
t 3* B O L - 'L I S CH .
gedaante van zyne ‘hoornen o f fprieten die
zeer lang/zyn , en welkers geledingen zeer
zichtbaar z y n , en die ongevoelig van het
eene leedje tot het andere afnemen, van het
voetftuk tot aan het einde. Het tweede
hangt a f van de byzondëre plaatzing van deze
fprieten, van welke het 'oog het voetftuk omringt;
indiervoegen dat het fchynt dat de
fpriet uit het-midden van het oo<* voort-
koomt; wat de geftekheit van de andere dee-
len van het lichaam betreft , deze heeft hy
gemeen met de andere Torren: zié T o r.
Men heeft één groot getal Foorten* van
Bok-Torren, die in kleur en groote verfchil-
len ; men kan deze verfchillende veranderingen
van de rykdommen der Natuur, in de
vorftelyke Kabinetten, en in die der Liefhebberen
befchouwen. Men vint. byna al-
omme verfeheide zeer fraije foorten, die
alle aan hunne fprieten kenbaar zyn ; men
ziet ’er die fchoon blaauw , andere die groen
zyn en een rooze reuk hebben , weder anderen
die fluweelachtig zwart zyn , en de
fcheeden der vleugelen van een fchoon rood
hebben.
Deze luifterryke infe&en komen voort Van
de wormen die men in de boomen v in t, welke
z y vermolmen, en met welkers zelfftan-
digheit zy .zich voeden. Het is in deze holligheden
dat z y in popjes veranderen, uit
■ welke het infeét volmaakt te voorfchyn
kpomt, dat 'men zomtyds vangt zoo als het,
uit dit hol wil uitgaan, even na zyne gedaante
verwifleling. Verfeheide van. deze
infe&en geven eën vry aangename reuk van
zich , die zich zelfs van verre doet gewaar
worden; eenige geven een foort van fchreeuw,
wanneer men hen aangrypt, die door de wry-
ving van het borstftuk op de borft en fcheeden
veroorzaakt wort.
Moujjet wil dat de Bok-Tor zich door
middel van zyne fprieten aan de boomen
vafthecht, dat hy ’ er zich van bedient om
voorttègaan, en dat hy onder het knagen van
het hout een geluk maakt dat men met.het
knorren der varkens vergelyken mag: de
waarheit o f onwaarheit van deze berichten
kan men lichtelyk door waarnemingen na-
fpooren.
B O L - L I S C H , Xiphion. Deze plant
die in Spanje groeit, gelykt naar de Hinkende
kalmus, uitgezondert deszelfs wortel die
bolachtig is , en de gedaante van een ajuin
heeft ; uitwendig zwartachtig, en inwendig
witachtig , uit verfeheide vliezen.zamenge-
BOLRONDE WüLL: BOM. BONDUC.
ftelt; z y heeft een zoeten fmaak, en is zeer
weekmakende.
B O L O G N E E S C H E - S T E E N , zie
S teen van B olo gne .
B O L R O N D E W U L L E N , Globopta.
De Beminnaren der fchelpen geven dezen,
naam aan de eenfchelpige, ronde fchelpen,
die byna zonder tooten z y n , gelyk kleine
tonnen. Derzelver mond is w y d , zomtyds
getant, en zomtyds half geopent, dat is te
zeggen dat derzelver fluitfehelp in eenige een
kleine opening laat. Het bovenfte gedeelte
heeft een knoop o f tepel, die men dikwyls
op de plaats vint alwaar de krultrekken eindigen.
Het lichaam van de fchelp is zomtyds
glad; zomtyds geftreept o f gerimpelt; dan
wederom met ribben b e ze t: men vint alle
deze byzonderhedeh in die , welke men
Etbiopifcbe Kroonen oïTepelbakken, Harpen,
enz. noemt.
Men vint verfeheide van deze fchelpen
onder de delfbaare lichamen, en zeer weinig
verfteent; men vinteer gemeenzamer de tepels
van. De Heer ó? Argenville maakt van
deze fchelpen een geflacht, onder de .naam
van Tonnen; en de Heer Adanfon heeft dezelve
onder het geflacht der Purperfcoörns
gepiaatft. Zie deze woorden.
B O L W O R M , zie Glinsterworm.
B O L U S , zie G ezeg e lde A arde. .
B O M , Boma, een groote Slang van Bra*
zilie en het land van Angola, die éen zonderling
geluk in het voortkruipen maakt, en
van welke in de Hifioriefcbe Befcbryving der
Reizen gefproken wort.
B O N D U C , N a a k t e E rwet en o f
K a t t eno ogen. Dit is een Indiaanfchö
peulvrucht, die de groote van een hazelnoot
heeft, zy is ront, zoo hard als hoorn , glad,
blinkende , en van een afchverwige kleur;
zy komen in een peul v o o r t, die de dikte
van een vuift h e e ft, en roodachtig is, uitwendig
.met doornen bezet, en inwendig
glad; iedere peul bevat twee erweten; ieder
dezer-vruchten bevatten een amandel die de
groote van een kleine noot heeft, die witachtig
en olieachtig is , van een „geringe aangename
fmaak;. wanneer deze vrucht geheel
droog i s , en men dezelve fchud , beweegt
zich de amandel. en geeft geluk van zich ,
’t geen
B Ö N E T . B O N T E -H A A I . B O N T E - K R A A I .
