
3=4 E L A N D .
met zoo veel vlugheit als de harten. Het
mannetje vecht niet om het wyfje in de brons-
ty d , die omtrent het einde van de maand Au-
guftus i s ; in dezen tyd maakt het een ge-
fchreeuw dat naar dat van een Hart gelykt, -
en Haat dikwyls met de voorde pooten op de
aarde: zyne hoornen en pooten zyn verdedigende
wapenen. De wyfjes werpen omtrent
half M e y , en brengen een o f twee jongen
voort : deze jongen volgen de moeder
twee o f drie jaaren, en zy hebben zoo veel
liefde voor hen, dat zy zich veel eerder zullen
laaten dooden als hen verlaaten. Wanneer
men deze jongen, noch zeer jong zyn-
de , vangt, zoo kan men ze tam maken: men
laat hen door koeijen zoogen , die dit gewillig
dulden.
_ Den Eland verbergt zich, als een vreesachtig
dier , in de eénzaamfte plaatzen van de
dichtfte boflchen. .Men vangt hem op ver-
fchillende wyzen , ’t z y met affchutzels -in
welke men touwen ipant die het uitwerkzel
van ilrikken doen, en die, wanneer.het dier
’er doorgaat, het om den hals knellen en verworgen
; ’t zy met het door honden in netten
'.te dryven, o f het in kuilen te doen vallen:
wanneer het dier gekwetft is , zoo moet de
jaager zich door de vlucht redden , anders
zou den Eland met verwoedheit op hem aanvallen,
hem met zyne pooten vertrappen of.
op zyne hoornen nemen, waar door hy hem
.dikwyls zou ombrengen.
De Elanden houden zich gaarne in de maft-
.boflehen op; men vangt hen gemakkelyk in.
de fneeuw in welke ,zy zich indompelen. W y
bekomen derzelver vellen welke tot kolder
leder gebruikt word, om dat het zeer dik en
hard i s , en byna een musketfehoot weder-
'ftaat. Men maakt ’er noch andere gebruiken
in de konden en handwerken van.
Het dier dat in Noord Amerika onder den
-naam van Orignac bekent is , fchynt volftrekt
den Eland te zyn. Alles wat ’er Denys, in
:zyne Natuurlyke Hiftorie van zecht, ftemt
volmaaktelyk over een met het geene wy van
den Eland' gezeeht hebben: hy zecht dat het
-vleefch van dit dier eenigzins naar wild ruikt,
en zoo aangenaam om te eeten-als dat der
Harten is. D e Orignac heeft in dit land de-
V o s s cH jtN en de Q u in c a jo u s tot vyan-
den. Zie deze ‘woorden.
Schoon den Eland een dier der Noordely-
■ ke landen is , zoo vint men ’ er echter mede
in Afrika; maar z y zyn veel grooter als de
Europeaanfche; men vint ze mede in eenige
landflreken van de Cordillcras, en in de na-
ELEMENTSTEEN. ELFT. ET.FR ANK.
buurfchap van Quito in Amerika: men heeft
deze dieren noch in grooten overvloed in
China.
E L E M E N T S T E E N . Men geeft dezen
Opaal. Zie deze woorden.
ELEMNI, zie . G o m E l e m n i .
E L F T , Alofa, een zeevifch die de rivieren
naam _ aan een vierkkurige A g a a t, o f
opzwemt. Zyne gewoone lepgte is ach-
tien o f twintig duimen. Zynen bek is groot
en heeft geen tanden : men zou denken dat
men fmaragden ter wederzyden boven zyne
6ogen fchitteren zag. De Lente' is den tyd
in welke hy de rivieren opzwemt, wanneer
hy een goeden fmaak heeft, en vet is.
Deze viifchen onthouden zich in troepen
by elkanderen, en zwemmen langs de oppervlakte
van het water,' en maken een zeker geknor,
’t geen naar dat van een kudde Varkens
gelykt. . Men vangt ’er dikwyls een grootè
meenigte te gelyk: én men ziet ze zomtyds
de fchepep met zout geladen tot drie horidert
uuren in zee volgen. Rondelet zecht, dat hy
de Elften op het geluit van een viool op de
oppervlakte van het water heeft zien fprin-
gen en zwemmen, en in de rivier de Allier
meer als twaalf hondert Elften en Salmen te
gelyk, met eenen trek van het net, vangen.
De Elft vreeit, zoo men zecht, het geluit
van den donder, indiervoegen, dat hy zomtyds
van fchrik fterft.
Deze vifch moet zich eenigen tyd in het
zoetewater opgehouden hebben om vet, vlee-
zig -en van eenen goeden fmaak te worden;
want wanneer hyuit zee koomt, ishy droog,
mager, en van een Hechten fmaak. Wanneer
. den Elft noch verfch i s , zoo is het een fma-
kelyke vifch, die op de befte tafels voorge-
dient word.
Men verkoopt te Parys in de Lente een
vifch, onder den naam van Pucelle (Maagd\),
die weinig geacht word, dit is een foort van
kleine Elft: men noemt hem Maagd, om
dat hy in ’t bégin der Lente gevangen word,
en noch geen kuit in heeft.
E L F R A N K , A l fr an e , B it t e r z
o e t , K l immende n a ch t s ch a d e ,
H oe langer hoe l ie v e r , dWira« ?« ,feu
Dulcamara. De Elfrank is een klimmende
plant , waar van eenige foorten blaauwe en
andere witte bloemen hebben, weder andere
bloemen met pluisachtige bladeren, en eis-
ELÏCHRYSÓN.
delyk eenige dubbelde bloemen. Men heeft
oen Tooit die .IVynflok . van Ifuda genaamt
word , en zeer gemeen . is -: men ziet haar
langs de boomen opklimmen.
