
474 H U I S V A D E R . . H U L S T .
z y zyn zelfs zoo yyandïg tegens de Huis krekels
, dat zy hen zoo veel verdelgen als in
hun vermoogen is.
Men heeft in Afrika lieden, die koophandel
in Krekels dryven; zy voeden hen in een
foort van ovens van geflagen yzer op, en ver-
koopen hen vervolgens voor een goede prys,
om dat het gerucht dat deze dieren maken ,
by dit volk niet onaangenaam i s , dat zich
verbeeld dat zy dienen om hen een gerufte
flaap te verfcha'ffen.
Wat den zang der Krekels betreft , fchoon
men dezelve aan het herhaalt flaan met de
vleugelen toefchryft, zoo werd het echter
door een fpeeling van werktuigen veroorzaakt,
die meer toeftel hebben, en die, volgens
Scaliger, in de holligheit.van den buik
beflooten zyn. Andere willen dat de rechter
oppervleugel der mannetjes , met yerfcheide
nètswyzè vèezelen bezet is , die alle gekron-
kelt zyn : wanneer de beide vleugelen zich
naauwkeurig in een rechte lyn- fluiten , zoó
moet de lucht, die door het toefluiten der
vleugelen geflagen word , . noodzakelyk nederwaarts
gedreeven worden, en zy moet op
het oogenblik van de voortdryving een trilling
ondergaan , die het geluit veroorzaakt,.
het geen men hoort.. Emmanud Koning wil,
dat ’ t werktuig ’t geen dit geluit voortbréngt
eert vlies is , ’t geen , met zich, doormiddel
van een. fpier en pees in te krimpen , welke
onder de vleugelen: van dit Infeét geplaatft
zyn -, zich ten naaften by als een wayer toevouwt
, en dat zoo dit vlies maar eehigzins
in het leven , en zelfs naar den. doot van het
dier ' in beweeging gebracht word , zich
het fcherp. gefchreeuw doet hooren.. Het is
zeker , dat wanneer men een krekel midden
door ,, o f de kop afTnyd , hy noch èenigen
tyd leeven , en zyn gewoon gefchreeuw
maken zal..
JonJlon ze ch t, dat men deze. Infecten ver-
dryven kan , met in de vrye lucht een ont-
bindzel van vitriool te plaatzen : een fterke
zwaveldamp doet hen, gelyk het grootfte gedeelte
der dieren , omkodmen. In- de Ge-
neéskonft befchouwt men de Krekels als pis-
dryvent, en minder gevaarlyk als de Spaan-
fehe vliegen,, men droogt hen gewoonelyk.in
een oven in een toegedekt v a t, en men brengt
hen tot een poeder , ’t geen men van twaalf
greinen tot'een fcrupel, met een bekwaam
vocht ingeeft, ’ t z y met peteizeli water , of'
dat van fteenbréek.
volgens Swammerdam , aan een Nachtvlinder,
om zyne getrouwheit, ten opzichte vahs
zyn wyfje , en de zorgvuldigheit welke hy
betoont om haar weder te koomen opzoeken
om haare eijeren vruchtbaar temaken. Dit
is de Vlinder der Borjielrups van den Pruim-
boom, zie' dit woort. Men kan de vleugelen
van~bet wy fje niet anders als door middel
.van een vergrootglas ontdekken ; hier tegen
zyn haare zes pooten zeer zichtbaar,in plaats
dat die der mannetjes indiervoegen onder de
vleugelen verborgen, zyn , dat men de twee
voorfte alleen maar tuflchen de fprieten en
de bovenfte vleugelen gewaar word. Hèt.
w y fje is by uitftek vruchtbaar , haaren ge-
heelen. buik is met eijeren v e rvu lt, welke
men zeer naauwkeurig door het v e l , ’t geen.