"*tj geen een foort van fpeekuig voor de kinderen
van dit land is: de peul is door een
houtachtige , . yoode fte e l, die de dikte van
een pennefchacht heeft, aan een heefter van
een middelmatige groote vaftgehecht ^ die
door Gaspar Baubinus, Arbor exotiea fpinofa
foliis lentifci genaamt wort. Dit boompje
'groeit alom door geheel Indië: de Jnwoonders
koken deszelfs vruchten groen, en eeten dezelve
: zy hebben een zamentrekkende fmaak.
Zommige-noemen dezelve Wilde Erweten.
B O N E T , een vifch die zeer gemeen in
de Atlantifche Zee is , zyne kleur koomt vry
wel met die van den Makreel overeen, mét
welke hy mede in fmaak overeenftemt; maar
hy is van dezelve in groote zeer verfcheiden:
hy heeft byna twee voeten breedte.
Leze viiïchen onthouden zich meer in volle
zee, als naby de zeekuften, zy zwemmen
in troepen, en de zee is ’er zomtyds byna
geheel door bedekt. Men vangt dezelve met
elgers , drietanden^ en op verfeheide andere
wyzen. Zoo men een lyn aan de raa van
het fchip vaft maakt en aan dezelve twéé
witte duive pennen tot, een aas hecht, ziet
men met vermaak de Bonetten zich op deze
vederen werpen, die zy voor een vliegende
vifch aanzieri, waar door men hen vangt.
Schóón de Bonet die men in de Amcri-
kaanfche en Europeaanfehe zeen vangt een
uitmuntende fpyze zyn, zoo zecht men echter
dat die welke men in de zee van Angóla.
vifcht zeer gevaarlyk zyn. . De Negers van
de Goudkuft bidden dezen vifch als een hunner
Goden aan.
B O N T E -H A A I , . een vifch met kraak-
beenige vinnen, van welke men drie foorten
onderlcheid.
’ De eerfte is de Catulus major vulgaris men
Ray : deze noemt men te Rome Scorzone,
PefceGatto te Venetie, en B ouncein het land-
fchap Comwal in Engeland. Deze Bonte-
Haai verfchilt van den Zee-hond door zyn
rug die bf eeder, door zyn muil die korter
en ftomper is., door zyn bek die niet Uit-
fteekt, en door zyn roflè h u k , die met een
meenigte zwarte ftippen gefpikkelt, en veel
harder als die van den Zee-hond is'.
De tweede 1 is de Calulus minor vulgarir,
deze is veel kleinder, dunner en langwerpiger
als- de voorgaande ^ zyne kleur is veel
nelderer en hooger rood h y heeft op zyn
huit veel kleine vlakken, die voor een gedeelte
bruin en voor een gedeelte wit zyn ,
ggf|
zy zyn hier en daar zonder order verfprek.
Die welke wy in ons Kabinet hebben is byna
rond; .hy is v y f voeten en vier duimen lang
de/bek rond en iedere kaak-met acht reijen
kleine driehoekige tanden bezet, die fcherp
en ukgekorven zyn : deszelfs^laart is- niet
gevorkt gelyk die der Haai,- maar hy heeft
mede een fterke graat die veertien duimen
lang is. Dezen vifch heeft zeven vinnen,
de twee van de borft hebben een uitgeftrekt-
heit van twee en dertig duimen, die van den
rug die tégen over de vinnen van den buik
ftaat is byna acht duimen lang , de andere
zyn klein: dezen vifch heeft een bevallige
'gedaante. ,
Het derde foort is de Catulus- fa x a t ilis : hy
verfchilt van de eerfte door zyn afchkleur en
grooter vlakken, fchoon zy minder in getal
zyn; zyn bek is langer en dikker:, zyn neusgaten
zyn ver van.zynen bek verwydert: hy
■ heeft geen vinnen die aan den aars gevoegt
zyn ; zy zyn ’er van afgefcheiden , èn die
welke ’ er onder gepiaatft is ftaat ’er nader by
als in het voörige foort.
Wanneer de Zee- Honden vellen fchaars-
en die van de Bonte-Haai overvloedig zyn ,
doét men deze dikwyls voor die der Zee-
Honden doorgaan met de bynaam van zachte.
Het ohderfcheid tuflehen deze vellen is
echter zeer groot; die van de Zee-Honden
zyn by uitftek taai, en altoos bruin, en die
van de Bonte - Haai van verfchillende kleuren
, en altoos me]: kleine fterretjës op den
rug bezet; zy zyn mede veel kleinder als
die der Zeer-Honden; en byna in ’t geheel
niet ï’uuw in 'het aanraken. De Kokerma-
kers bedienen zich van dezelve om kokers
en diergelyke zaken te bekleeden: het is van
deze vellen , wanneer zy groen geverft zyn ,
dat men het. GaHucbat maakt dat te Parys zoo
fterk in Öe mode is.
B O N T E - K E V E R , z i e D u in k e v e r .
B O N T E - K R A A I. Een foort van
kleine Kraai die byna zich op dezelve wys
geneert als de Roek , anders Bofch - Kraai
genaamt. De Bonte-Kraai heeft de bek en
pooten zwart , broèd haare jongen in het
voorjaar u i t , vliegt in troepen en werd
licht tam gemaakt; zy zyn onnozel wanneer
zy in een kooi opgevoed worden, maar
doorflepen, liftig, vindingryk en moeijelyk
om te Vangen wanneer zy groot zyn. Z y
aaft op geen krengen, maar voed zich met
zaden , eikelsfprinkhanen dh wormen.