
de vruchtbeginzelen, door behulp van het microscoop
ontdekte, o f ten minden , levende
en fpartelende wormen, welke aan die geene
gelykvormig waren , die men in het manne-
lyke zaad meent gewaar te worden» De Heer
Gautier opende op dezelve, wyze dé onderbuik
van een mannetjes kikvorfch ; ’ er vertoonde
zich eerft aan hem een blaasje dat geruit,
doorfchynent, en met een zeer zuiver
en klaar water vervult wa s , het beftond uit
twee zeer onderfcheideu lobben; het blaasje
van het mannetje, ruftegelykdatvanhetwyf-
je op het fchaambeen : de ftreng fcheen de
moederkoek van verfcheide levendige vrucht-,
beginfelen te zyn , die aan het hart met kleine
vezelen aan dezen ftreng vaftgehecht w a ren
, en in het klaare water zwommen ; zy
(partelde en beweegde zich op een buite ge-
meene wy ze , en floegen de ftaarten tegens elkanderen
, zonder dat zy van de ftreng konden
los worden.
Op het gezicht van een zoo nieuw, zoo
onbekend , en zoo buitengewoon verfchyn-
z e l , nodigde de .Heer Gautier , kundige getuigen
by z ich , welke , zonder behulp van
een vergrootglas, ontdekten dat de mannetjes
Kikvorfch , leevendige en onderfcheidbare
vruchtbeginzelen in zich bevat, en zelfs reeds
voor de uitftorting van eenig zaad. Wanneer
het mannetje zich op het wyfje geplaatft, en
' zich vaft aan het zelve gehecht heeft, wacht
hy het oogenblik af, dat de eitjes uit het wyfje
uit vit) eij en, wanneer hy ’er zyne levendige
vrirchtbeg-infeleii ondermengt, welke zich
aan de eijeren vafthechten, en ’erzich eenige
dagen mede voeden , tot dat zy veel groover
voedzel gebruiken konnen. Deze vruchtbeginzelen
behouden geduurende een maand,
dezelve gedaante, welke z y in het blaasje van
den vader hadden, wanneer z y dezelve afleggen
, gelyk de zywormen in de tonnetjes. Z y
ontwinden hunne achterfte poóten , en ver-
wyderen dezelve van elkanderen; het zyn deze
pooten , die in het vruchtbeginzel vereenigt
z y n , de ftaart van de pop vormen, die het
vruchtbeginzel van den Kikvorfch is : de ei-
jerén van den Kikvorfch zyn bruinachtig , en
hét vruchtbeginzel' kan in het water zwemmen
, zoo ras het in de wereld koomt.
TVaarneemingen over de Kikvorfchen.
Deze dieren leggen byna alle acht dagen '
hunne huit, onder de gedaante van een flym-
achtige zelfftandigheit a f , de voorde pooten
dienen hen tot armen, en de achterfte tofriemen,
om te zwemmen. In de paartyd , hebben
de mannetjes aan de duimen een byzon-
der zwart en tepelachtig vleefch , dat zy vaft
tegens de borft van de vvyfjes drukken , om
haar vaft te houden •: z y zouden zich veel eerder
een poot laten affeheuren , als los te laten*
In de Kikvorfchen is de beweeging yan hét
bloed onregelmatig : het word droppel voor
droppel , en by herhalingen voortgedreven.
Deze kloppingen zyn menigvuldig ; en wanneer
deze dieren nog jong zyn , openen en
fluiten z y den bek en oogen byna zoo menigmaal
als hun hart klopt. Malphigius heeft in
de ftam van de poort-ader der Kikvorfchen,
ftrookjes van een vetachtige ftoffe ontdekt,
welkers nuttigheit wonderbarelyk is , om dat
het de ontbeering van voedzel vervangt, tot
onderhoud van het bloed : zy dienen tot be-
waarplaatzen van het onderhoud yan het dier
geduurende den winter , wanneer het onder
net water verborgen is.
Het hart der„ Kikvorfchen heeft maar eene
opening : deze ontvangt en geeft beurtelings
het bloed uit, door middel van twee klapvliezen,
gelyk'de enkelvoudige blaasbalken, die
de lucht uitgeven en ontvangen , in diervoegen,
dat de lucht aan de. eene zyde alleen in-
koomt, en aan de andere zyde , alleen uitgaat
: het is een klapvlies van een tegen ge-
ftelde werking, die de vermenging van het
bloed in de holligheid van het hart van den
kikvorfch, gelyk in dat der fchildpad en andere
halfflachtige diéren , belet. De Heer
Gautier ze ch t, dat dit ingewand , zyne beweeging
van zamentrekking en uitzetting, geduurende
zeven o f acht minuten behoud , na
dat het uit het lichaam gefneden is ; dit heeft
in dat van de-andere dieren, noch zelfs inde
menfeh geen plaats. De flokdarm van den
kikvorfch is zoo wyd, dat hy geheele torren,
muizen die eerft geworpen zyn , en kleine vogelen
doorzwelgen kan. De maag is klein,
maar echter tot een aanmerkelyke. uitzetting
bekwaam. De ingewanden zyn dun ; de hol-
ligheit van het o o r , bevat een ftreng die zich
naar den wil van het dier,uitbreid., en hetzelve
dient om dé trillingen van de lucht te'qnt-
vangen.
