
deeling o f barfling van deze Rotzen, rechtly-
nig o f fchuins is ; zoo moet de fchilverachtige
rotshoorn zich in deze gefleltheid bevinden ,
en dit is in der daad het geene dat men waarneemt.
De fpathachtige rotzen, hetGranit,
Porfir, de zandachtige rotzen, en.in ’t algemeen
alle dezamengeflelderotzfleenen, moer
ten als. nieuwe voortbrengzelen befchouwt
worden; dat is te zeggen, dat zy tot de nieuwe
aarde behoorem, Zie A a r d ,e.~
H O P , H o p p e o f H o ppEKRü i -d , L a -
palus. Een Slangswyze en zeer koflbaare
plant, die een ieder bekent is ; haare wortelen
zyn dun,, en flingeren zich door elkande--
ren. Uit dezelve koomen zwakke ranken
voort , welke zeer lang ,. gekronkelt, wollig
en ruuw zyn ; ,z y omvangen de Hokken
en planten, langs- welke zy opklimmen; haa—
re bladeren welke bitter zyn , koomen twee
aan twee uit de knoopen voort , Haan tegen
elkanderèn over, zyn ruuw en. gemeen elyk.
in drie o f v y f deelen ingefneeden r en. aan
vry lange fleelen vaflgehecht..: Het foort dat
bloemen , draagt brengt geen zaad v o o r t, en
dat fï geen het zaad voortbréngt, heeft geen
helmflyltjes.. De bloemen koomen op de
mannetjes planten , uit den fchoot der blade--
ren mart ;.zy zyn in troffen by een gefchikt,.
gelyk.die der hennip, bleek, zonder bloembladen',.,
uit verfcheide helmllyltjes ,. en een
vyfblacüge kelk , zamengeflelt :• zy zyn onvruchtbaar.
Het wyfjes foort draagt vruchten
,... welke naar pynappelen gelyken, zyzyn
uit verfcheide vliesachtige fchubben zaraen ge—
Helt y. die bleek ,. geélachtig ,. en op een _gemeen
e fpil vaflgehecht zyn , uit derzeiver.
fchoot koomen kleine platachtige , roffe;
en bittere zaaden voort, welke een lookrcuk
hebben , en in een vliesaohtig kapje bevat zyn. .
Deze plant is zeer gemeen in verfchillende
Handen ,. en groeit in de heggen , en in de.
weiden. Jn Engeland, Duitfchland, en Vlaanderen,
zaait en kweekt men de Hop met grootte
zorgvuldigheit , en veel kollen aan : men
onderfchraagt haar met Hokken o f Haken,,
op dezelve wys als'de wynflokkem
De Hop bemint een vochtige grond., dié
vet en wel gemefl, en niet Heenachtig is: men
moet dezelve in het begin van dén winter omploegen
-, en op deszelfs einde gaten maaken,
die omtrent een voet diepte , en zoo veel'
lengte en breedte hebben*; omtrent liet einde-
van Maart, vult men deze gaaten met mifl,,
die der varkens is hier toe zeer goed. Het
volgende 3aar., , wanneer de Hop ter hoogte
van een voet opgefchooten i s , fleekt mem
kleine Hokken in de aarde, eindelyk Hrooit.
men nieuwe aarde om de plant ; .in de maandi
Mei doet men een derde omfpkiïng: omtrent.
de maand December plaatfl. men een halve -
voetmift op iedere plant * men fpit de aarde,
om en delft de. mifl onder... In Maart, fpit.
men nogmaals ,, en in. het 'einde, van déze-
maand 1'noeit men de plant ^ dat is, te zeggen,
dat men al h e t‘oude hout tot aan het hart van
de plant affnyd ; in April , fleekt men naait.
