
d o n d e r k r u i d . d o n d e r s t e e n , d o o d e -z e e . s6b
en yaardigliek om- andere. ftóffen te cmtftc-
5 — ’ • ■ pigenfchap dip z y heeft óm de lic-
fcaamen uit en inwendig en tot in derzelver
niinlte deelen te treffen; het zonderlinge,
voorbeen dat men in de proefneming van
-Leide heeft, en het denkbeelt dat men ’er
• Z1C“ wettig van vormen kan, met een groo-
ter trap van electrike kracht te veronderftel-
len.
De beruchte proef van M a r ly - la -V ille ,
leert onze eeuw, en die geene welke noch
volgen zullen, .dat den Donder en de Eleétri-
€lCi?S 5 twee, ukwerkzeleh zyn die door het
zelfde grondheginfel uitgewerkt worden;
vermits een vryflaande yzere ftaaf die aan de
lucht is blootge fielt,. wanneer het dondert,
hier door in llaat geflelt word om alle de
verlchynfelen te vertoonen die hy gewoon is
tutte werken wanneer, men hem door de wry-
ving van het glas ekclrifeert. Zie daar wat
ons deze beroemde proef leert.. Maar te vergeefs
zou. de menfch zich hier door vlei jen.
dat voortaan den Donder onder zyrubedwang
zyn zou, om hem naar zynen wil te.konnen
verdryven* en dat deze fpitze roede in flaat
zou zyn om d.e onweerswolk geheel van haar
XW te ontladen naar welke men dezelve
richt. De ongelykheit is te groot , tuffchen
het uitwerkzel en de oorzaak-
j ^^'^b oedmiddel dat men gebruikt door
de klokken te luiden, om zich te befcher-
meny is dit voordeeliger ? men- kan zomtyds
de wolken, die het dondervuur in zich be- •
vatten y van richting- doen veranderen - wanneer
zy noch. ver a f , en de klokken groot
2yn i mïS r doorgaans- is het een zeker middel
pm den Donder te doen uitbarflen.. Hy mifl
zeldzaam, om die geene te treffen welke lui jen,
die men aan. kan merken als aan het einde
van den geleider geplaatfl te zyn- Het is uit
«enen uitmuntenden brief van den Abt Nol-
let * over de overeehkomft van den Donder
met de. Elektriciteit , uit welke wy dit getrokken
hebben-, dat men een omftandige be-
Ichyvmg van alle de denkbeelden', omtrent
dit Ituk van dezen, beroemden- Natuurkundigen,
vind-
• Deze natmirlyke Eledlriciteit, die veel
merkbaarder in.de onweders is , heeiTcht ech-
ter altoos.in den dampkring, alleen met het
ppderlcheid van meer o f min. Verfcheide
proevea bewyzen zulks.. De Heeren ck Buf-
IPS en NoUet hebben- zeer geeftige werktui-
gea uitgedacht om. deze meer o f mindere
Electnciteit te meten.. Een zoo meenigvulen
zoo. algemeen; uitwerkzel als, deze;
Ele&riciteit van démdampkring is , heeft aan
de Heer Nallet reden,gagevèn om te denken J
dat zy een groote rol in de huishouding der.
INatuur Ipeelt. De ondervinding heeft hem
•géleeit dat de- door konft uitgewerkt wordende
Eledriciteit de omwinding der zaden
de,groei der planten, de uitwaafemina der
levende. lichaamen en de uitdamping der
vochten, verhaalt-
. D O N D E R B A A R T zre H u i s l o o KD
O N p E R K R U ID ,. Cónyza. Deze
plant die in de böflchen,. op'de bergen, laiws
de wegen en tegen de muuren groeit,, heeft
verfpreide wortelen , die houtachtig , reuk-
gevende en bitter zyn, zy fchieten verfchei^
de fteclen. ter hoogte van drie o f vier voeten
uit, welke wollig en getakt zyn- Haare bladeren
gelyken na die'van het zwart wolle-
kruid.. Haare bloemen zyn trollen van kleine
bloemen, die geel, en van eenen fterken
reuk z yn : op deze volgen langachtige gepluimde
zaden. Deze plant is tegenoiftio-
bevordert, de maandftonderi def vrouwen r
zy is . goed om de vloijen en muggen te ver-
oryven- .
