
inzien, ’t geen te Leide in *t jaar 1754. in
4.C0 met platen is uitgegeven.
Nuttigbeit der Bladeren...
De Bladeren zyn van groot nut aan de
boomen, en zelfs noch na dat zy afgevallen,
zyn: op de boomen, zyn zy een der grootfte
fchoonheden van de N a tu u r o n z e vrucht—
boomen hebben niets dat naar het lo o f der
boflchen gelykt: dit verfchaft een fchaduwe
die gewoonelyk heilzaam, voor allerlei foor--
ten van dieren i s e n mogelyk verfchaffen,
zy wel zelfs het leven aan de boomen^ De
lucht heeft veel invloed op de planten , en?
de Bladeren fchynen het voomaamfte gedeelte
van de boomen die gefchikt zyn om ’er
de indrukzelen van te- ontvangenmen heeft
mede redenen om te gelooven dat zy de
voomaamfte werktuigen, van het fap zyn.; -.
want de vruchten verderven inderdaat op de
takken die van bladeren ontbloot zyn : _zy
zyn zoo welfmakende niet wanneer men
dezelve van een gedeelte berooft; eindelyk.
de vrucht heeft alle haare hoedanigheden
wanneer men, ’er alle de bladeren aan laat...
Geduurende den. dach doet de warmte het
fap in de bladeren , recht en. zylings opklimmen
: dit fap vloeit zpmtyds zelfs door
de porien.van.de bladeren, u it., Des nachts
by het wederkeeren van de-koelte, gefchied
een tegenftrydige beweging van het fap; de
Bladeren die den geheeien dach uitgewazemc
hebben , florpen des nachts de daauw in ,
en bevochtigen ’èr de takken , bloemen,
vruchten, en den geheelenftjoom mede: dit
heeft verfcheide lieden doen beüuiten om
in de groote hittens, niet alleen de voeten
van hunne lei en ftamboomen tebefproeijen
maar zelfs al het lo o f , en voornamentlyk
wanneer zy beginnen te verwelken, welke
handelwys naar wenfch.geflaagt is,
. Het fap, dat in den winter met.zoo veel'
vaardigheit door de planten niet omvloeit,,
veroorzaakt dat het fap der bladeren by het
aannaderen der koude verdikt; z y vallen
hierom. door hunne • eigen zwaarten a f , o f '
worden g e e l, raken lo s en vallen- op de .-
minfte beweging van- den wint af;' de aarde
werd wel ras door dezelve bedekt, zy-ver-.
gaan aan de voeten der boomen,' en.veranderen
in een meftaarde die hen vruchtbaar
maakt. Dit bedekzèl bewaart de wortelen,
der jonge planten, en befchut dezelve voor
het branden van de zon en de groote koude: •
bedekt de eikels en .zaden.., en behoud.
om dezelve een vochtigheit die hen in het
fchieten behulpzaam is , even als o f z y in de
aarde waaren, De arme landlieden verzamelen
veeltyds een groote meenigte bladeren
om zich. des winters te warmen,- en zy bedienen
zich van den afletten om de ftugge en.
onvruchtbare akkers te.meften,
B L .EN .D , dit is. een delfbare zelfftan-
digheit. Het woort Blendbeteekent, inde
taal der Duitfche Mynwerkers,, een zeifitan-
digheit die verblind o f bedriegt, vermits
men -’er zomtyds ontmoet die men op het
eerfté aanzien voor Lood-Erts houden zou
vermits deszelfs zamenweefzel mede fchil—
verachtig o f uit plaatjes van verfchillende
groote is zamengeftelt. en. indiervoegen ge—
ïchikt z yn , om vierkante lichaameri voort te.
konnen brengen,. De Heer Margraff.\ Lid.
van de Koninglyke Akademie van'Berlin,..
welkers gezach van groot gewicht in de
Scheikunde is ,. heeft deze zelfftandigheit
onderzocht: uit zyne waarnemingen blykt
dat het Blend wezentlyk Zinck-Erts is ; dat.,
men ’ er zich even als yan.de kalamentfteèn van
bedienen kan om het róode koper in. geel koper
te doen veranderen. Het heeft een foort
van uitwendige gelykvormigheit met de ga~-
lena o f cubique Lood -Erts. Behalven de.
zinek, bevat zy zwavel en arfenicum; zom—■
tyds zelfs zilver , maar ’t geen ’ ër moeijelyk
van a f te fcheiden is ,.. ter oorzake van de
arfenikale en vlugge- deelen met welke het
vereenigt is. Men vint de Blend onder ver—
fcheide gedaantens ,. en met verfcheide by—
zondere eigenfehappen, in b.yna alle mynen; .
het eene fóort heeft zeer veel overeenkómft ..
met hoorn, en wert Hoorn-blend genaamt;
een ander fóort is zw a r t e n . blinkt gelyk.
pik, dit draagt de naam van P ik -b len d Men-i
vint mede een foort dat bruin o f roodachtig
is , dit, is zomtyds gekriftallifeert en zoo •
doorfchynent als de roode Zilver-Erts: dit
is zeldzaam; en bevat een groote meenigte •
zw a v e l; daar in tegendeel die ge’ene welke -
grys en geel. is , veel arfenikum bevat...
