
Landlieden de boomen u i t , welke door den
Hagel zeer befchadigt zyn , en planten andere
in derzelver plaats. Men heeft opgemerkt,
dat het zeldzaam in de valeyen hagelt, welke
door bergen aan de ootszyde befchut worden,
en dat de openingen tuilchen de bergen ten
Noorden, hier het meeile voor bloot geftelt
zyn.
H A IR . Men;geeft dezen aaam aan de vezelachtige
licbaamen , welke uit het vel der
dieren voortkoomen : onder dezen naam be-
grypt men in ’t algemeen de hooft hairen, die
van den baart, van de oogen, de hairen welke
uit alle de deelen van het lichaam voortkoomen
, als aan de armen , beenen en byzonder
onder, de okzelen , op de borft , en aan de
teeldeelen, zelfs het dons der vogelen,hethair
der paardeftaarten ,de kneevels der viervoetige
dieren, de wol der fchapen , het hair dat in
’t algemeen het lichaam der dieren , en rup-
zen bedekt; men noemt de wolachtigheit van
eenige planten mede hair.
Wanneer men alle deze verfchillende ibor-
ten van hair befchouwt, welk. eene verfchei-
denheit van kleuren , gedaante , lengte; en
zelfïlandigheit, ontdekt men dan niet !. De
baart, welke, dat foort van hair i s , ’t geen
by de mannen alleen voórtkoomt, en aan de
lippen, wangen.en kin geplaatft is , ontvangt
dezelve invloeden van de geftelcheid des
lichaams, en van den ouderdom als het hoofd-
haair: het is een dons in de jongelingfchap,
en een wreed hair , in den ouderdom. De
hairen , w e lk e , in beide Sexen, het hooft
bedekken en verzierén, blyven altoos buigzaam
, en hebben onderfcheide kleuren r zy
verfchillen noch mede in. lengte, dikte, krol-
ling o f kronkeling , 'en wreedheit o f zacht-
heit. De Ouden hebben het menfchen hair
door verfchillende namemonderfcheiden, welke
zy ’er aan gegeeven hebben ; zy noemden
dat der mannen , ’t geen uit de wangen , kin
en lippen voortkomt, Cafecies , om dat men
het dikwyls affnyd: dat van het achter hooft,
o f het geen den hals bedekt, ^fuba. o f Cr.inesi
dat der vrouwen Coma , van het Griekfche
werkwoord yUimh, ’t geen zorgvuldig optooi-
jen o f opfierên beteekent dat geen ’t welk
over de ooren en flapen des hoofds afhangt,
Cincinni, ft geen gekrolde hairen- betee-
kent.
De beroemde Mariotte heeft de wyze van-
groeijing en zamenflel der hoofd-hairen on—
derzocht t de befgiegeling. welke hy hier van;
geeft, kan op allerlei foorten van hairen toegepaft
worden. De hoofd-hairen , zecht
h y , groei]en op de wyze der planten niet,
in welke het fap tuilchen. de fchors en de vezelen
, tot aan het uiteinde der takken doordringt,
maar gelyk de nagelen , in welke het;
geene het laatfte gevormt word , dat geene-
voortftoot, en uit het vleefch. doet uitlcoo-
men, \ geen reeds gevormt was : een bewys.
van dit voorftel is , dat wanneer, men het
hoofdhair v e r ft, het geene het laatfte uit-
fchiet-, van e_en andere kleur is.
De hairen , zecht de Heer Mariotte noch,
zyn. uit v y f o f zes. vezelen zamengeftelt, w elke
in een buis beüooten zyn ,. die doorgaans
lang. en rond is , zomtyds eirond o f hoekig ,
gelyk men zulks met behulp van een microscoop
ontdekken kan ,. en zelfs met het bloo-
te oog ; want wanneer de hairen zich ver-
deelen , ’t geen gefchiet wanneer de buis
open barft , zoo verfpreiden zich. de vezelen..
Deze vezelen, en de buis, zyn doorfchynende
, en deze meenigte van doorfchynende veze
len , moet ten opzichten van. de 1-ichtftraa-
len ,. het zelfde uitwerkzel doen, als een glasdat
met ruiten-gefleepen is : dus wanneer men
een. hair nab-y oen oog-appel houd-, en eem
kaars befchouwt welke een weinig verwy-
dert is ■ , zoo .ziet men een ftraal. aan iedere
zyde van.de kaars , en lederen ftraal is uit
drie o f vier kleine, beeldjes van de kaars zamengeftelt
, welke eenigzins duifter en ge—
kleurt zyn , het geen bewyft.dat iedere vezel
van het hair , door de ftraalbreking , een
kaars vertoont, welke van de anderen afge-
fcheiden is. Wanneer men de oogen h a lf
toefluit, zöo befpeurt men dit zelfde ver-
fchynzel van ftraalbreeldng , en zelfs van te
rug kaatzing , door de hairen van de oog—
leeden, Het geen den vernuftigen. Ma/phigi,
zecht Derham, in zyne Godgeleerde Natuurkunde
, in het zamenftel van het hair, heeft
waargenoomen ,. is in- zek.ervoegen overeen—
komftig met het geen ik zelfs in het hair der
katten ,. rottten , muifén , en verfcheide andere
dieren opgenierkt hebbe , welke ik zeer
naauwkearig met góede microscopen onderzocht.
