
ge kanalen doorgeloopen hebben*. De werktuigen
der voortteeling in de Kreeften, zyn
in diervoegen gevormt , dat men bezwaarlyk
een paaring, in, deze dieren begrypen kan.
Mogelyk bevrucht het mannetje de eitjes ,
welke door het wy fje gelecht z yn , met hen
met.zyn zaad te befproeijen: diczou.de Kreeften^
onder het geüacht der eigentlyke gezegde
vifichen Hellen.
Kreeften Steenen.
De zelfftandigheit welke men inde Gene,eskon
ft Kreeften - oogen noemt,, zyn de oogen
van deze dieren niet, en gelyken’er in gee-
nerlei opzichten naar.. Het zyn kleine witte,
en ronde fteentjes, en die geraeenelyk platachtig
zyn: men vind ze in den omtrek van
hunne maag. De Heer Geoffroi,. de jonge,
heeft in de Hiftorie van de Akademie der
Wetenfchappen van Parys, van het jaar 1703^
aangetoont, dat de Kreeften in de.lente rui-
jen : niét alleen leggen zy als dan hun om-
kleedzel af, maar zy ontdoen.zich mede van
hunne maag: het is in dezen tyd dat men de
{teentjes vint welke men oneigentlyk Kreef-
ten-oogen noemt. Deze fteenen zecht h y ,
beginnen zich te vormen wanneer de oude
maag vernietigt word , en werden vervolgens
door de nieuwe om wonden, in welke zy ger
ftadig in groote afneemen tot dat zy eindelyk
geheel verdwynen.. De Heer Geoffroi denkt
dat zy meede werken om.het dier geduurende
zynén ruityd te voeden. De Heeren de R.er
aumur en Mounfey, een Rusliefch Geneesr
heer, hebben meede van dit foort van gra-
veelfteenen gefproken.. Zie hier op wat wys
dezen laatften Schryver. ’er zich over uit-
drukt.
De fteentjes, welke men valfchelyk Kreeft-
ten-oogen noemt, vint men in hetlicnaam van
de dieren van dezen naam.. Iedere Kreeft
brengt ’er alle jaarentwee voort, te weeten
e.en ter wederzyden van het opperite en on-
derfte gedeelte van de maag. Deze twee
{teentjes nemen hunnen oorfprong tuifchtn
de twee vliezen van dit werktuig. De platte •
o f holle zyde raakt aan het binnenfte vlies
9i geen dun en doorfchynende is , fchoon het
fterk is en een hoornachtige zelfftandigheit
heeft... De bolle zvde is altoos buitenwaarts
gekeert: deze werd door devleezige en zach1-
te vliezen der maag omvangen* en hunne v c -
zelen.vormen ftreepen op de,: oppervlakte der
{teentjes., Zy. groeijen langzamerhand v> ca
by lagen tuftchen dezé twee uitwendige vlie*
zen. ■
Het inwendige vlies,, dat hoornachtig is ,
dient alleen om-tegenftand te bieden, dit veroorzaakt
dat alle de {teentjes hol aan deze zy-'
de zyn.. Het eerfte fchubbetje’ dat men ’er
in ontdekken kan , en op welk alle de andere
zich plaatzen,. vint men omtrent het middelpunt,
en men onderfcheid zeer duidelyk de
laagen. yvelke ’ er zich. vervolgens op gezet
hebben. Voor dat men deze fteenen in het
dier vinden kan, ontdekt men kleine ronde
vlakken, die eenigzins ondoorfchynende, en
veel witter als het overige van de maag zyn.
