
K A M E E L . . K A M E E L . 533
andere litchtftreeken zyn fchadelyk voor deze
dieren, maar van hoe veel nut zyn zy niet
voor de inwoonders der geweften, voor welke
de Natuur hen gefchikt, heeft. Kan men
wel een dier vinden dat gefchikter 'is als de
Kameel , om de zwaarfte vermoeyeniflen in
de dorre en brandende zandvlaktens van A frika
te wederftaan , om het zomtyds vier o f
v y f dagen zonder drinken uit te houden , en
echter met een zware laft beladen , dagelyks
een weg van v y f en twintig o f dertig uuren
afteleggen?; 'v -
Men merkt aan de tweede maag dezer dieren
omtrent twintig holligheden , die de
gedaante van zakken nebben , en tulïchen de
twee vliezen geplaatft zyn , die de zelfftan—
digheit van dit ingewand uitmaken. Het gezicht
van deze zakken deed de Franfche. Aka-
demiften gelooven , welke dit dier ontledigden,
dat zy weLdie bewaarplaatzen .zyn konden,
in welke Plinius zecht* dat de Kamenden
het water zeer langen tyé bewaaren , ’ t
geen zy in een groote, hoeveelheit drinken,
wanneer zy het bekoomen konnen ; om het
gebrek te vervullen dat.zy hier aan in de dorre
woeftynen lyden moeten , welke men hen
doet dóórtrekken.
. De Kameel is een zeen gedwee dier : men
richt het van zyne jeucht af om neder.te bukken,
en om te gaan leggen* wanneer men het
beladen wil... Om het hier toe af te richten,
zoo buigt men net de pooten onder den buik,
even na. dat het„gebooren is , en bedekt het
met een kleed, op welks flippen men llëenen
lecht om, het te beletten om op te liaan. Ver--
mits dit dier,zeer hoog is , zoo gewende men
het om deze geftalte aan te neemen, wanneer
men het met een kleine^roede aan de knyen
raakt, omhet des te gemakkelykef te konnen-
beladen. Men laat het meede eenigen tyd ,
zonder het toefeftaan om te .zuigen , om het
vroegtydig te gewennen om zeldzaam te drinken
, men doet déze dieren geen.lallen dragen
voor. dat zy drie o f vier jaaren oud zyn.
Wanneer zy een genoegzamen lalt op zich
gevoelen , zoo moet men hen niet noodzaa-
ken om meer te dragen * anders"betoonen zy
" afkeerig te z y n , ftooten met den kop , én
ftaan fchielyk op.-
- Z y , die goede lalt Kemelen willen hebben,
lubben dezelve, fchoon men weet.dat deze
handelwys in ’ t' algemeen de dieren van een
gpdeelte van hunne krachten berooft; maar
zy maken hen hier door altoos gedwee , en
vermyden de bronstyd, die hen ontzenuuwt,
cn y er woed.maakt,. Vermits, dit. dier, .gelyk
de muil-ezel , boosaardig., in de bronstyd-
word , zoo worden zy gevaarlyk voor die
geene , welke hen leiden ; het erinnert zich.
als dan hetkwaad dat men het gedaan heeft, en
wanneer het zynen vyand verraflehen k an ,
zoo vat het hem met de tanden op ,. laat hem
ter aarde vallen , en trapt hem zoo lahg met
de voeten tot dat hy geheel verplettert is
wanneer de bronstyd v.oorby is , verkrygt het
dier zyne voorige zachtaardigheit weder. De
K ameel vreeft het Paart, en het Paart vreeft
de Kameel,. De Muilezel e.n E z e l, duchten
elkanderen meede , ten minllen zoo zy geen
geruime tyd met elkanderen ommegang gehad
hebben.