-D'D N D E R STJE E N , B l i x e*m s t e i
Men beteekent door deze namen, die meer
gemeene volks,, als Filofofifche namen zyn,
zeer harde fleenen, o f vuurfteenen van-een
Mnge en ronde gedaante, o f welke die van
een beitel hebben ,, en aan welke- de Ouden
een meenigte bygeloovige.krachten toefchre-
ven; zomtyds bedienden zy ’er zich van als
van hamers knodzen., beitels en- wapentuigen;
zy. wapende /er hunne pylen, fchich-
ten en lanfen mede. Men. ziet in de kabi-'
netten een meenigte van deze fleenen , die
Tfn § tS welke het volk zich v?ofo gr£mhaaaklts Üvoolr hene t vgaen;
bruik van het yzer bedienden-
D O O D E.-Z E .E r A s p h a e t i s c h k -
Z ee. Dit Meer werd Dtoode-Zee genaamt
zoo wel omdat zyne wateren bnbewec^elylt
zyn-, als- om dat ’er geen, viffchem in leven
konnen-, en dat men geen watervogels op
deszelfs oevers vind; de naam van Asphahi-
jeve-Zee koomt.hier van voort, om dat men
de Asphalt- o f Joodenlym uit het zelve trekt
Men moet het voor een verdichtzel fchatten
dat deszelfs wateren- in ftaat zouden&yn om
alles te doen. dryven wat men ’er inwerpt.
b o q d s -
D Ö O D S H O O F D - V L IN D E R . D O O D S K O P . 26ï
1 D O O D S H O O F D - V L IN D E R . Deze
Vlinder, die' eëii der zonderlingfte is , en
kenmerken heeft die hem alleen eigen zyn,
koomt van het- 'gfootfte foort van rupzen
voort: -wanneer deze rups tot haare volkome
natunrl-yke groote gekomen is , heeft zy de
lengte van vier en een halve duim. Haare
kl eur is licht g e e l, met zwarte flippen op
êenige ringen; men merkt op haaren rug een
foórc van flrepen aan. Deze rups heeft dit
byzonder, dat zy een hoorn aan haar achter-
fte gedeelte heeft, die in eenen anderen zin
gedraait is als -die der andere rupzen; dezen
hoorn is roodachtig, en geheel met zandachtige
korreltjes bezet, die v iy wel een rots-
werk nabootzen: men vind deze rups voor-
hamentlyk op de jasmyn , fchoon- zy zich
mede met bladeren der groote o f roómfche
boonen en-kool behelpen; het is in de maand
Auguflus dat men dezelve zoeken moet.