zeer dun is , ontdekken kan , en welke tus-
fchen alle de affcheidingen der eijêfen in—
w y k t , indiervoegen dat den buik van dit In-
feft in zeker opzicht, naar een druive tros ge-
lykt. Dit wy fje kleeft haare eijeren aan het
tonnetje vaft , uit welk zy voortgekcromen.
is , zonder het ooit te veriaaten ; deze eijeren
zyn rond,, gepeerelt, en'met purpere ringen
bezet, zy zyn-zeer hart en zinken niet in
wanneer zy droog worden , gelyk die der
Byën , en andere Infeéten : deze Vlinder,
koomt van een rups van een zeldzame fchoon—
heit voort. Zie op bet. bier boven aangeivee-
zen woort..
H U .L S T , STEE.ICPaljvi , AquifoUum..
Dit is een klein boompje dat altoos groen is,
hét groeit op -de Onvruchtbare én fchaduuw—
ryke plaatzen, en in de boflehen ; het fchiet
zomtyds ter hoogte van. een boom op, vooral
wanneer met hetzelve aankweekt. Zyne
ftam en takken die buigzaam' zyn , werden
door twee fchorfen omvangen; de uitwendige
fchprs der takken is groen , en die der
ftam doorgaans afchverwig de inwendige is
bleek: béide, geeven.zy een onaangename en-
Hinkende reuk van z ich , wanneer men dezelve
a ffch iltm en gebruikt deze buigzaame-
takken tot yerfcheide. zaakeh. Het hout is
h art, vaft., en witachtig , maar in het hart
zwartachtig, en zoo zwaar dat het in het water
doorzihkt,. gelyk het palmhout en pokhout.
Deszelfs bladeren-zyn van een fchoo-
ne groene kleur ; glad, byna aan die der
lauwrier gelyk , maar z y zyn veel kleinder,,
in het ronde uitgefneeden , hoekachtig , en-
met lange en fteevige doornen bezet, welkers
getal in den ouderdom van den boom:
afneemt- Haare bloemen zyn klein, talryk„
■ roosTÏ
ÏU I S V A D ER.,, dezen, naam-geeft men,
HULST.
fooswys , en in vier deelen iagefneeden; de
ftamper verandert in een kleine ronde bezie;
•deze is hol,' rood , zoetachtig, van een onaangename
finaak, en met Vier beentjes vervu
lt, welke driehoekig en langwerpig zyn.
Men kweekt de Huilt, vooral indeNoord-
fche landen , tot fieraad der tuinen aan. De
..geïehakeerde Huift is een foort van Huift,
•welkers bladeren met geel gevlakt zyn. De
wortel, de fchors en de beziën van den Huift
werden zeldzaam in de Geneeskonft gebruikt:
■ men maakt ’er echter weekmakende afkooksels
van , die nuttig zyn voor den verouderden
hoeft , en om de gewrichten te ftoven,
welke verftramt zyn na dat zy uit het lid zyn
geweeft. Een mengzel van bier en melk in
welk men de doornen der bladeren heeft laten
kooken , is-op een verwonderingswaardige
wyze nuttig voor het kolyk en fnydin-
■ gen der ingewanden.
