
grond die met kleine fchubben bedekt is : de
ïcheden van zyne vleugelen zyn k o r t, en
bedekken weinig meer als -de helft van het
achter ly f ; het'hooft van dit dier is klein
en langwerpig; zyn borstftuk is dit mede,
en fchynt v y f hoeken te hebben. Men ziet
aan het uiteinde van het achter ly f van het
w y fje , een boor die een lyn lang is , deze
dient haar om haare eyeren te bevatten, en
, om dezelve in het vermolmde hout te leggen
in welke men hen vint.
. B O O T J E , een foort van Lepas met een
gekamerde fchelp, en die volmaakt wel naar
een bootje g e ly k t: z y onthoud zich in het
zand, en hecht zich aan de andere fchelpen
v aft: men vint haar in de Senegal,
B O R A X , G o u d s o u d e e r s e l . Deze
zelfftandigheit, die, by den eerften opflag
v ry wel naar aluin gelykt, is van zeer groot
nut. Deszelfs Waaren oorfprong is noch niet
bekent; eenige Schryveren hebben zélfs gedacht
dat dit geen voortbrehgzel der Natuur,
maar der Konft was.
- Hoe Jt ook zyn mag, men kan twee Poorten
yan ^or^x onderfcheiden; te Weten rau-
iven. o f groven Borax,. en gezuiverde Borax.
Eenige Schry vers zeggen dat den rauwen
Borax in de goud en zilver mynen van Indië
en Tartaryë, en vooral op het Eiland Cy-
lon gevonden, wort, van waar het de Engel-
fchen en Hollanders in meenigte brengen;
doch van twee verfchillende Poorten, waar
van het eene fmerig en rosachtig, en het
andere graauw en groenachtig is.
Men zuivert in. Europa dezen ruuwen Borax
die men uit Indië brengt. De Venetia^
nen'waaren dé eerfte die hem rafineerde;
maar de Hollanders hebben zich mede van
dezen tak van koophandel weten te bevoor-
deelen 9,en zy maken ;een geheim van de wyze
op welke.dit verricht wort. De Schryver
van de Dictionnaire du Citoyenzecht, dat
bergroot geheim in de öhkoftbaarheit beftaat
om dit te doen, in hunne wyze om.de bewerking
goed koop te doen z yn , om andere
volken te beletten om dezelve zaak te ondernemen
: van welk geheim zy ongetwyfelt
met betrekking tot verfcheide andere koopwaren
gebruik maken , die zy byna alleen
met uitfluiting van alle andere Volken verhandelen.
D e ' gezuiverde Borax is w i t , doorfchy-
nent, uit kriftallen die zes oppervlaktens
hebben, zamengeftelt, en die aan de “beide
uiteindens afgeknot zyn. Deszelfs Ihiaak is
in den beginne vry z o e t : vervolgens wert
hy fcherp en prikkelent; zynen reuk die in
den beginnen aangenaam is, wert vervolgens
loogzoutig en pisachtig.
De Borax is van een zeer groot gebruik in
de Geneeskönft, Scheikunde en Metaalkunde.
Hy bezit in. een hobgen trap de eigen-
fchap om de fmelting der metalen te bevorderen;
hierom [gebruikt men hem hier toe,
als mede om de metalen te foudeeren, ge-
lyk goud, zilver, koper en yzer. Vermits
de Borax de eigenfchap bezit om het goud
in de fmelting bleek te doen worden, zoo
gebruikt men de voorzorg om by het meng-
z e l, falpeter o f fal. ammoniak, te voegen, die
het goud zyne natuurlyke kleur doet behouden.
■ De Borax wert voor een uitmuntent af*
zettent middel gehouden, dat gefchikt. is om
de verdikte en flymerige vochten los te maken.
Men befchouwt hem mede als een
blanketmiddel, aan welk men de eigenfchap ‘
van het vel blank.te maken , en de roode
vlekken te verdryven, .toefchryft.
B O R S T E L R U P S . Dit is een foort
van Rups die .de Natuur met haare aange-
naamfte kleuren, en met kleine hairbosjes,
van een aangename , gedaante verfiert heeft.
Deze hairbosjes zyn vier in getal . en achter
het hooft geplaatft; zy beftaan uit zeer fyn .
hair, dat dicht in een gefloten. e% gelyk af-
gefneden i s , ft r geen. onze-börftels vry wel
habootft.., waar van de naam van Borfl&l Rups
voortgekomen is. Een dezer • Rupfén , die
zich met bladeren van den Kaftan j©boom en
andere b o omen voed, is aanmerkelyk om de
kleur van haare huit ,, die fchooin groen en
met lange en blonde, hairen bedekt is; door
een bos rooskleurig, hair , dat in een .punt
eindigt, en op haar achterfte gedeelte geplaatft
is; door geele*börftels met rooze.roo-
de punten; door de vier tuflchenwydtens van
haare ringen , die uit fchoon zwart fluweel
zamengeftclt fchynen. Deze luifterryke kleuren
dunren niet meer dan zeven o f acht da-
gén. Deze Rups fpint een- tonnetje , dat
veel overeenkomft met het tonnetje van den
zyworm heeft; het popje is met kleine bosjes
hair bezet. Ten einde van verfcheide maandenV
ko.omt uit. eene fojort van deze. popjes,
wyfjes vlinders te voorfchyn, welkers vleugelen
van een bemorfte witte kleur zyn , die
in de breedte twee geelachtige ftrepen hebben,
en met een foort van kleine franje aan
hun
hun uiteinde bezet zyn. Dus is het, gelyk
men z ie t , geen algemeenen regel, dat de
fchoonfte vlinders de fraaifte kapellen vóórtbrengen.