Omtrent dezen tyd graven zy zich een gat in
de 'aarde ; hier in veranderen, zy zich in een
P°P3e ? uit w e lk , in de maand September,
de Doodshoofd-Vlinder te voorfchyn koómt,
die meer als een maal den'geeft van hetver-
flandelöoze gemeen, en die der dwazen en
onkundigen met fchrik vervult heeft. Deze
Vlinder is zeer groot: hy heeft drie duimen
lengte van den kop tot den flaart; het is een
nachtvlinder; de vlucht zyner vleugelen be-
flaat v y f duimen; de kleur derzelver is treurig,
van een zwart bruin, met vlakken die
geel zyn en op verdorde bladeren trekken;
öit geel, dat door eenige zwarte flrepen verdeelt
word, vormt op het fchild d a th e tly f
bedekt, een gedaante die niet kwalyk -een
doodshoofd nahootll, waar van hy zyn naam
ontleent. B y dit treurige afbeeldzel, dat op
zyn lichaam • afgemaalt is-, voegt zich noch
een zonderlingheid die dezen- Vlinder alleen
eigen is, en welke men tot noch toe in geen
andere opgemerkt heeft ; dit i s , dat hy een
flerk en fcherp geluit maakt, ’t geen eenio--
zins naar dat van een muis gèlykt, maar iets
beklaaggelykers heeft. Werd le f iéts meer
vereifcht om den geeft des volks met fchrik
te vervullen ? een, algemeene verzaagtheit
verfpreide zich mede, eenige jaarerr geleden,
door eenige landftreken van Neder-Bretaope,
om dat deze Vlinders ’er toen in grooter aantal
als naar gewoonte waren, en juift in een
tyd in welke veel ziektens heerfchten.. Men
fchreef hen alle de onheilen toe, befchouw-
den hen niet dan met fchrik, en hielt herr
voor de voorloopers der ongelukken ; en
zelfs zocht men dat het volk.zich noch tegenswoordig
op hun gezicht ontftelt : zoo
moeijelyk is het om volksdwalingen te ontwortelen^
Het zonderling gefchreeuw dat
dezen Vlinder maakt, 'vooral wanneer hy in
zynen voortgang gefluit o f opgefloten word,
en ’t welk hy verdubbelt wanneer men hem
tuffchen de vingeren houd; dit gefchreeuw,
zeg ik , dat het onderwerp van zoo veel
fchrik is , werd door het geluit veroorzaakt
dat de fnuit van dezen Vlinder maakt , die
kort en gefchubt is , met tegen twee beweeg-
baare.en zeer harde plaatjes, tuffchen welke
hy.geplaatft is,, te wryven: men kan hier ge-
makkelyk de proef van nemen; wanneer men
met een jfpeld een der twee plaatjes van den
fnuit afligt, zoo is het geluit dat het dier
maakt niet meer dan half zoo hard; en wanneer
men ze beiden afligt, zoo is het ftom.
Het is in de maanden September en Oétober
dat men deze Vlinders in verfcheide land-
fcbappen van Vrankryk z i e t ; men vind dezelve
mede in verfchillende luchtftreken, als
Engeland, en Egypte.
W y merken op verfcheide plaatzen aan,
dat iedere plant haar infect heeft, en moge-
lyk heeft men geen boomen, heefters, ftrui-
ken o f planten die hunne byzondere. rups en
vlinders niet hebben : hierom, wyzen w y ,
wat de Vlinders betreft die uit Rupzen voortkomen
, - tot het woord R u p s , alwaar wy
de vpornaamfte befchryven zullen: men kan
op hun byzonder artikel, volgens de alpha-
betifche order, de Hiftorie van een meenig-
te andere beroemde Rupzen en Vlinders vinden
, onder de byzondere namen die men hen
gegeven heeft. W y zullen dit artikel eindigen,
met te zeggen., dat, fchoon de Indiaan-
fche Vlinders grooter en fchoonder als de
onze zyn, zy mede minder in getal zyn als
dit foort van iflfeéten by ons is..
D O O D S K O P ; een Amerikaanfche Aap,
die men mede Monkt noemt. SeUa, die ’ er
een afbeelding van geeft in zyne Tbes I. tab.
33, n. r.. zecht dat zynen platten neus, die
ingevallen fchynt, en zyne diep ingezonken
oogen, zynen kop naar een doodshooft doen
gelyken, waar van zynen naam voortgekomen
is. Zyn kop is aan de voorzyde rond,
en geheel met een roodaehtig zwart hair tot
aan het begin van den neus bedekt: het overige
van het aangezicht is met witaebtig hair
bedekt, uitgezondert op het midden van den
neus en b ek, alwaar men een zwartachtige
fchakering heeft: een meenigte rimpels brengen
noch meer toe om. hem leelyk te maken.
R t S Hy