De Afrikaanfche Kameelen zyn veel. bekwamer
om lallen, te. dragen als-de Aziati-
fche. Wanneer de eerlle beginnen te reizen,
zoo is het noodzakelyk dat z y vet zyn : want
men heeft opgemerkt, dat wanneer dit dier
veertig, dagen voortgetrokken heeft zonder. *
garft, te eeten , zyn bult begint te krimpen,
en dat het niet meer in Haat is. om zwaare lasten
te draagen.. De Aziatifche konnen deze
vermoei jeniflèn niet wederftaan , men moet
hen dagelyks., omtrent drie ponden garften.
deeg geeven. De Turken maken in Europa;
van de Kamèelen gebruik,, om hun reistuigte
dragen : men .ziet ’ er in Spanje -die de Stadvoogden
van de Grensfteeden hier henen
zenden; maar zy leeven. hier niet lang,, om.
dat de luchtftreek te. koud voor hen is. Men
fchat de duuring van het leeven van deze dieren
,, op omtrent vyftig jaaren.
Men zecht, dat men in Afrika kleine D ro—
medariflen h e e ft, die tachtig uuren in een
dag afleggen. Z y zyn van zeer veel nut voorde
Oofterfche Couriers , om hunne berichten
fpoedig.over te brengen ; hunnen-, gang is
een draf; wanneer zy op.een ren loopen, zoo
is het een fraaije vertooning , hunne maan en
en het lange haft van de. bos die zy vóór den
-kop hebben , door den wint te zien golven..
Men belaad de Kameelen op den rug, o f men
hangt ’ér korven over die zoo groot zyn-, dat
’ér.een menfeh in -zitten kan , met de beenen
kruiflelings onder het lichaam , op de wyze
der Oofterlingen: -het is in deze k o r v e n d a t
de vrouwen reizen.. Men fpant de Kameelen
meede. voor wagens :: men gebruikt
geen roskammen -om hen te reinigen ,. men
flaat hen alleen met kleine Hokjes om het Hof
uit het haft te dryven.. Men bedient zich van
den drek van deze dieren om de fpyze in de
woeftynen te bereiden.. Om de Kameelen t&
doen voortgaan:behoeft men hen niet te Haan,,
het c
KAMELEON, Ka m e l e o n .
het is genoeg dat men zingt; o f wanneer zy
in een groot getal by elkanderen zyn , zoo
flaat men op een keteltrommel. Dit dier is
kloekmoedig: men doet het geniakkelyk voont-
.gaan, uitgezondert in een vette en glibberige
.grond ; om dat zyne pooten die plat, breed,
•aan de onderzyde vleesachtig , en met een
«acht vel bedekt z yn , ’t geen weinig, eeltach-
tigheit h e e ft, en dat men als een.foort van
levendige zoolbefchouwen kan,iederoogen-
blik uitglydeh. Wanneer men deze Hechte
plaatzen ontmoet, zoo is men verplicht om
groote tapyten te fpreiden, waar over de Ka-
meelen gaan konnen.
Labat zecht , dat men geen Kameelen in
Amerika heeft, ten minften, zecht h y , zoo
men de Glama ,en Pacos o f Alpagne, een foort
van groote Peruviaanfche Schapen voor geen
-Kameelen houd; want behalven de,'wol, met
welke zy bedekt,zyn, en hunne groote, zoo
hebbben zy zeer veel overeenkomft met' de
Kameelen. Zi« G l a m a en A l p a g n e .
De Kameelen zyn tamme dieren welke een
dubbele nuttigheirhebben, in Azia en in Afrika
maakt men meenigvuldig gebruik van hunne
melk die zeer afzettende en nuttig i s , om
het bloed van deszelfs onreinheden te zuiveren
,-door middelen van de waterloozing; men
fchryft zelfs aan het geftadig gebruik van deze
melk toe , dat de Arabieren van een meé-
nigte ziekteris-bevryd :zyn , gelyk de fchurft- ’
h e it, kraauwagie , en melaatsheit: men eet
meede het.vleefch dezer dieren.
Behalven het gebruik van hun hair om hoeden
zamén te ftellen, fpint men het, en maakt
’er ftoifen van.
