
s 6 A C A C I A .
boom groeit in Egypte, uit welke men een
zap trek t, van -t welk men gebruik in de '
Geneeskonft maakt, onder de naam van
Acacia. Dezen boom is dicht getakt, en
met fteyige doornen ge wapent; zyn bladen
ftaan tegen elkanderen over ; zyn bloemen
hebben een, goudkleur, doch^geen reuk, in
gedaante van een buis, die in v y f deelen ge-,
fcheiden is ; de vrucht is een peul die naar
die van de vygeboon gelykt». •
Deze boom is zeer gemeen te groot Cairo
; in onze luchtftreek kan hy alleen in
warme ftooven aangekweekt worden:: wanneer
zyn peulen, groen zynde, gedampt worden,
geven z y een zap uit, dat men verdikt,,
en Zap van Acacia noemt. Dit zap is uitwendig
van een bruine kleur, en inwendig,
zwartachtig o f roodachtig,, van een v a d e .
zelfdandigheit, die in den mond zacht wo rt,
en van . een zamentrekkende. fmaak men
krygt het zelve uit Egypte in gedaante vanboven.;
- Het wort tunchen d.e verdikkende .
en indryvende zamentrekkende geneesmiddelen
geplaatft:. men gebruikt zomtyds in des~
zelfs plaats het zap- van den Acacia nofiras;
welke naam men aan onze milde Pruimboom
gegeven heeft, -om dat deszelfs vruchten een
zamentrekkent zap uitleveren^ Zie, W i .ld .il
P r ü im b o om . -
Natuurlyk vloeit uit de reeten der ft hors*,
en uit de infnydingen die men in deze Eg yp-
tifche Acacia doet, die mede in A rabie, en
op verfcheide. zeekuden van Afrika groeit
een flymachtig zap dat vervolgens hard
w o r t , en de Arabifche Gom is ;; zomtyds
zyn de droppen die uitvlocijen kegelvormig
en gekromt r. dit is het geene dat men de
worm.myze Gom noemt.. Deze gom is van de
andere niet onderscheiden als alleen in ge—
gedaante : de eigenfebappen zyn dezelve..
Z y is nuttig om. de waterachtige, vochten te
verdikken, en de fcherpe vochten te verzachten.
Wanneer deze gom in groote,
heldere en doorfchynende dukken is , noemt
men dezelve in Vrankryk Gom Turtéha. Zy-
wor.t door de Zyverwers gebruikt. De voor-
saamde handel van deze Arabiefche Gom
wert aan de Senegal gedreven. Z h S e.ne-
©AX.sehe G om , en Met. woort- G om..
A C A C I A o f C as sa a der T u in ie r s ,
is een-boom uit de Levant, welkers bloemen
kleine troffen maken die zeer fraai en
welriekent zyn : deze heeftefc kan niet wel
anders als in oranjeryen aangekweekt wor-
ëetu Men. brengtpommadens uit.Italiën ^ die.
A C A J A . A CA JO T T ..
met de bloemen van dezen heefter welnee
kent gemaakt zyn*.
A C A J A . Een boom die- de groote vaneen
Lindeboom heeft, wiens hout rood, en
zoo licht als kork is. Op- het eiland C y lon
gebruikt men he.t zap van deszelfs vrucht
om het gebrade vleefth te befproeijea: me-ii
drukt uit zyn vrucht,' die. men Pruimen van
dé acaja noemt, een vocht dat veel- Over—
eenkomd met de wyn heeft. Deze pruimen
liebhen de groote van de Keizers Pruimen,,
en zyn zoo gezont als onze kerfen... Men
confyt de bloemen in- de. knoppens
A C A J O U o f C A j o u s. E en bo om van
de Amerikaanfche eilanden , Brazil en In-:
dien: zyne bloemen hebben de gedaante van
een. t r e g te ro p dezelve volgfeen peerswy—
ze- vrucht,., van een roode o f purper kleur:,
de inwendige zelfdandigheit van deze vrucht
is w it,, en bevat veel zap, doch.is eenigzins
wrang. Deze vrucht ,, die een weinig zamen--
trekkende is , kan met vrucht in de buikloop-
gebruikt worden : . de Indianen: eeten haar'
zelfs als een gewoon voedzel. rFèr> plaatzé;
daar verfcheide vruchten .eed foort van navef-
o f kroontje hebben,. heeft z y een noot in de-:
gedaante van. een nier, die Acajou-noot ge—
naamt word... Men vint de noot , in 'dit foort
van vracht, in plaats van inwendig in dezelv
e , aan de buitenzyde../
Deze acajou-noot heeft een dikke, harde
houtachtige en-iponsachtige fchel: z y bevat
een witte kern., die- zeer goed omte eetem
is;, en in fmaak de groote hazelnooten gelyk.-
De fponsachtig.e zelfdandigheit bevat een:-
honingachtig-j fcherp, : en-byteiit vocht, dat'
’er door/eem ïheenigte van kleine öpëningeir
uitvloeit, wanneer de vrucht verfch is', en
men dezelve warm maakt: eenigè lieden bedienen
zich hier van.,,, om de- verëelinéénder
voeten te verdryvenr dit -zap • verft liet
linnen met eeuyzérkleur, die men bezwaar—
lyk kan- do en, verdwyn en ...
De bewoonders- der landen:, in welke de*
acajou-noot wafch-t, trekken- een- olie uit •
dezelve, van welke z y zich bedienen om>
het hout te verwen, en-welke het voor het
verderf bewaart.. Men perft uit dè vrucht •
een zap, dat, wanneer het wel gegift heeft,,
een- wynachtige hoedanigheit verkrygt, en
uit welk men een-brandende en- zeer vlugge-
geeft trekt. Uit den boom zypelt een rofle-,
en doorfchynende gom, die, wanneer z y in--
watet ontbonden i s , tot een. uitmuntende*
ACETAB: ACMELLA. ACOLs
|p n verftrekt. Het acajou-hout is zeer ge-
.zocht tot huisfieraden , en om te bouwen.