Men heeft verfcheide andere Poorten
van Borftelrupfen, die het geval de Liefhebberen
doet ontmoeten. Deze Poorten ge-
lyken elkanderen altoos door deze algemeene
trekken.
B O R S T P R U IM E N , S e b e s t e n ,
Sebeften: dit is een foort van kleine zwartachtige
pruimen, die aan haar uiteinde fpits,
gerimpelt, half droog , vliesachtig , en op
een kelk geplaatft zyn die hol is : deze vrucht
is uit een bruin, zwartachtig, lymig, zoet
en zeer kleverig vleefch zamengeftelt, zy
bevatten een kleine fteen die zomtyds driekantig
, zomtyds plat is , en veeltyds twee
langwerpige amandelen bevat, die driehoek
ig , w i t , en van eenen aangenamen fmaak
z y n , wanneer zy .verfch gegeten worden.
Deze vruchten zyn aan het befchimmelen,
o f verm$teren onderworpen.
De boom die deze vrucht voortbrengt, wert
Sebefia domejiica genaamt: hy groeit in Syrië
en Egypte; zyn ftam is dik en/middelmatig
hoog ; zyn Ichors ruuw en witachtig ; zyn
takken zyn dicht en naar de aarde omgebogen;
zyn bladeren komen beurtelings op
kleine takjes voort; zy zyn rondachtig, vaft,
drie duimen breed, öngelyk aan hunnen boven
rand getant, en zomtyds uitgeholt, groen
en blinkende aan de boven zyde, zenuwachtig
aan de onde rzydezyne bloemen, zecht
Augufiinus Lippius, zyn zeer talryk , in tros-
fen by een verzamelt, aan de toppen der takken
geplaatft, wit , van een aangename reuk,
eenbladig in v y f deelen gefcheiden, en trechterswys
gefchikt: op dezelve volgen vruchten
die de groote van een middelmatige o ly f
hebben, en eerft groen z yn , en vervolgens
zwartachtig worden.
Men heeft een ander foort van Sebeften-
boom, die Sebefiena Syheftris genaamt wort:
zyne bladeren zyn veel kleinder, zoo ook
zyne vruchten, die zoo aangenaam van fmaak
niet zyn.
. Men maakt een uitmuntende vogellym van
het vleefch der Sebeften , met .dezelve te
ftöoten wanneer zy ryp zyn , en met hen
met water te waflchen; dit water wort zeer
lymerig;
De Egyptenaren bedienen zich by wyze
yan plaafters, van de lymerige ftoffe die zy
uit de Sebeften trekken, voor allerlei Poorten
van verharde gezwellen; het is goed om
1. D ekt,.
allerlei foorten van verhardingen op te los-
fen. _ Eenige maken mede geduurende verfcheide
dagen gebruik van groote pillen, die
uit deze ftoffe , kandy fuiker en zoethout
zamengeftelt zyn , om zich van den hoeft
te genezen. W y bekomen deze ftoffe zeldzaam
, zy . wort Vogellijm van Alexandria
genaamt.
De Sebeften zyn flymachtiger als de Ju-
juben: men maakt meenigvulcng gebruik van
dezelve tegen den hoeft, moeijelyke ademhaling,
pleuris, ontftekingen in d,e long,
fchorheit, en verhitting in het water : zy
verzachten en ontlaften mede den buik: men
gebruikt. dezelve in de bevochtigende en verzachtende
verkoeldranken voor de borft.
B O S C H , Sylva. Dit is een wyduitge-
ftrekte natuurlyke plantaadjen van boomen
van allerlei fo o r t , en van meer ■ o f min
groote. Het hout, deze .zoo dierbaare en
zoo noodzakelyke ftoffe tot alle behoeftens
des levens , is altoos zeer overvloedig in
geheel Europa geweeft; maar na dat zéderc
eenige eeuwen de volkrykheit aanmerkelyk
is toegenomen , zoo is het getal en uitge-
breidheit der Boflchen grootelyks vermm-
. dert.
In. de twaalfde eeuw, waaren de Boflchen
noch van; eene veel grooter uitgebreidheit
als tegenswoordig : men trok van dezelve
ook veel minder nut. Men ftond in den
beginne groote gedeeltens van dezelve aan
de Kloofterlingen, o f die ’er hunne wykplaat-
zen in namen, af. De Kluizenaars veranderde
die gedeeltens wel ras in akkers, die groote
voordeelen uitleverden welke het minfte in ’t
oog vielen,' maar echter tot hunne oogmerken
zeer gefchikt waren: men kan tot hunne
eer zeggen , dat zy zelfs de bewerkers van
die groote bezittingen waaren welke men
tans aan hunne opvolgers benyd.
W y hebben zoo even gezecht dat naar
mate het getal der inwoonderen vermeerdert
is , het getal der bebouwde akkers is toegenomen
; want het is een regel der ondervinding,
dat hoe- meer het land bebouwt
w o r t, hoe meer’ inwoonders het voed; en
dat van een andere zyde hoe meer inwoonders
het heeft hoe meer het bebouwt is. l De
ftaat ( in Vrankryk) heeft zyn voordeel gevonden
in. deze aanwinning van bouwakkers ,
en* het was te wenfchen dat alle de heiden
hier toe mede in ftaat gebracht wierden, en
dat men ophield zoo veel boflchen uitteroei-
jen , om het lot van Engeland niet te onder-
V gaan j