De long is ter wederzyden met het hart vereenigt
, en in twee groote lobben verdeelt,
die uit een oneindige meenigte vliesachtige
•celletjes beftaan, en gefchikt zyn om de lucht
te ontvangen , hunne gedaante koomt ten
naaften by met die der raaten van de honing-
beijen overeen; ii\ diervoegen, dat deze longen,
gen , in plaats van eensklaps platgedrukt te
worden, uitgefpannén en opgeblazen blyven,
dat is te zeggen , dat zy zich met lucht ver- -
vullen, volgens den wil van het dier, zonder
dat het den bek opent» De Kikvorfch dryft
de lucht naar de blazen die hy naby de o oren ’
aan ' den hoek der kaken h e e ft: deze blazen
dienen hen waarfcbynelyk tot bewaarplaatzen
om de lucht te verdunnen die hy in de long
heeft. De mannelyke deelen der mannetjes,
beftaan in twee zaadballen, die de groo.te van
een erwëet hebben; die der vvyfjes zyn twee
in een gekronkelde ftrengen. De eijeren zyn
in geen eijerhuizen bevat, maar in eenbyzon-
der inge wand; zy zyn door een flym verfpreid,,
en vormen eenfoort van. zamenpakking, die
aan de nieren is vaftgehecht». Deze eijeren .
grdeijen omtrent de lente, en byna.allete gelyk
: na de uitfehieting van deze , blyven ’er
noch andere te rug, maar die veel te klein zyn
dam dat men dezelve zou konnen ontdekken»
Men wil dat de kikvorfchen meer als e lf hon-
dert eijeren uitfehieten, en dat zy verfcheide
dagen gepaart blyven».
De Kikvorfchen vangft. is vermakelyk en
kan op het land een uitfpanning verfchaffen:
men vangt hen in netten door middelvan fakkels
, gelykMe vifïchen r o f met de hengelroede
met een vishaek , aan welke, men wormen
, vliegen , vlinders, torren'jdngevvand
van kikvorfchen , o f ëèfr'ftukfe'réöd laken,
o f een vlokje vleelchkleurig katoen , vaftgehecht
heeft ; want zy zyn gulzig , en werpen
zich om ftryd, op het aas dat-pien hen aanbied,
z y houden alles vaft wat zy eenmaal in den
bek gegreepen hebben; Z y zyn fchuuw voor
de menfehen, en. dompelen zich in-het water,
zoo ras zy hen zien, o f hooren.
De Kikvorfchen welke men inde Genees—
kÖnft gebruikt, moeten in de rivieren o f kreken
gevangen zyn : zy moeten groen, wel
gevoed, en levendig, by volle maan, gevangen
worden». Hunne aflehen is zamentrekkendé :■
hun vleefch is eenigzins h art,. wanneer het
vérfch is : maar het word malfch, wanneer
het eenigen tyd bewaart word; zy worden be-
vochtigent zuiverenten nuttig gefchat, om de
fcherptens• der borft te verzachten', wanneer
men hen uitwendig gebruikt; zy zyn verfter—
kent, en nuttig tegens de teering. Men (lelt
’ërmeede gezonde öpftoofzels van te zamen, '
welke goed zyn om de verhittingen der inge—^
wanden te matigen, en de puiften uithetaangezicht
t© verdfyven. Kundige Koks bezittende..
konft-oiïv. de achterfte..boutjes, der. water’.—
kikvorfchen, in diervoegen te bereiden, dat
men dezelve als een aangename fpyze eet»
Het Kikvorfchen-zaaa, dat men mede Kik-
vorfchênfchot noemt, is- een zeer flymachtige^
doorfchynende, witte en met zwarte (lippen
vervulde ftoffe. Het werd veel in de Genees-
konft gebruikt, en men befchouwt- het als het
befte verkoelen t middel, dat het Ryk der dieren
uitlevert: het is "nuttig tegens de ontfte-
kingen der jich t; het geneed de brandingen*
de roos , en vliegende roos in het aangezicht ï
het is genoeg, dat men een zamengevouwen
lynwaat in dit'fchot doopt, en hetzelve op
het pynelyke deel le g t ; zomtyds mengt men
’er een weinig kamfer onder ,. om het krachtiger
te doen werken. Men vermengt het met
roozen hooning , en men doopt een (pons inr
dit mengzel, welke men met een goéden uitdag
op de deelen lecht , in wélke men een
bloedftorting. heeft..
Men bewaart het zelve ( want het verderft
zeer ligtelyk ) met het in een gjas te befluiten,,
’t géén men des zomers in de zonneftraalcn
plaatft; door dit middel waaflemt hét vlugge
alkalyn zout u i t ,. ’ t' geen door een beginzel
van verderving geholpen word, en ’er vormt
zich dus een vocht door afdruiping van , ’t
geen vervolgens van ’ t zelfs , zuiver word-
Men zeigt het alsdan door, en het kan dus
twee jaaren goed blyven. Andere , om het kik-
vorfche fchot met meer zekerheit te konnen
bevvaaren, haaien het in een waterbad over,
op dezelve wyze als men zulks de wormen
(lakken , enz. doet» De Kikvorfchen koo-
men in het zamenftel van de zoogenaamde
Kikvorfchenzalf: men lecht hen mede , levendig
o f in twee (lukken gefneden , op de
gezwellen.
K I K V O R S C H E N P O P , D o n d e r -
p ad . Men noemt dus de nymph o f worm=.
van den Kikvorfch, die in het fchot o f de ly—
merige ftoffe d ry ft, uit welke zy haar voedzel
trekt , en waar in zy haar fchuilplaats
neemt, wanneer zy van het zwemmen vermoeid
is» Iiaaren kop,, borft en buik , vormen
met elkanderen een rondachtige klomp,
in ëen gemeen omkleedzel , zecht SvoaiKmer—
dam: het overige, zecht Harvey, is niet anders
als de ftaart, waarvan het dier zich bedient
om te zwemmen». Wanneer deze nymph
o f pop tot den (laat van Kikvorfch zal overgaan
, fplyt het vel op haar en rug , naby de
kop : het is door deze bard dat de' kop door-
koomt 5ien men.ziet.alsdan de bek van de pop,.
wel k a