iedere Hopplant een Hok van wit hout in de
aarde ,„.en mén bind de ranken met goed gaa—
ren hier aan vafl ; in September o f wanneer
z y geel begint te worden ,..’t. geen derzeiver
rypheit te. kennen geeft,, fnyd men met de-
fikkel, de ranken twee voeten, boven de aai--
de a f,, hier na doet men ’er de vruchten af
maar het is zeldzaam voor het derde jaar
dat men veel van de voortbrengzelen van deze
plant hoopen .kan.,
In den zoomer valt ’èr met het opgaan van
de zon,. en wel op die tyd , wanneer de Hop |
bloeit, een zeekere-honingachtige en meel—
achtige daauw , hy doet de" bladeren droogem
en omkoomen', en verwoefl. den. geheelen-.
oogfl. Om deze fchadelyke uitwerkzelen^
voortekoomen , moet men Hraks alle de bla—
dieren vairde Hop afplukken , want het zaad ,
fchiet andere bladeren u it; door. dit middel,
behoud men zomtyds twee derde,„van de-
gewoone inzameling».. ;•
- Deze gcheele. plant werd fchooner door de
aankweekiiig,. haare aireh die met de bloemen
bezet zyn , haare fchubben en haare zaa--
den. werden groo ter ; haare airen,. welke wy
by .de Pynappelen vergeleeken hebben , en .
die mén dikwyls, edoch ten onrechte , bloe- •
men noemt, werden in de maandenAuguflus
en September, ihgezameltmen droogt dezelve
in éreh oven ,. welke hier toe vervaardigt
w o rd d o e t haar in zakken, verkoopt ze -
in dezen Haat, en men gebruikt haar om bier
te brouwen-. Men eet de jonge uitfpruitzels -
van den Hop , welke, in ’t begin van de lente -
te voorfchyn koomen : men kookt hen in
water gelyk. afpergién , en eetze op dezelve -,
wy ze : zy zuiveren het bloed. Haare bladeren
en wortelen , zyn in de Genéeskonfl van|
gebruik; de verfche vruchten hebben een aan*-
genaame reuk, en bevatten een vetachtige
harflachtige.,. en fpeceryachtige Hoffe ,.die -
het grondbeginsel van haare reuk enhitterheit-:
fchynt te zyn.
Een ieder weet wat gebruik men van de. -.
Hop m a a k tom het bier te bereiden , oms
é-atic
’HOPPE.
het niet zuur zou worden , o f niet verderven;
zy beletten, doof hun vlug zout, en
■ fpeceryachtigen o lie , dat het geen kalkachti-
.ge fmaak verkrygt: en verdunnen deszelfs ly-
•merigheit, en zetten • dezelve door de wjter-
■ loozing af: de hop maakt het bier zeer bitter,
maar dit verdwynt langzaamerhand , en het
■ bier word hier door krachtiger en wynachtigef.
Men befchouwt het bier dat met Hop gei
‘brouwen is j als het gezondfte en het finafé-
■ lykfte ; het is veel afzettender, verfterkt de
maag meer , en is de verteering meer behulpzaam;
echter ffiygt het meer naar het hooft,
verwekt dronkenfehap -, en loomigheit-, en
zelf het ongemak , dat men de nagtmerrie
noemt. Deze uitwerkzelen zyn des te fter-
kerhoe meer hoeveelheit Hop in het bier gebruikt
i s , en hoe bitterer het is : voor ?t overige
, brengt den aart van de Hop hier mede
veel toe, vermits die geene Welke van Ifenac in
fhurmge koomt van een brandende bitterheit
is , in plaats dat de Brunswykfche Hop veel
zagter is : men wil dat het bier ’t geen met
Hop gebrouwen is , de fmerten van die geene
vvelfce de iteen hebben , doet verheffen ; in
-plaats nat de A jl o f Ale een foort van En-
gelfche bier, in welk geen Hop koomt dezelve
verzagt : de volken welke gebruik van
‘het bier maaken dat met Hop gebrouwen word
zyn de wettige rechters, om dit gefchil te ie -
. Hechten.