De Verwers gebruiken den olie die men uit
-de acajou-noot trekt om zwart te verwen.
De inWOonders van Brazil tellen hunne jaa-
ren met deze nooten: zy leggen ’er jaarlyks
■ oen weg.
A C E T A B U L U M , een Voort van Neft
o f voortbrengzel der Polypen , van eenfteen-
-achtige zelfftandigheit, - die door de zee in-
■ fedben geformeert word; een voortbrengzel
•dat men voormaals onder de zeeplanten plaat-
ften. Deze Polypen neft is een foort van
klein bekken in de gedaante' van een omgekeerde
kegel , die met zyn punt aan een foort
van zeer dunne en lange fteel is vaftgehecht.
Men vint dus dat de Neften der Polypen dan
oens aan een fteen , en dan eens aan een '
-fchelp zyn vaftgehecht. Zie op de woorden,
P o l y p u s , en K o r a a l g e w a s s c h e n »
A C M E L L A , een plant, met geele ge-,
dlreepte bloemen , die men zecht dat zeer
;gemeén op het eiland Cylon is. Volgens het
getuigenis dat een Hollandfch Bevelhebber
aan de 'Ooftmdifche Maatfchappy in ’t jasf
1690. gaf, en dat door een Wondhêelder van
het Gafthuis van Colombo beveiligt is , zou
■ deze plant een'dierbaar e kracht voor het men-
'fchelykc geflacht bezitten» Z y zeiden dat
z y meer als honden perzoonen yan het gra-
y e e l, en zelfs van de fteen, alleen door be-
^hulp van deze plant genezen hadden. Door
'Wel^é noodlottigheit is een plant, die deze
■ onwaardeerbare eigenfehap b e z it, niet ge-
xneenzaam aan de geheele Weereld. geworden?
A C O L A L A N o f A c o l A o ü , een in-
feél dat veel overeenkomft met de weegluis
heeft, én zeer gemeen in de Afrikaanfche
Eilanden is. Het groeit zeex fchielyk, en
bekoomt in korte tyd de groote Van een
duim; als dan krygt het vleugelen. Dit in*
feél vermeenig-vuldigt ilerk, doorknaagt alles
, vooral de ftoffen. Alle de hutten der
Negers zyn met deze infeélen vervult, die
noch laftiger worden Wanneer zy .beginnen
-te vliegen.
A C O M A S . Een gTpote eft dikke Ame*
rikaanfche boom , welke breede bladeren,
en een' olyfvormige vrucht heeft, die geel
-is , cn een bittere fmaak heeft. Men gebruikt
zyn hout tot de Scheepsbouw; hy.
A COM A S . ACOPIS^ ACORUS. ö ?
levert balken uit die achtien duimen midde-
lyn hebben, en zeftig voeten lang zyn.
A C O N T I A S , zie P y l s l a n g .
A C O P I S . Een edel gefteente, dat zoo
doorfchynent als glas i s , en goudkleurige
vlakken heeft. Men heeft dezelve de naam
van Acopis gegeven, dat een fteen die ver-
frift beteekent, om dat men wil dat de olie
in welke men dezelve heeft laten koken,
een hulpmiddel tegen de vermoeitheit is.
Om te weten met welke van onze fteenen
deze overeenftemt, als mede veele anderen,
moet men wachten, gelyk zulks in de Dictie-
naire Enceclopediqüe gezeehf wort, tot dat
de Heer Daubenton, Lid van de Koninglyke
Akademie der Wetènfchappën van Parys,
gebruik gemaakt heeft van zyne vernuftige
ontdekking, over de wyze om aan onze nakomelingen
een regel natelaten,, om zonder
te dwalen onze namen der Steenen toetepas-
fen, aan die fteenen zelfs aan welke wy* die
gegeven hebben, en om te ontdekken welke
die der naamen van onze Steenen is , die aan
deze o f die naam der Ouden beantwoort.
A C O R U S : Dezen naam geeft men aan
drie verfcheide Wortelen , waar van den
eenen den Waaren acorus o f het welriekende
lifch is ; de andere is den Indiaanfchen
acorus 3 o f acorus van Indien; en de derde is
* de wortel van het water lifch.
JVaare Acorus is een lange , knobbelachtige
w o r te l, die de dikte van een vinger
heeft, inwendig w i t , /uitwendig rösachtig,
fponsachtig, Van een fcherpe en geurige
fmaak, die met die Van dé knoflook veel
overeenkomft heeft, en van een aangename
reuk. De bladeren die uit deze plant te
voorfchyn komen, gelyken naar die van net
Lifch; de vrucht is driekant,.en heeft drie
hooien. De. acorus groeit in Vlaanderen en
Engeland langs de beéken, in Lithauwen en
Tartaryën. Vermits deze plant veel vlug
zout in zich bebelft, zoo is zy tegengiftig,
opftygingkeerent en hartfterkent.
sIndiaanfchen Acorus. Dezen wortel groeit
in de Ooft- en Weft-Indien: hy is kleinder
als de waare acorus, van een liefelyken reuk ,
en van een aangename bittere fmaak ; hy
-heeft dezelve krachten.
De valfPhe Acorus is de wortel van het
water lifch, met geele bloemen. Deze wor-
‘tel laat in de mond een groote fcherpheit na*
Men fchat hem zamentrekkende te zyn.
D 2 De