De Engelfchen vervaardigen de vogellym
op de volgende wyze , van den fchors der
■ Huift, door welke men vogelen met de lym-
ftang. vangt, In de maanden Tuny en July ,
fchelt men een zeker getal Hulftboomen: men
-werpt de eerfte bruine fchors weg, en men
neemt de tweede ; deze laat men geduurende
•zeven o f acht uuren in fontein water koken,
■ tot dat z y zacht i s : men maakt ’er alsdan klom-
:,pen van, die men in de aarde delft , en met
keifteenen bédekt, met verfcheide. lagen op
•■ elkanderen te plaatzen, na dat men ’ er te
‘Vooren al het water heeft laaten uitzakken:
men laat deze ftoffe hier dus veertien dagen
-of drie weeken broeden o f rotten , totdat zy
in een flym verandert is ; men neemt haar als
■ dan uit den grond, en ftampthaar in een mortier
, tot dat men ze als een deeg kneeden kan;
men wafcht haar vervolgens in rivier water,
;en kneed ze , om haar van alle onreinheden
te zuiveren : men lecht deze ftoffe , geduu-
!rende v y f o f zes dagen in een aarde v a t , om
■ dat zy haar fchuim zoukonnenuitwerpen, en
zuiver worden ; hier na doet men ze in een
-bekwaam, vat, en bewaart ze tot gebruik. De
befte vogellym is groenachtig, en moet geen
kwaden reuk hebben. Dodoneus verzekert,
■ dat de vogellym die van de fchors der Huift
gemaakt wo rd , niet minder fchadeiyk i s ,
wanneer zy inwendig gebruikt word ,■ als die
'geene welke van marentakken gemaakt word;
vermits zy zeer kleverig is , zoo lymt zy de
ingewanden aan elkanderen, zy belet de loo-
eing.van den drek , en veroorzaakt de dood,
zonder eenige andere fchadelyke hoedanigheden
-, als haare kleverige eigenfehap te be-
HUMUS. HURA. HURIO. H Y A C : 473
zitten. De vogellym uitwendig opgelecht,
loft o p , verzacht en maakt ryp. .
H U M U S . Men geeft dezen haam aan
die 1'aag van aarde , welke tot liet vóórtbrengen
der planten en gewaden bekwaam is , en
welke tot een omkleedzel aan onzen kloot
verftrekt: z y bedekt deszelfs oppervlakte ,
omtrent tot op een halve voet diepte: zy be-
ftaat voor een groot gedeelte uit eigeinlyke
' gezegde aarde, en uit dé ontbinding van
vreemde lichaamen; ’t geen gemeenelyk ver-
gaane planten , en verrotte dieren zyn. Deze
aarde is een foort van natuurlyke mekaarde;
haare kleur verfchilt : maar na dat de
Humus in het vuur verkalkt is ,fchyn tzy w it,
ten minften zoo ’er niet eenige metaalachtige
deelen meede vermengt zyn , welke alle de
aard deeltjes kleuren o f verbergen konnen.
Zie bet woort A a r d e .
H U R A . Dit is een zeer ichoone foort
van Amerikaanfche Nooteboom , welkers
bloem uit een enkelt blad beftaat,’t geen een
trechterswvze gedaante heeft, en eenigzins
in twaalf deelen ingefneden is ; zyne vrucht
: is -bolrond , eenigzins breed, zoo groot als
een oranje appel, en mede in twaalf deelen
gefcheiden , welke teder een zaad bevatten :
men ziet deze vruchten in alle de Kabinetten
der Beminnaarea van de Natuurlyke Hifto-
rie.
H U R IO : dit is een groote vifch van het
foort der Walviflchen , welke men in den
'Donau vangt; hy heeft geen fchubben , en is
byna geheel kraakbeenig: men heeft ’er w elke
vier hondert ponden weegen : men bereid
een vifchlym van dezen vifch, welke aan die
geene gelyk i s , die de Steur van de Bori-
ftbenes verfchaft. Zie bet woort S t e ü r .
H Y A C I N T of H y a c i n t s t e è n ,
Hyacinthus-gemma. Dit is een edel gefteen-
te , van een roode kleur die op het geele trekt,
het is doorfchynende , fineltbaar , en veel
zachter als de granaatfteen : men heeft ’er
van verfchillende groote en kleuren : men
onderfcheid hen in Oofteriche en Wcfter-
: fche.
■ _ De Ooflerfcbe Hyacint heeft een roodachtige
geele kleur , welke eenige overeenkom!!
■ met de kleur van het fcharlaken-, karmyn en
-vermiljoen heeft, iets minder van de robyn
als van de granaat, om dat men in dezen
Reen, door middel van het zonnebeeld , eèn
O o o a geritr