
66 A R C E A . A R E N T . AREN'T-
. A R C E A , een -foort van Palmboom:
men trekt uit deszelfs vrucht de Kachou.
Zie K a ch o u .
A R E N T , Aquila, een zeer groote roofvogel
, die in een grooten trap alle de h o e -,
danigheden ,bezit die hy met de andere roofvogels
gemeen h e e ft, als een zeer feherp
gezicht , wQefthejt, guizigheit, en fterkte
in zynen bek en klauwen..
Onder de verfcheide foorten van Arenden
, is; de Koninglyke of gond Arent eed der
aanmerkelykfteij, qm-zyn groote.en fterktet
deze vogel weegt, zomtyds twaalf.ponden;
eji.zyne vleugelen hebben zeven-en een halve
yoe.t ni-tgebreidheit wanneer- z y uitgeftrekt
z yn ; zynen bek is fterk, en as® het. einde
omgekromt; zyne p o o ten z yn tot aan. de
klauwen met vederen bezet.,. mogelyk em
de koude, aan w e lk e z y op de bergen, hunne
. gewoorie verblyfplaatzen,. z y n . blootge-
f t e l t ; zyne nagelen zyn z w a r t k r o m , en-
zeer fterk. De-kleur der vederert vetfthilt
in de ond.erfchei.de foorten maar zy trekt
doorgaans op het. kaftahjebruin, ros en.ge-
mengelt wit.. Behalveri de groote vederen;
die net lichaam van dezen grooten vogel-
bedekken, hebben z y noch- een zeer witte
en fyne dons,. die; door de vederen, bedekt
wort, en een duim lang is. D it dons be-
fehermt de Arenden regens de. koude r. -hierom
on.tbloo.teh de Valkeniers de Arenden
van een gedeelte, van dit dons , en van de
groote vederen van dein buik, wanneer z y
zich van dezelve, tot de kooge vlucht bedie-»
pen; dit belet deze vogelen om te hoogte
vliegen, want de koude.bevangt;hen in de
middelfte luchtftreek..
Vermits: den Arent Biets, mondiger, als het
gezicht heeft, ’t welk hem dient om, zynen
roof te ontdekken, zoo heeft hem de Natuur,.
behal-ven.de- twee oogleden;, met noch
een to.efluitent vlies voorzien, dat dezelve
uitwerking als de twee andere oogleden
doet.
Men- heeft veel verdichte, zake® van. de
Arenden, gezecht, welke w y hier niet aan-»
halen zullen. Men heeft met.yerwonder-i-ng
opgemerkt dat den Arent het langfte van alle
vogelen le e f t , fchoorii hy de mkizuchtigfte
is ; want men heeft altoos, waargenomen-dat
de geile dieren , een. kort leven hebben.
Men zecht dat het mannetje he.t wy-fje. tot
twintig malen op een daeh dekt. Schoon
dezen vogel woeft en moejjelyk om afte-
ïiditefL is , zoo temt men ’er echter zomtyds
eeni-ge. voor de valkenjacht. Deze v o g e le i
drinken, byna n ie t , vermits, het bloed de r
dieren die zy verflinden , hen vocht genoeg:
tot de verteering. verfchaft.
Men heeft Arenden op het gebergte Catic-
cafus en Taurus , in Peru,..en- voornainent;
lyk in de Noordejyke Landen , alwaar zy
watervogelen vinden, die lichtglyk te vangen
zyn , om derzelver trage vlucht. Z y
onthouden zich gaarne op afgezonderde-plaat—
zen. De ver-flindzucht van deze vogelen is
zoo groot, dat zy alle de omleggende lire-
ken berooyen-: men merkt mede op dat men
nooit twee Arenden in éene kndftreek ontmoet.
