
26a DOOLHOF. D O O RN A CH : BREM.
H y heeft vry groote ooren die kaal zyn, kleine
tanden, en een breede tong; armen, handen,
beenen en voeten gelyk de menfchen;
kleine nagelen die afgefneden fchynen; zyne
achterfte pooten hebben een hiel en zeer
lange nagelen. De hairen van zynen rug zyn
minder met rood gefchakeert als die van den
kop; maar van de kin tot aan den buik, onder
de armen, en de inwendige deelen van
de dyen zyn geheel naakt; de buite zydeü
van de dyen , de beenen en lendenen zyn
met weinig hairen b e ze t, die helder geel
zyn : zynen Raart is lang en vry dik. Dé
wyfjes hebben twee borften, die naar die der
vrouwen gelyken.
D O O L H O F , Labyrintbus, dit ia een
foort van flak die men in de moeraden, o f
rivieren o f flooten vind: haare fchelp is donker
graauw, plat, en heeft aan de bovenzyde
de gedaante van een- n avel, en vier ronde
openingen. De Rrepen die langs en dwars
over dezelve loopen, zyn fmal en verheven.
Zie bet artikel S l a k .
D O O R N A C H T I G E B R E M , Ge;-
tjifia fpartium. De Doornachtige Brem is
mede onder den naam van Zee-biezen bekent;
zy draagt in Bretagne de naam van Landes,
en die van Brusque in Provenee. Dit heestergewas
is altoos groen , en brengt geele
peulswyze bloemen voort. Het is van de
Brem door zyne doornen, en dóór zyne peulen,
die veel korter zyn , onderfcheiden. De
Reelen van dit foort van Brem zyn met kleine
eironde blaadjes, en lange groene doornen
bezet, uit welke andere voortkomen die
veel kleinder z yn , welke weder met noch
kleinder doornen bezet zyn.
In Normandië , en in een gedeelte van
Poit.ou en Bretagne, bezaait men ’er geheele
velden mede, om dat op deze plaatzen, alwaar
het hout zeer zeldzaam is , men *er tak-
keboflen van maakt, om de ovens te Roken
en om kalk te branden; in Provenee bedient
men ’er zich van om de zeefcheepen te kal-
faten: men zaait het te gelyk met den haver
en zomer tarw, en men wil dat deze heefler
de aarde niet uitput. Men maakt van deze
Brem, in de landen in welke zy natuurlyk
groeit, gebruik om het vee te voeden, wanneer
het andere voeder fchaars is ; hier toe
dorfcht men de Brem om de doornen te verbreken
, wanneer het vee dezelve met graagte
eet. In Bretagne laat men dezelve rotten,
wanneer zy een goede mefting uitlevert: ör
DOORN: HOUT V A N D E A N T IL : E IL f
anders Rrooit men ze wanneer z y gedroogt
is , met handen vol achter een op het lana;
hier na Reekt men ze in brand, en ’er kpomt
een zoute affche uit vo o r t, die zeer goedé
uitwerkzelen doet in de grond in welke men
dezelve door middel van de ploeg vermengt.
D O O R N A CH T IG HOU T V A N D E
A N T I L L I S C H E E I L A N D E N . Dit
hout koomt voort van de grootRe boómén
van dit land, maar is mede het zachtfte van
alle houten, hierom heeft men het de naam
van HoUandfcbe kaas gegeven. Deze boom
groeit , volgens het verhaal van den Vader
du Tertre, met een verbazende fpoed : wanneer
men een Rok die de dikte van een arm
heeft, in goede aarde Reekt, zoo heeft hy-
in vier jaaren de hoogte van onze gróote Ei-
keboomen , en twee mannen konnen hem
naauwlyks omvademen ; dezen boom moet
noodzakelyk zeer zacht hout hebben , vermits,
gelyk w y op het woord Hout zullen
aanwyzen, ’er een evenredigheit is tuffehen
de hardheit van het hout en de duuring van
deszelfs aanwas. Zyne fchors is groen en
dik, en met een groot getal doornen bezet.
Zyne talryke bladeren, welke naar die van
- den Maniok gelyken, verfchaffen een aangename
fchaduwe.
Het is een aanmerkenswaardige zaak, dat
h y , voor dat zyne bladeren te voorfchyn komen,
zyne vruchten geeft, dat een foort van
kleine kalabaiïen z yn , die dé groote van een
ei hebben, en een vinger lang zyn; deze zyn
geheel met een foort van graauwachtig bruin
katoen vervult, dat zoo zacht als zyde is*
Schoon men het zelve veronachtzaamt, zoo
denk ik echter, zeeht den Vader du Tertre,
dat men ’er zich ten minRen van bedienen
kon om matraflen te maken.
Op jde Antillifche Eilanden groeit noch
een foort van doorn achtige heeRer, welkers
fchors uitwendig zwartachtig is , zyn hout,
is van een fchoone geele kleur, en geeft gelyk
de fafraan o f rabarber een geele kleur
uit. De Wilden maken gebruik van een af-
kookzel van het ze lve , om de verouderde
zweeren te genezen.
