
H A AG A P PE LBO OM . HAAGBE ZIE. H A A G D I S .
HAAGAPPEWOOMj^to», dit
is een klein boompje dat uit Provence
oorfpronkelyk is : deszelfs bloemen gelyken
belletjes : -op de bloemen volgen ronde en
lapachtige bezien ; zyne bladeren gelyken
vry wel naar die-van de Laainvrier , zyri
beurtelingsch geplaauffi , en getant: deszelfs
Vruchten werden zamentrekkende gefchat.
H A A G B E Z I E , dit ia de vrucht welke
op de Eglantier-roos volgt, zie op het woort
Wilde Roofenboom , achter het artikel R CLOSE
N.B OOM..
H A A G D I S , Lacertus. Onder deze gei.
flachtnaam, begrypt men alle de halfflachtige
dieren, welke een overeenkomstige.gedaan te
met de Krokodillen hebben ; gelyk de' A lle-
gators , Geeszelftaarten , Kamelons , Salamanders
, de vliegende HaagdiiTen- o f Draaien
, de Seps , Schinks , enz. Men .onder-
fcheid de HaagdiiTen. volgens de gedaante van
haaren kop en ftaart,. gelyk men. uit de vef-
■ gelyking van de gemeene HaagdiiTen met de
Salmanders- zien kan. Eenige hebben een
gladde rug, daar in tegendeel die van anderen
gelyk een kam getant is. Men heeft land en
water Haagdiflèn; dat is te zeggen., zulke die
niet onverichillig op het land., o f in het water
leven. Alle hebben zy dè pooten -gevingert
, en haare wyfjes bewaaren de eijeren
welke zy ontvangen hebben, in haar lichaam.
W y zullen hier maar alleen een naamlyft van-
de bekendtfte HaagdiiTen opgeeven , vermits
wy.van ieder, in ’t byzonder op hunne artikelen
fpreekên.
De zeer groote Amerikaanfehe Haagdis ,
van de Latiniften Caudiverbera genaamt, om
dat z y geftadig den ftaart b e w e e g t i s met
dunne fchubben bedekt: dit is eenföortvan
geeszelende Haagdis.. Men heeft noch een
andere groote Haagdis in Amerika, welke,
door de Franfchen, Sauvegarde, genoemt
w o rd t, ’t geen Wachter o f W aarfchouwer,.
betekent.. Zie S a u v e g a r d e .
In deze zelfde verdeeling van HaagdiiTen
met dunne fchubben, plaatzen eenige Schry-
wers de Tilcuetz-pallin , van Nieuw Spanje,
dc-Tecuixim ■, de Argus Haagdis , de Gety-
ger.de Haagdis van Amerika , en die van Cy-
Ën'jWelkers.ftaart gevorkt.is,, zie A sc.a i .a--
e o s ; de geftarde Haagdis , van het Eiland,
St. Euftatius , de Ameira van Suriname , de
Tamapera van het land der Amazoonen , der
rofle Haagdis van de Rio de Janeïro, de Ta-
raguira en de Tecunhana van Bayak in Bra-
z i l ; de blaauwe Haagdis van Guinee, de-
zwartachtige Haagdis van Amboina, en - de-
Tamacolyn van Nieuw Spanje. De andere-
bekentfte fooften van HaagdiiTen , z-yn de-
Quelszpales. van Brazil, welker ftaart geringe
en doofnachtigis;de Cutez-pallin van Mexi—
k o ; de Taraguico - aicuraba van Brazil, w elkers
ftaart met fyne vierkante fchubben bedekt
is ; de Tatalec van Virginië ; de Tupi-
nambis van Amerika., zie S a u v e g a r d e -
en T e j u g u a c u ; de Leguaan van Amerika;
de Sola-ager van C ylon; de Galeotes van A —
rabië-;. de Draak Ophiomachus van Brazil ,
welke een kamswyze kuif heeft; de Tecöixin
van Mexiko; de Senembi der Indië ;• de Ha—
1-iaca o f Zon van Amerika, enz.
De HaagdiiTen welke- naar de Salamanders-
gelyken door de gedaante van den kop , en
door haare dikke en vleezige tong , kobmen1
in de gedaante van het lichaam, ftaart en pooten
, met de gemeene HaagdiiTen overeen: z y
z-yn eijerbarent, dat is te zeggen, dat zy w e -
zentlyke eijeren leggen.; dusdanige' zyn de
Ameira van Nieuw Spanje-, de Salamander
Kamelon van Amboina , en de Tapayakin valide
Kaap de Goede Plooj?..
Befchryving van de gemeene Haagdis.
De G r a a u w e . o f G em e e n e H a a g d
i s , Lacertus Terreflris-, is gewoonelyk v y f
duimen lang, en een halve duim breed; haaren
kop is driekant,, platachtig, en met br*e—
de fchubben bedekt: haaren bek- is ftómp, en
eirond ;, de. oogen zyn levendig., en werden
door de oogleden bedekt; de ooren, die aan
het achterfte gedeelte Van het hooft geplaatft.
zyn , zyn rond en wél geopent; de bek is
groot, uit twee kaken zamengeftelt die met
fyne tanden ge wapent zyn , welke eenigzins-
een boogachtige gedaante hebben:. vier pooten
welke handen met v y f vingeren verbeelden
, en met kleine kromme nagelen ge wapent
zyn : het gebeele oppergedeelte van het
lichaam heeft een afchverwige graauwe kleur,,
die aan de zyden fraai gefchakeert, en met.