- -De foorten van Arenden die- het meeftê;
bekent fchynen, zyn de Witftaart. Arenden,
die! zich in de boflchen, onthouden , en d&
Uuarts die. hun verblyf omtrent de Meeren
hebben. In ’t .algemeen voeden zich deze
verflinbende- vogelen met krabben , fchildk-
padden en- vogelen, gelyk duiven , eenden
era h o en d e r en z y voeren de haazen; en an-,-
diere dieren.,, die zich in ’t vlakke veld ont»
houden-,, weg-r zy taftBn.de fc-hapen ,.daffen,,
geiten en harten, en zelfs,, zoo men zecht,.
de. Aderen: aan,, en verfcheuren dezelyen. De
kinderen en zelfs volwaflchèn menfchen,,
zyn zomtyds voor hunne verflindzucht niet
veilig. •
Deze vogelen maken; hunne- nellen op de
hoqgfte hoornen en. fteilfte rotzèh. Men
heeft eetiige - vans deze neffien. gezien die zesvoeten
in - ’,t vierkant beilaan zy- zyn inwendig
met vellen van dieren, bekleed die
de eyeien warm houden.: ..De. wyfjaskggem
gewoone.lyk twee eyeren-:. zy bebroeden; dezelve
yan, twintig- tot dertig dagen:- dé hitte
der bEoei.jing.-is zeer groot. Z y laaten; hunne
jonge; geen voedzel .ontbreken, : zy brengen
hen levendige- haazen- .en- lammeren, op welke
de, jonge Arenden hunne natuurlyka ver-
flindzucht oeffenen;
In zekere landen,- weet mén veel voordeel,
yan, een arendsneft te. trekken, wanneer men
dezelve, beklimmen kan:: men vint ’er- dage-
lylcs verfcheide ftukken van dieren in den
zelven en zelfs geheele:dieren, gelykpatry—
gen,, eenden, haazen- en anderen;, zelfs, in
grooten. overvloed. Men. neemt zyn; tyd
waar, om dezelve wegtenemen, om de woeden
der, ouden te veranyden.,, en-wanneer
men voor gevaar beducht is,, wapent men
zich- het hooft. Om dit langer te doen duu-
ren , maakt men den jongen Arent in het
neft, vaft,. tot dat-, de; vader en moeder, vermoeit.
ARENT.
snoeit Van een tin t te voeden, dat hen on»
lophoudelyk met zorg en moeite overlaad,
het zelve verlaten. .
Van alle de foorten van Arenden , is dé
verwonderlykfte die welke zich op de Zwit*
■ zerfche Alpen onthoud, en welke men Lam-
mer-Geijer noemt, dat is, te zeggetïSchapen-
Gier. Van de drie foorten die men hier
v in t, is de eerfte, de grootfte en de fterk»
:ffie, geel over het geheele lichaam, en heeft
witte ringen om den hals. Zoo men ’er de
kleur van uitzondert, zoo fchynt hét dat
-het geen wy van den Lammer-Geijer zeggen
zullen, mede op de Contor o f Cuniur töe»
paffelyk is ; deze laatfte is zwart en w it,
en heeft een foort van kuif op den kop.
De Lammer-Geijer is een roofvogel, die
-een verbazende kracht bezit welke met zyn
groote overeenftemt; want wanneer de vleugelen
van dezen vogel uitgefpreid zyn , be-
flaan zy een uitgeftrektheit van veertien
voeten van het eene tot het andere einde.
Dezen dwingeland der lucht, welkers ras
men noch in de hooge bergen van Zwitzer»
land niet heeft konnen ultroeijen, voert een
wreeden oorlog,- zoo wel tegen de kudden
geiten en fchapen, als tegen de Wilde geiten,
haazen en marmeldieren. Wanneer hy op
eeii fteile rots een dier ziet dat te groot is
om het -zelve weg te Voeren, -zoo richt hy
zyn vlucht -indiervöegëil dat het in de l'aa°'te
«ederftort, om zynen ro o f gemakkelyk te
konnen verflinden.