D O O R N - A P P E L , Stramonium , feil
JSfux metella. Deze plant, die een foort van
Datura i s , werd mede nogh van fommige
Tovenaarskruid o f Duivelskruid, o f Kruid
voor de Mollen genaamt. Z y groeit zomtyds
zonder aankweeking in vette aarde, op de
velden o f ilaby de huizen: men kweekt dezelve
D O O R N - A P P E L . D O O R N - A P P E L .
zélve gewöonelyk in de tuinen van de Liefhebbers
der planten aan. Haaren wortel is
dik, w it , vezelachtig, houtachtig, en duurt
maar een jaar : hy fchiet. een Reel uit die-
drie-ofvier voeten hoog, getakt, en zoo dik
ais een vinger is. Haare bladeren , die een
RèrkeT - Rinkehde en verdoovende reuk van
zich geven, zyn breed, hoekig, éfl gelyken
vry wel naar die der Nachtfchade, zy zyn
-aan de randen gékronkelt, en aan lange,
Zachte , fmerige en donker groene Reelen
vaRgehéchtf' Haare bloem is een groote witte
klok, die, inzekervoegen, naar een drinkglas
gelykt; en een dofmakende reuk heeft.
Op deze bloem volgt een vrucht, die de
gróote van een groote noot heeft, byna rond
is , en in ft ronde met korte, dikke, en niet
zeer Rekende punten omzet is; deze opent
zich, wanneer zy ryp is , in vier gelyke deelen
, die door vliesachtige affchutzels van el-
kanderen gefcheiden 'zyn , aan welke ver-
fcheide zwarte zaden vaRgehecht zyn , die
eenigzins plat zyn, de gedaante van een kleine
nier hebben , en eenen onaangenamen
finaak : men noemt deze vrucht Nux metella
De Vervolgers van de Mat. Medic van de
Heer Geofroï zeggen,, dat deDoorn-appeleen
der zonderlingRe planten'van de GeneeskonR
i s ; dat het zelfs te wetifchen w a s , o f dat
haare eigenfehappen onbekent waren, o f dat
men geen lieden vond die zoo boosaardig
waren om haar tot kwade óógmerken te gebruiken:
wy hebben, zeggen z y , zeer veel
planten die in haar plaats gébruikt konnen
worden , in gevallen in welke zy nuttig is.,
én men zou haar gebruik en het misbruik ver-
myden dat men ’ er in die gevallen van maakt
in wélke zy fchadelyk is. Deze geheele plant
is verdoovende en dofmakende onze Schry-
vers willen dat derzelver inwendig gebruik
volRrekt verboden z y , om dat zy verdrietige
toévallen veroorzaakt, als brakingen, zinne-
loosheit, bezwyming , koude zweetingen ,
Ruiptrekkingen, en eindelyk de dood., wanneer
men niet fpoedig hulpmiddelen aan went.
De hulpmiddelen tegen dit foort van vergift,
dat het bloed doet, Rremmen zyn het gébruik
der vlugge zouten, de theriakel, braakmiddelen
, enz. Men vind in- de Rphemerides
'van Duitsland, twee voorbeelden, en waarnemingen
over deze plant wanneer zy inwendig
gebruikt was.
en Garet zeggen dat de Lichtekooijen
én Struikroovers die geene welke het ongeluk
hebben van. in derzelver handen te va1-
één half vierendeel loots. van dit zaad
2Ö3S
tot poeder- gebracht, met eenig aangenaam
vocht ingeven , om zich van hunne zinne-
lóosheit te konnen bevoordeelen ; echter
hebben de Geneesheeren ’er éenige bereidingen
van, in zommïge gevallen,, goedgekeurt.
De Heer Storck, wiens ervarentheit in de
beoefenende geneeskonR wy reets meermalen
geroemt hebben Q zie op de artikelen B i l -
s en k r u id en D o l l e K e r v e l ) heeft
zyn eigen leven wel willen in gevaar Rellen
voor dathy dit middel aan de zieken bezocht.
Zie hier de uitkomRen zyner proefnemingen.
•
. Den 23 Juny 1,760. wreef hy tuuchen zyne
vingeren de bladeren van den Reel van deze
plant, groen z y n d e e n rook aan dezelve
verfcheide malen : hy wierd inderdaad een
onaangenamen reuk gewaar, die hem begeerte
tot braking veroorzaakten. Weinig afge-
fchrikt zynde door deze eerRe p roe f, zoo
vervolgde hy zyne onderneming. De volgende
morgen perRe^ hy acht ponden fap uit deze
plant, zonder eenige bedwelming gewaar te
worden hy at des avonds met fmaak, en,
fliep des nachts geruft in een befloten kamer;
maar hy ontwaakte met een doffe hoofcpyn,
die na het ontbyt verdween, wanneer hy zyn
fap op het vuur begon uit te dampen, om het
tot de zelfftandigheit van een extraét te brengen:
noch hy ,, noch zyn knecht, die dik-
wyls de ftoffe omroerde, terwyl zy verdikte,,
wierden niets anders als -een onaangename
reuk gewaar.
Wanneer het extraft op een koele plaats-
övergebracht was, vormde het een zwarte en
wryfbaare ftoffe, in welke men een onein-
. dig getal langwerpige en fpitze zoutdeeltjes
zag blinken. De Heer Storck wilde beproeven
o f de fmaak van een en een half grein
van dit extraét verdragelyk zyn zou; en hy
bekent dat zyn maag; zoo geweldig bewogen
wie rd , dat hy het op het eerfte oogenblik
uit zynen mond zou geworpen hebben, zoo
•hem het ftandvaftig bcflüit niet wederhouden
had om zyne proefneming, te vervolgen..
Eindelyk zwolg hy het door, en hy had het
geluk om geen verandering noch in zyn geheugen,
noch in zyn oordeel te befpeuren.
Door dezen, goeden uitflag aangemoedigt,
zoo wilde de Heer Storck bezoeken o f de
veranderingen die de Doorn-appel in die geene
uit zou werken , wélke ftuiptrekkingen
hebben, met hen in een Raat te brengen die-
het tegengeftcldé was van die in welke zy
warén, het öngmiak niet zou doen ophouden.
Dezen beroemden. Geneesheer, heeft*
irn