een huit bedekt i s ,, welke fchoone fchubbem
heeft:;
H A A G D I S . H A A G D I S . 3 97
heeft: het onderfte van den hals is , by wyze
van een monniks kap gevórmt, en heeft een
goudverwige en blinkende kleur ; de buik is
blaauwachtig groen, en met vierkante fchub-
- ben bedekt, welke grooter zyn als die welke
het opperfte gedeelte van het lichaam bedekten
: de aars is vry groot, en een weinig
achter de achterfte pooten geplaatft, de ftaart
fs rond, heeft de lengte van het lichaam, en
eindigt in een punt: en de tong is rondachtig,
Vry lang en p la t, en aan het einde in twee
dcele-n gefcheiden,
Redi ze ch t, dat alle de mannetjes HaagdiiTen
het teéldecl dubbelt, gelyk de Slangen
hebben, en zelfs zomryds gevorkt. Men
heeft ’er zelfs die een twee en drievoudigen
ftaart hébben ; eenige Indiaanen gelooven ,
dat de ontmoeting van diergëlyke Haagdis-
fen , een zeker voorteken van een aannaderen;
geluk is.
- Men heeft bevonden dat dit dier weinig o f
niets, gedUurende den winter, -e e t; en dat
het acht maanden leeven kan , zonder eenig
voedzel te gebruiken, ’t geen het met de Adders
gemeen heeft , welke dus tien maanden
leeven , en met de Schildpadden welke het
achtien maanden zónder voedzel uithouden.
De Kameleons en Slakken, konnen zeer lang
zonder fpy-zé leeven.
De Haagdis is een gemeen en- nuttig dier
in de warme landen , alwaar het een zeer
groot getal vliegen , en andere laftige infec-
ten verflind , welke zich hier op een verbazende
wyze vermenigvuldigen. Dit dierlecht
zyne eijeren in de oude vervalle gebouwen,
.alwaar het zich zelfs geduurende den winter
verbergt, de hitte der lucht is alleen genoeg
om de eijeren uit te broeden. De oorzaak
van de fplyting van den ftaart der Haagdis-
fen, fcbynt een groote overeerikomft met de
weder - voortkoomende kracht van de poly-
pen te hebben; echter kan deze fplyting door
de fteenen veroorzaakt worden , welke met
öp den ftaart van deze dieren te vallen, den-
zelven in twee o f drie deelen doen iplyten:
de gewervelde ftaart is den waaren, en den
ouden ftaart, die eeene welke geen beenachtige
o f kraakbeemge wervelen heeft , maar
een foort van pees, is de nieuwe ftaart,welke
veel zachter en. minder breukig is.
De Heer Needbam , heeft in zyne Nieuwe
Mikroscopifche Waarnemingen, een afzonder-
lyk hoofdftuk over de tong der HaagdiiTen
geplaatft., waar van het ons toefchynt, dat
het nuttig i s , hier een kort uittrekzel in te
voegen.. De tong,van- dit dien', is geyorkt,.
het fchiet dezelve met fnelheit uit : wanneer
zy door het microscoop befchouwt w o rd ,
fchynt zy gelyk een zaag getant te zyn : dit
is de Haagdis van nut om haaren prooi te behouden
, welke om dat zy gevleugelt is , haar
anders ligtelyk ontfnappen zou. Men heeft
’er een afbeelding van bygevoegt, welke
naar een tong getekent is , die men tuflchen-
twee ftukjes glas geperft , en gedroogt had ,
om haar doorfchynender te maaken, en om
de tanden te noodzaken zich te verwonen!
want men ziet dezelve niet wanneer het dier
dood is , zy liggen plat tegens de zyden van
de tong , en het is waarfchynelyk , dat het
dezelve naar zynen w il kan doen voortkoo-
men , en te rug wyken.
De graauwe haagdiflèn veranderen twee
maaien' des jaars van h u it, te weeten in de
lente, en in den herfft, op dezelve wyze als
de flangen : zy verwarmen zich gaarne in de
zonneftraalen: dit is mogelyk de reden, waarom
zy in de warme landen gemeender als in
de koude zyn. Des winters zyn z y gewoonelyk
verftyft: in het begin van de lente be-
koomen zy weder, en paaren in het begin van
April ; by de paaring ftrengelen zy zich te
zaamen, indiervoègen, dat zy maar een
lichaam met twee hoofden gelyken, gelyk de
flangen in een diergelyke gelegentheid doen;
vervolgens gaan zy haare eijeren in de aarde,
aan den voet der muuren léggen, welke naar
het zuiden zien-, en. alwaar de hitte genoeg'
is ■> gelyk w y gezecht hebben, om hen ten
einde van een zekere tyd te doen uithoornen.
Z y voeden zich met vliegen , mieren, krekels
, fprinkhaanen ,. en voor al met aardwormen.
Hoe warmer de lucht is , hoe vlugger
zy z y n ; zy looperi zeer fncl, en fchy-
nen de tegenwoordigheid der menfehen te
beminnen : hier ulit is het vooregekoomen ,
dat de Ouden, de Haagdis, Menfcben vriend,
en vyand der flangen , genoemt hebben. De
haagdiflèn lekken met vermaak het fpeekzel.
der kinderen , en werden zomtyds gemeenzaam
: men kan ze ftrafteloos en zonder gevaar
behandelen.
De G R OE N e H A A g D i s , Lacertus Viri-
der: gelykt naar de Graauwe, maar zy is
twee o f drie maaien grooter; het geheele oppergedeelte
van haar lichaam, is van een blinkende
groene kleur , die aangenaam aan het
oog is : zy onthoud zich in haagen , ftruiken
en in de heiden ; zomtyds yerfchrikt zy de
voorbygangers door het gerucht dat zy
maakt, met op een fchielyke wys door de
drooge.bladeren te ioopen , "waar na z y eens-
Hd.d.3. klap,*