K A M E L E O N , Cbanneleon. Dezen
naam hebben de Grieken aan een dier gegee-
ven dat zeer onaangenaam voor het oog is ;
en d a t, fchoon het verachtelyk fch yn t, berucht
in de Natuurlyke Hiftorie is , om zyne
verandering van kleur , die dan eehs bfaauw,
dan eens geel , en dan weder groen is ; ais
mede om deszelfs byzohdere wyze van zich
te voeden. Alle deze byzonderheden, hebben,
met onze aandacht tot,zich te trekken, dit
dier zyne beroemdheit doen verkrygen, en
het tot het beruchtfte zinnebeeld gemaakt,
van welk men zich in de Zedekunde en Redeneerkunde
bedient h e e ft, om de laffe en al
te gemeene believing der Hovelingen en Vlei-
jprs uit te drukken. Men onderfcheid ver-
icheide foorten van Kameleons., welke men
in Mexiko , in, Arabië , in Egypte , enz.
Tint.
539
De gemeenfte en grootfte Kameleon is
de Egyptifche ; de Heer Perrault, medelid
van de Franfche Akademie.der Weétenfchap-
pen van Parys, heeft ’er een ontleed, die e lf
en een halve duim lang w a s , de ftaart mede
,gerekent.' De Kameleon fchynt veel gelyk-
vormigheit me t de Haagdis te hebben; hy heeft
mede vier pooten, en legt eijeren , welke in
plaats van een huit , alleen met een dik vlies
omkleed zyn. Hy loopt wel is waar zoo fnel
m e t, om dat zyne korte ’beenen , en zyne
voeten die in twee deelen gefcheiden zyn ,
waar van het eene twee , én het andere drie
vingeren h e e ft, die aan elkanderen met een
vlies , op de wyze der boere handfehoenen ,
gehecht, zyn , veel eer gefchikt fchynen om
op de boomen te klimmen , als om te.lo’o-
pen. Hy verfehilt hier in noch een weinig
van de Haagdis , dat zynen rug niet plat is ,
als mede door den kop , die op den top met
met een kam o f foort van helm bezet is.
Om de Hiftorie van dit dier te befchryven,
zullen w y zeggen dat zyne gedaante vry onregelmatig
, en zéér afTchuwelyk i s : zynen
rag is zeer gekromt; zynen kop , die zeer
groot in evenredigheid van het lichaam is , is
uitwendig met een kam, en inwendig met een
driehoekige kroon verziert; deze is beenachtig
, en derzelver randen zyn met kleine geparelde
knoppen bezet , welke zich meede
over het voorhooft en de neus uitbreiden ;
zyne oogen zyn zeer fchoon, dan eens groot,
én dan wederom klein, met een ring geboort,
én in diervoegen geplaatft, dat het eene opwaarts
, en het andere nederwaarts zien kan,
dat is te zeggen, naar verfchillende zyden ;
zyirfnuit vormt eeu ftompe punt, en heeft
twee kleine openingendiehet dier tot neusgatendienen,
zynen bek is wyd, zyne kaken zyn
met zeer kleine tanden bezet; zyn tong is lang
fen flymachtig, zynen buik dik , zyn keel en
de gehecle lengte,van zyn lichaam , zoo wel
aan de onder als boven zyde , is met een rei
van een foort van kleine tanden , by wyze
van een zaag o f eg , bezet, welke tot aan het
einde van den ftaart, ongevoelig’ afnemende,
voortloopen ; die gekronkelt, en altoos ge-'
k ru lt, en in kleine bochten geringt is , die
der wyfjès is naar boven omgeboogen, die
der mannetjes is hangende, en minder gekronkelt,
’t geen men meede in de Haagdiffen opmerkt.
De rug en buik , hebben een bléeke
o f donkere afchvervvige kleur ; de zyden van
den buik zyn afchverwig, en fchynen met
kleine rosachtige fchubben bedekt, die met
muisvaal gegolft en gemarmert zyn : de rug-
3 . graat