Weinig jaareii geleden , greep een Lam-
mer-Geijer, van het grootfte foort, een kind
. van drie jaaren aan: hy zou het zelve weg-
gevoert hebben, wanneer de vader, die met
-een ftok ge wapent was, op het gefchreeuw
van zyn kind toefehoot, en vermits dezen
vogel op een vlakken grond zyn vlucht niet
gemakkelyk nemen kan, zoo tafte hy den
roover aan, die zynen ro o f verliet om zich
te verdedigen, en welke na een zeer hardnekkig
gevecht dood ter neder viel. •
De Condor, die weinig van dezen vogel'
fchynt te verfchillen, onthoud zich in Mo-
nomotapa, in het land der Caffers, en aan
de rivier der Amazoonen. ,De Heer de la
Condamine verhaalt, dat de Indianen, dezen,
vreeszelyken vogel, het afbeeldzel van een
kind van zeer kleverige kleiaarde , tot aas
aanbieden. De Condor ftort met een ver»
haafte vlucht op dit afbeeldzel , als een verzekerden
roof; maar drukt zyne klauwen'
zoo vaft in het ze lve , dat hy ’er hen niet
weder uit -kan redden.
ARENDSTEEN.
A R E N D S H O U T , zie P a r a d ï s -
h o U T,.
A R E N D S T E E N , A d e l a a r s t e k n ,
K l a p p e r .s t e e n , ALtitte. Deze fteenen,
die gewoonelyk-van eenen yzerachtigen aart
zyn , bevatten inwendig een holligheit, welke
zomtyds ledig en zomtyds gévult is. D e
uitwendige ge'daante van deze fteenen is niet
volftandig : zy is o f rond, o f eirond , o f
driehoekig , o f vierkant , enz.
; Men hééft' ten onrechten voorgewent, dat
tóen deze fteenen in de nellen der Arenden
Vint, waar door zy den naam van Arend-
fteenen gekregen hebben. Het is mede zónder
grond, dat het volk noch aan.ditföört
van fteenen, de wonderbaare krachten tóe-
fchryft die de -Oude Natuuronderzoekers in
dezelve meenden ontdekt te hébben.
De Axegidfteenen zyn uit verfcheide k a gen
zamengeftelt, van een bruinachtig,, olyf-
rood , en die : mén l&htelyk van een kan
fcheiden. Het is klaarblykelyk, dat dezeD
ve yan een ftoffe zyn zamengeftelt die in den
beginne zacht w a s , en langzamerhand hard
geworden is , en een holligheit in ’t midden
overgelaten heeft. Deze kagen bevatten
'een flykachtige o f okeraclïtige noot, die zy
in haarè. holligheit befluiten , en die hier in
gewéeft is zedert de vorming van den fteen.
Deze noot is beweegbaar o f zit vaft: men
fioemt dezelve CalUmus,;
Men vint Arendftceneh in veel yzermynen
Vaii.Vrankryk, zelfs in de kêtèii-bergen van
Alais in Languedoc. Het grootfte getal vint
men in den oihtrelc yan. Terrane,, een dorp
op den oever van den N y l , en in het groote
Meer van de Woeftyn , dat de Arabieren
'Baharlabadma noemen, dat is'té zeggen XJh-
gedroogt Méér o f IVaterloóze Zee: zy zyn
met verfcheide kleuren gêfchakeert, grais-
achtig, van een asvcrwigê o f geelachtige
kleur, en werden door dén tyd bruinachtig.
Men heeft ’er van de groote van een ftruis-
ei tot die van eèh. hazelnoot: het is niet
zeldzaam dezelve in een groote meenigte aan-
èengegróeit te vinden.
Wanneer de noot o f callifflus van de Arend-
fteenen, die doorgaans van een leemaardiga
zelfftandigheit is , droog wort, en de geheele
holligheit niet langer beflaat , zoo . veroorzaakt
zy een zeker geluk wanneer men den
Arendfteen fchüd. De Arabieren noemen
dezen fteen Maské, dat is te zeggen' gelultge-
. vende'fteen. De holligheit is meer één. eigen-,
fctiap van de Gcodes als van de Arendfteenen.
ï 3 Men