Het Hair der muizen , dat het door-
fchynenfte is van. alle die ik befchouwt heb ,,
fchynt maat alleen een doorfchynende buis te
z yn , welke een merg bevat.dat uit vezelen is.
te zamengeftelt, die zoo veel duiftere lynen
vormen , welke. in eenige hairen dwars-, en:
in andere fchr.oefwys loopcn. Deze mergachtige
en ondoorfcbynende deelen, zyn niets;
anders;
anders als kleine gekronkelde vezelen, en die
hier veel meer in een 'gedrongen zyn als in
andere gedeeltens van het hair. Ik denk ,
«echt Derham, dat zy dienen om eenig vocht
van het lichaam , een Zachte en ongevoelige
uitwaafleming te verfchaffen : inogelyk dienen
de Hairen mede zoo veel tot de uitwaas-
-feming der ruige dieren , als om hen tegens
'de koude en vochtigheit ,te befchutten.
Het Hair der Elanden , is mede inwendig
hol , fchoon het veerkrachtig is. Het hair
van alle dieren, koomt vry wel met elkander
in gedaante overeen., en verfchilt in kleur:
hfct is. even als dakpannen gefchikt, dat is te
zeggen, dat het op elkanderen lecht, ’ t geen
veroorzaakt dat het water ’er afvloeit , en
de koude lucht ’er niet gemakkelyk indringt.
De Hairen verfchaffen noch andere voordellen
aan de dieren , maar wy kennen dezelve
niet ; echter is het waar, dat wy ’er veel
vóordeelen van weeten te trekken. Men
maakt uitmuntende kullens van het dons der
jonge Arenden; hoeden van het hair der Bevers
, ftoffen van de wol der Schapen , matraden
van de manen der paarden , hun hair
dient om ftoelem op, te vullen. Het Hair der
Geiten diént om kamelot, knoopen, enz. té
vervaardigen. Eindelyk het Hair der Kony-
nen, Marters, Wolven, Hermelynen, Mollen
, enz. dienen , om ons voor de koude in
den winter te befchutten. Men maakt van
het Varkenshair o f varkens-borftels gebruik
om kleder-borftels, kamer-bezems, enz. za-
men te ftellen; zy dienen mede aan de Schoenmakers
, om hunnen pikdraad door te'ftee-
ken : en men maakt penfeèlen , van die der .
Daden. A l het hair der dieren geeft een reuk
van zich , die byzonder aan ieder foort van
dier is , voor al de hairen van de plaatzen ,
op welke de hult het dunfte is , en die het
minfte voor de lucht blootgeftelt i s , en met
lange hairen bezet zyn.
H A I R A C H T I G M O S , G u l d e n
W e d e r d o o d . Mufcus Capillares. Deze
plant groeit in de boiïchen , tegens de oude
muuren die gebarften en vochtig zyn , en tus-
fchen het mofch der oude boomen. Het heeft
de lengte van een vinger; en brengt een meenigte
van bladeren v o o r t, welke een geels
kleur hebben, en zoo dun als hairen, aan het
onderfte gedeelte, en glad aan de toppen zyn.
Haare fteelen zyn met kleine, langwerpige
hoofdjes bezet, welke een fyn fto f bevatten,
dat vervolgens nedervalt, wanneer zy zich
op de wyze van verfcheiden foorten van
mofcli openen. Verfcheide Kruidkundigen
' denken dat dit ftof het zaad is. Haare wortelen
zyn vezelachtig. Deze plant is een
krachtig zweetdfyvent middel : men maakt
van dezelve, by wyze van thee-, gebruik ,
tegens het zydewee , en om de zuivering der
borft te 'bevorderen, gelyk van het geflacht
der planten , die men Frouwenhair noemt,
van welke zy een foort is. Zie dit ivoort. Z y
word veel in Duitfchland gebruikt.
H A I R B A L L E N , ZEgagro Pileus.
Men geeft dezen naam aan de bolronde hair-
ballen , welke men in de maag en ingwanden
van verfcheide herkaauwende viervoetige
dieren vind , gelyk oflen , koejen , kalven ,
fchapen, geiten , ftéenbokken , enz. Deze
ballen worden van het hair gevormt dat deze
dieren onder het lekken van hunne huit los
maken, en doorzwelgen : hun fpeekzel doet
dit hair aan een kleeven ; en de vergeefiche
pogingen, welke hunne maag doet om dit hair
te verteeren-, doet hen door den tyd de bolronde
gedaante aanneemen , welke de hair-
ballen hebben. Deze ballen zyn zomtyds in
en uitwendig ruig,en zomtyds met eenbrum-
achtige korft omkleed, welke naar leeder ge-
lykt.
Men vind zomtyds in de holligheit van den
buik der fteenbökken , o f wilde geiten, een
balletje, dat de grootte van een hoenderei
heeft, én eirond, eenigzins platachtig , zeer
lig t, en met een harde, zwartachtigs en blinkende
fchors, omkleed i s , inwendig is het
zelve-uit kruiden zam'engeftelt, die tot balletjes
zamen gekaauwt z yn , en een gedeelte
uitmaken van die geene , welke het dier tot
Zyn voedzel, doorgezwolgen heeft. Men
noemt deze, Duitfcbe Bezoar.
H A IR -R U P S . Dezen naam geeft men
aan de wollige rups van de artifokken, en
die , wanneer zy van haare bladeren verzadigt
i s , zich in de aarde verbergt: derzelver
vlinder is wit.
H A L F S L A C H T I G E D I E R E N , o f
D I E R E N V A N B E I D E R L E I L E V
E N . Men geeft dezen naam aan dieren
welke beurtelingfch in het water en op de
aarde leeven , gelyk de Bever , Zeekoe, Otter
, Water-Rot, het Ny/paart, de Krokodil.,
Wate'r-Schildpad, Adder, Pad , Kikvorjcb,
en andere. Deze dieren z y n , om dus te fpre-
:G g g 2. - ken,