Deze planten brengen eenbladige bloemen
voort, welke in v y f fpitze deelen ingefneden
zyn, en,tot de rypwording van de vruchten
duuren. Op de bloemen volgen fappige beziën,
die glad , rondachtig, en zoo groot
als geneverbeziën z yn , en in een kleine knop
eindigen. Men heeft ’er roode , geele en
zw-arte. De bladeren, die veel verfchillen
volgens de foorten, zyn beurtelings aan de
fteelen gefchikt. Deze planten zyn goed om
de laage terraflèn te bezetten.
De Elfrank, van welke‘men gebruik in de
Geneeskonft maakt, is de.gemeenfte foort;
z y heeft zwarte vruchten, en haaren wortel
duurt maareen jaar. Haare vruchten inwen-
dig gebruikt.zyn gevaarlyk; eenige lieden die
e r van gegeeten hadden zyn door doodelyke
Ituiptrekkingen aangetaft geworden. Maar
het uitwendig gebruik van de geheele plant,
welke .een verdovende reuk heeft, is zeer
nuttig om de ontftekingen te matigen, de
vezelen te verzachten en buigzaam te maken;
zy is zeer nuttig in de fpeenen; haar
lap , met Wyngeeft' gemengt, is zeer goed
■ B i bet St: Anthonies vuur, vuurigheit.
punten en alle jeukingen van de hult. Men
laat deze plant in oliën afkoken welke men
als verzachtende pappen gebruikt. Men heeft
in de winkels der Apothekers een over^e-
haalt water van Elfrank, dat van het zelfde
gebruik als het fap is.
verfchaft, met haar in een 'zandbad te d ro o
gen. Zie B loemen.
I R I b-bchryfon waft natuurlyk op de droo-
5® Plaa“ en’ ln Languedoc, te Montpellier,
^ ]Pr0T 1ïceT ,z ? bioeit in September’
Haaren reuk is fterk en aangenaam: het zaad
dat op ieder bloempje volgt is mede welrie-
kent, langwerpig, vaal en met een pluimpje
bezet: haaren wortel is eenvoudig, wél
voed, houtachtig, en heeft een reuk welke
naar die van’ gom Elemni zweemt. Deze-
plant is afzettende, wondhelende en oplty-
gmgkëerende.' Men verplant de Elichryfon
in september, gelyk veele andere foorten van
bloemen.
S T : E L M O O S V U U R . Dezen naam
geeft men aan de kleine vlammetjes die men
op zee, by oriweders, aan de maften, vlaggen,
en alle andere verheven gedeeltens der
fchepert ziet. Dit verfchynfel is vry gemeen
op de fchepen die in den Indifchen Oceaan
door onweders overvallen worden: deze
kleine vlammetjes vallen hier en daar op de
lchepen neder zonder eenig onheil te veroorzaken,
en bygevolg zonder de fchepen
in brand te fteken o f dezelve in de grond te
booren, wat Plinius en Cardani hier ook van
zeggen mogen. Deze vlammetjes die men
mede Caftor en Pollux noemt, zyn niets anders
als een eleétrike vuurftoffe.
E L P E N B E E N , zie Y v o i r en O l i p H A N. T.
.een plant die ter hoogte van een voet op-
lchiet, haare fteelen zyn zeer hart, wollig,
en mm fmalle bladeren bezet, die rui» en
witachtig zyn. De bloemen koomen op de
toppen der fteelen voort, zy zyn in knoppen
by. een verzamelt, die uit verfcheide regel-
matige bloempjes zamengeftelt zyn, en door
lcnubachtige en zeer drooge kelken ondersteunt
worden, men heeft ’er geele, witte
en roode : het is volgens het verfchil der
kleuren dat men haar zomtyds‘de naamen
geeft van geele Amarant, Goudkop, enz
Deze bloem wert met reden O Vrankrykj,
de Onftervelyke genoemt; want zy laat zich
verfcheide jaaren bewaaren zonder te verwelken
o f te verderven ; welk uitwerkzel
men alleen aan den ftaat van droogheit der
i loemenbladeren moet toefchryven , welke Td“ mM a*a de PilSfflf
. E L Z E , E L Z E N B O O M , Alnut. Dit
is een hoogen boom, van een middelmatige
dikte. Zyn hout is roodachtig, zacht, lig t,
en gemakkelyk te bearbeiden. Zyn fchors is
uitwendig graauwachtig, inwendig gedachtig,
bitter, een weinig zamentrekkende en
onaangenaam* Zyne bladeren zyn rond,
eenigzins breed, en kleverig. Dezen boom
brengt bloemen met helmftyltjes voort: des-
zelfs zaden hebben een zamentrekkende en
eenigzins bitteren fmaak.
Dezen boom bemint de vochtige en moer-
asiige plaatzen. fdy vermeenigvuldigt zeer
gemakkelyk^ een groot fhalc Elzenhout, met
een byl in v y f o f zes flukken geklieft, ver-
fehaft zoo veel ftekken die zeer wel flagen.
Hy kan. mede door inlegging vermenigtvul-
digt worden ; wanneer men een uitfpruitzel
o f tak in de aarde lecht zoo bekoomt men
hier door ten einde van twee- o f drie jaaren
verfcheide gewortelde planten. J
Q 9 Zyne