t geen haar klaar doet worden,
en haare witheit volmaakter en luifterryker
maakt, De fraaifte witte wafch koomt uit
Bretagne en Anjou. Men fchat de wafch
yan bologne hooger als die van Beauce o f
uit het Gatinoifche. ,
Korl-wafch is witte wafch, die geftnolten
en met roedjes geflagen word.
De wafch word weinig Inwendig gebruikt,
ter oorzake van haare kleverigheit: zy is den
.grondflag van byna alle zalven, die meiriirdc
■ Heelkonft gebruikt.
Men heeft wafch die gekleurt is door de
inmengzels, die men ’er in doet. Dus is de
groene .wafch, die door den olie van terpen-
tyn zacht gemaakt is , cn met fpaanfch groen
gekleurt word. De roode wafch , die met
orcanette o f vermiljoen gekleurt word ; zy
dient tot zegelwafch. De wafch om te was-
fchch , dit - is wafch die geftnolten zynde,
met vet pik gemengt word. De Tapytwevers
bedienen ’er zich van om hunne tyken te
waffehen.
De voor wafch dient om de het ryp worden
van zweeren te bevorderen ; deszelfs rook
door middel van een trechter ontvangen, terwy
l men ’er ftukjes van op glimmende kooien
werpt, verzacht den droogen en verouderden
hoeft.
Korven der Byën.
Men heeft korven van verfcheide gedaan-
■ tens en yan verfchillende ftoffen, volgens de
verfchillende landen. De eene zyn niets anders
als een gedeelte van een holle ftam van
een boom ; andere zyn van teen, o f ander
buigzaam hout zamengeftelt; andere van gevlochten
ftro o : zy komen byna alle in gedaante
met een klok overeen.. Die van rogge
ftroo zyn de befte , vermits zy bekwaam zyn
óm de Bycn voor de ftrenge koude in den
winter, en tegen de zwaare hitte in den zomer
te befchutten ; in landen in welke de
kork gemeen is , maakt men uitmuntende
Byekorven van de fchors van de kork. Deze
eenvoudige woonplaatzenzyn voldoende voor
haar.
De weetluft om de Byën in alle haare werken
na te fpooreu, heeft de korven met glazen
doen uitdenken. Plinius verhaalt, dat
een Romeinfch Raadsheer ’er van het door-
fchynentfte hoorn deet maken. Een Bye-
korf met glazen bied, ieder uur van den dach
en byna m alle jaargetyden, een vermakelyk
fchouwfpel aan, dat een groote meenigte verandering
heeft.
_ De Heer Palteau geeft, in,een Werk ge-
titelt Nieuwe wyze om Byekorven van bout te
maken, de befchryving van een nieuw foort
yan Byekorf, die alle de voordeelen fchynt
te vereenigen die noodig zyn om de Byën te
bewaaren, te verzorgen, te vermeerderen en
te berooven, zonder het ongemak om haar te
doen fterven o f te verzwakken: zie hier een
geringe fchets van dezen, nieuwen korf.
Hy is uit een foort van vierkante doozen
zamengeftelt, die drie duimen hoog en een voet
in ’t vierkant zyn , en noch bodem noch dek-
zel hebben: men neemt ’er zoo veel men wil
tot een korf; waar door men hem, naar zulks
vereifcht word , groot o f klein maken kan.
Het bovenfte gedeelte is met kleine plankjes
bedekt, die tot een dekzel verftrekkèn : de
korf werd door een houte bak onderfteunt,
die in het midden een opening heeft: men
voegt ’er een foort van kleine laade b y , door
middel van welke men de Byën honing geeft
wanneer zy die noodig,hebben, zonder haar
ceningzins te yerftooren: men maakt aan de
opening, die in het onderfte ftuk van den
korf is , een foort van doorluchtig traliewerk
van paardehair vaft, om haar verfche lucht'
te konnen verfchaffen. Wanneer men w i l,
kan men haar dus mede doormiddel van hee-
ten aifchen verwarmen. Deze doozen o f
bakken werden Ferboogingen Ilaujjes j).genaam
t ; en eenige dezer vereenigt en onder
elkanderen geplaatft, maken den korf u it:
■ zy werden door een groqtere bak bedekt die
een kap heeft om het water te doen af-
vlüeijen; en aan de voorzyde is een ronde
opening, in welke men vier foorten van
plankjes vaftmaken kan, van welke het eene
geheel open is , ep in den tyd van dienft is
wanneer de Byën fterk arbeiden, het andere
is met een boogswyze opening, om de be-
rooving o f plondering voor te komen ; het
derde is met gaaten doorboort, om de Byën
opgefloten te houden, zonder haar echter
van den invloed der lucht te berooven; en
het laatfte is geheel toe om de Byën volftrekt
pp te fluiten.
A a 2 Deze