De bladeren, vruchten, en jonge fcheuten
van de Hop , zyn afzettende , zeer goed om
de veriloppingen van de mild weg te neemen
en den buik te zuiveren : deze middelen zyn
mede nuttig tegens-het fcorbut en de gebree-
Ken der huit; uitwendig opgelecht , zyn zy
zeer goed in de ontwrichting , tegens de flym-
achtige gezwellen, de kneuzingen , en aanvallen
der jicht,
H O P P E , Upupa. Dit is een zeer fchoo-
ne trekvogel, wiens kop met een kam o f kuif
verziert i s , en om zyn gcfchreeuw , dus ge-
naamt word. De Hoppe weegt omtrent drie
oneen, hy heeft van de punt van den bek tot
■ aan het uiteinde van den 1 taart, een voet
lengte ; zyne vlucht beflaat een en een halve
voet uitgeftrektheit, zyn bek is twee duimen
lang ; zw art, fpits en eenigzins gewelft ; de
-regenboog van zyn oog is van een haazenoo--
te'kleur; zyn kop is met een fchoone kuif
verzien, die byna twee duimen hoog, en uit
een dubbele rei kleine vederen zamen >eftelt
IS, welkers kleur ros is , dat op het zwart en
feutanje bruin trekt, en welke hy op kan
h o p p e . w
zetten , o f nederliggen , naar zytl begeerte,
De gedaante van het lichaam van dezen va-,’
g e l, heeft overeenkomft met die van de Pluvier
; de hals is bleek , rosachtig , de borib
w i t , met zwarte ftreepen gefchakeert , de
ftaart is vier duimen, lang, zw a r t, met witte
en vaalronde vlakken gemengelt, de fluit
w it , de vederen van de fchouwderen met wit
en zwart gefchakeert, zoo ook de vleugelen-
de beenen zyn kort , maar de voeten vrv
groot. ■*
. W y hebben deze vogelen vry menigvuldig
m den Elzas opgemerkt, als mede in den om-
trek van Keule en Frankfort, wy hebben hen
zelfs tuüchen Londen en Edenburg gezien ,
-Choon turner ze ch t, dat men ze nooit in
Engeland ziet. Dezen vogel., is niet zeer
w i ld ; wanneer men hem langs de groote
weegen z ie t , zoo toont hy zich niet -fchumv
op het gezicht der menfehen : hy zet zich
doorgaans op de aarde neder. Anftoteles wil.
dat de Hoppe zynen nefl: van drek en voor-
namentlyk van menfehen drek te zaamen ftelt
met welke hy dezelve in het ronde, by wyzS
van ilyk beftrykt; hy maakt dezelve in holle
boomen : en lecht doorgaans vier -afchgraau-
we eijeren. Men ziet de Hoppe -zeldzaam
anders als in den zoomer-, want zoo ras zv
hunne jongen groot gebracht hebben , begee-
zy zich-naar warme landen , alwaar zy zich
geduuiende den winter ophouden; zy Ipreeken
al zmgende.put.put uit , en fchoon hunne Hein.
zeer lchor i s , zoo hoort men hen echter
zeer verre ; hunne vlucht is vry luchtig , en
laag ; zy Haan de lucht met hunne vleugelen
op de wyze der ‘Kiewitten : jiun Vleefch is
niet zeer goed 0:11 te eeten : Aldrovimdus
zecht, dat hy dikwyls rin Italië de Hoppen
op de markten te koop gezien heeft.
De Hoppe voed zich met wormen , knoppen
der boomen , rupzen , en kleine torren ;
hy begeeft zich naar de eenzame plaatzen in
cle bollen; echter maakt men hen gemakkelyk
tam, maar hiinnen gang is niet bevallig. Het
is vermakélyk om te zien , wanneer hy -mak
js , hoe hy zich met de vleugelen uitfpreid,
yoor het/vuur nederlecht, en zyne ichoone
Ruif laat fpeelen •: hy vervolgt meede de vlie-
gen en de muizen. De kleur van zyne vederen
verandert een. Weinig-, geduurende den
■ zoomer: eenige Schryvers hebben dezen vogel
, om'zyiie levenswyze en het voedzel dat
hy gébruikt, Bwmfnep , o f Stront en Stink-
■baan, genoemr.
Aldrovimdus , begeerig zynde om te wee-
Nnn°a ™ “ iddel cie HoPPe zyne kuif naaf
zy