B L I N D S L A N G , Ciecilia; dit is een :
eijerbarende flang; zy is in Duitfchland en:
aan de Kaap de Goede Hoop zeer gemeen:.:
men vint dezelve-doorgaans in de fpleten-t
der rotzen en nahy dezelve: men doot haar •
met weinig moeite : men zou dezelve met :
den eerften opflag van het oog voor een Aal
aanzien.^ Haare lengte is doorgaans van een-;
voet: .haaf. vel fchynt glad over het geheele . lichaam;:
lichaam: zy heeft de boven lip zeer verheven
en ftomp : fchoon haare oogen zeer
glinfterent z y n , zoo zyn zy echter zoo
klein , dat eenige Schryveren gezecht hebben
, dat zy ’ er geen h e e ft, waar van
haaren naam van Blindflang gekomen is : zy
heeft zwartachtige, witte en purperachtige
vlakken ; haare tanden zyn zoo klein , dat
~zy nauwlyks zichtbaar zyn : haare -tóng is
gevorkt, zy kruipt met groote fnelheit:
men wil dat haare beet zeer gevaarlyk is ,
maar dit gevaar is niet grooter als dat door
de beet van de Coluber veroorzaakt wort;
haare ftaart is kort en zoo ftomp, dat men
hem naauwelyks onderfcheiden kan; de ope-
ning van den aars is aan het einde van het
lichaam geplaatft., De Schryveren haaien de
-Blindflang van Suriname , die van Nigri-
tie , Amerika, Guinea en Cylon aan. Zie
•4 e Thefau: van Seba.
B L I X E M , 2/g D o n d e r .
B L O E D S T E E N , zie bet -artikel
T z e r .
B L O E D S T E E N , , dus wert mede een
-foort- van bloedkleurig Jaspis genaamt, van
welke de Indianen kleine harten flypen,
•die zy om den hals dragen om het bloeden
te ftelpen. Zie J a s p i£.
B L O E D - Z U I G E R , Sanguifuga , dit
'is een water infeót, dat wanneer het ver-
eifcht wort tweeflachtig is , ^het heeft noch
pooten , noch vinnen , noch beenderen,
-zyne' gedaante koomt met die van een dikke
worm overeen, zyne lengte is-omtrent als
-de kleinfte vinger, het is.met flippen en ly-
nen geteekent, glad, mannetje en wyfje te
gelyk, en is leventbarende gelyk de aal,, het
leeft in de moeraflen en andere waterryke
plaatzen. De Bloed-züiger blyft hangen aan
de deelen aan welke hy zich vafthecht; zyn
•buit is uit ringen zamengeftelt, door welkers
middel hy in het water zwemt, en zich
indiervoegen buiten het water in elkanderen
■ trekt, wanneer men hem aanraakt, dat hy
weinig meer als een duim in lengte bevat:
als dan merkt men - yerhe ventheden en knobbels
in dezelve op : zyn rug, is van een
zwartachtige bruine kleur, met een gedachtige
witte ftreep ter vrederzyden , die
■ doorgaans met zwarte flippen doorzaait is;
zyn buik is mede met geelachtige witte Hippe
a bezaait, ,
De opening van zynen bek is met twee
lippen b e ze t, welke zoo wel als. den bek
uit zeer buigzame vezelen zyn zamengeftelt,
door middel van welke hy de noodige ge-
daantehs aanneemt, na dat de behoeftens
yan het dier vereifchen. Deze ópehing is
driehoekig, en met drie fcherpe tanden ge-
wapent, die zoo fterk zyn , dat zy niet
alleen- in ftaat zyn om het vel van een
menfeh , maar zelfs de huit van een os o f
paart te doorbooren: zy vormen in den bek
drie fnydende werktuigen, welke drie wonden
te gelyk maken. Men ziet duidelyk de
teekenen van deze drie wonden op het v e l,
wanneer de zwelling, ten efttde van drie
.of vier dagen , verdween en is. De Heer
Mor and, Lid van de: Koninglyke Franfche
Akademie, heeft achter in den bek van den
Bloed-zuiger een zeer zichtbaar tepeltje
ontdekt, dat uit een zeer vaft vleefch is
zamengeftelt, en eenigzins beweegbaar, is.;
aan welk hy de werking yan een tong toe-
fchryft, die . de zuiger is , en dient om het
bloed na zich te halen dat uit de drievoudige
wond uitvloet, terwyl het overige van den
bek dat aan de lippen vaft is , liet lichaam
van de pomp uitmaakt: vervolgens vertoont
zich de keel , welkers rontloopende vezelen
dienen om deze buis te-vernkauwen, en hét
uitgepompte bloed naar de maag te dryven;
dit bloed gaat als dan in een vliezige zak
over die tot een maag en darmen aan den
Bloed-zuiger verftrekt. Zoo men dezen zak
die in holletjes o f kleine- zakken verdeelt
is , als zoo veel magen befchouwen w i l, kan
men ’er tot vierentwintig in een middelmatige
Bloed-zuiger tellen. Het uitgezogen
bloed blyft verfcheide maanden in deze be-
waarplaatzen, zonder byna. eenigzins te
ftremmen: dit is . een voórraad van voedzel
die eenigzins zwart word, doch zonder.eenigen
kwaden reuk aan te nemen ; en vermits
• het bloed , van wélke dieren het ook zyn
moge, een voortbrengfel is van het voedzel
dat zy verteert hebben, zoo kan de Bloedzuiger
, die -van het zuiverfte gedeelte van
hetzelve zyn voedzel maakt, een opening
ontbeeren om de grove ftoifen uit te werpen
: hierom kan men ook geen - opening
van den aars in den zelven ontdekken. Mogelyk
, zecht den Heer Mor and, dat de
ongelykflachtige deelen zich door een ge-
ftadige uitwazeming van hetzelve door zyn
vel aficheiden, op welk zich een lyme-
rige ftofie verzamelt die zich by trappen
verdikt, en draadsgewys van hetzelve in het
Q a water