Deze vlakken„bevinden zich. op de plaatzen
welke de {teentjes beflaan moeten ;• en tegens
over de kleverige en lymaehtige zelfïtandig-
heden-, welke eenige Klieren noemen ; het is
"ten onrechten dat men zich verbeeld dat deze
klieren zich langzamerhand verharden , en
eindelyk, dat geene worden ’ t welk men Kreef-
ten-oogen noemt. De Heer Mounfey wil
•noch dat het mede-een dwaling« is dat men
denkt dat de Kreeften zich van deze fteentjes
ontdoen, wanneer zy hunne fchaal afleggen:
want op dezen tyd, zecht hy.,, doorboren de
fteentjes het inwendige en hoornachtige vlies
van hunne: maag de drie. tanden van dit ingewand
verbreken de-fteentjes, en in weinig
dagen worden z y door.de vochten, welke in
overvloed in de maag bevat zyn ,. ontbonden
zie daar dé reden waarom men zoo veel Kreeften
fteenen vind welke half verteert zyn$ dezen
Schryver wiLdat men weinig fteentjes in
de Rivieren vind in welke de Kreeften zich
onthouden. Het grootfte gedeelte der Natuurkundigen
gelooven thans dat deze-fteentjes
de bewaarplaatzen ge weeft zyn van de
ftoffe welke de Kreeften- gebruiken om- het
verlies van hunne fchaal te:herftellen,-
De fteentjes welke een. wéinig bruin- zyn , ,,
zyn die geene welke men in de maag der Kreeften
gevonden heeft op het oogenblik datzy
gevangen wierden., In de groote Rivieren in
den ömtrek van Aftrakan vint men* Kreeften-
welke de grootfte fteentjes bevatten. De vis-
fchers vangen hen, in zekervoegen,.alleen om
dezelve. . Om hen ’e r . uit te halen * verbry-
zelen eenige hen men-een houten ftamper*
zy leggen hen vervolgens in het water, en
men- virit de- fteentjes op den grond der bakken
; andere; leggen dé Kreeften op hoopen,
en laaCen hen-verrotten ; vervolgens fcheiden
zy ’cr door aniddel van water de fteentjes. van
a f, welke :zy. vo.ör. twee,of drie hollandfche
ftuiftuivers
hét pond verkooperï. Men kan naau-
welyks geloóven hoé groot de meenigte is
' welke men naar verfcheide landen vervoert ,
alwaar.men hen, ondanks de geringe prys’,
echter noch met kalkachtige zelfftandigheden
welke k-leiaardachtig, wit en reukeloos zyn ,
namaakt: men bezit de konft om-’ er een foort
van balletjes, die zoo groot als een erweet
zyn, o f wel kleine' platte , ronde , aan. de
• eene zyde holle en aan de andere zyde verheven
lichaamen, van te vormen, deze kon-
31 en gemakkelyk verbroken worden, en boot-
zen de natuurlyke Kreeften fteenen vry wel
na.D
e Kreeften fteenen hebben geen merkbaft-
re reuk o f fmaak: men geeft hen in poeder
in om de fcherpe ftoffen der maag tc verzuchten.
K R E E F T E N - O O G E N , Oculi Cmr-
c r i: zie het artikel Kreeften fteenen op het
einde van het voorige woord K r e e f t .
K R E E F T E N S T E E N E N , zie mede
dit artikel achter het woord K r e e f t .
■ K R E K E L '( [B oom])', Cicadcr. De Boom
Krekel is een wezentlyke halffchildige vlieg,
©f van het geflach-t van die geene welke vier
vleugelen en een zaag hebben. Z y is de grootfte.
van alle vliegen welke Europa voortbrengt.
Men Onderfcheid haar in drie voorname foor-
ten , welke in groote en kleur verfchillen;
maar die voor ’ t overige', gelyk de andere,
met elkanderen, in de wezentlykfte deelen
overeenftemmen; Het grootfte foort evenaart
de Kever in dikte. Men moet deze'
vlieg met zekere fprinkhanen niet verwarren,
welke het volk van ëenige Landfchappen oneigen
tlyk Krekels*noemt. Men befpeurt geen
overeenkomft tufte hen' de eene o f andere.
De kop van de Krekel is breed, kort, en
platachtig. Haare - oogen zyn netsgewys en
ftaan uitfpringende ter wederzyden van den
kop: zy heeft, gelyk de gemeene vliegen,
drie gladde oogen op het opperfte 'gedeelte
van den kop, en zeer korte fprieten. Haar
borftfehild , ’t geen dat gedeelte is \ welk
men in de groote dieren de borft^ noemt, is
eenigzins rond, én uit drie ftukken zamen-:
geftelt welke ieder op zig zelven beweegen;
Z y zyn blinkent bruin, en het grootfte foort
heeft een geele rand; Z y heeft vier groote,
fèboone, dunne; doorfchynende, gefpikkcL
de j. en met krtiiftbn verfterde vleugelen, wel--
lee.daks.wys: ggfchikc.zyiï;. Het overige van
het lichaam beftaat uit acht gefchubde ringen ,
welke geftadig in groote afneemen. Hkare
mond beftaat uit een fnuit die met de gewoo-
ne konft der Natuur gevormt is , hy is onder
de borft geboogen, en dient haar om het fap
uit de bladeren en takken te zuigen; want
zy voed zich met het zelve, en niet met den
daauw gelyk de Ouden gezecht hebben.
Het is omtrent den oogft dap de Boom Krekels
zig hooren laten: men vint haar in Vran-
keryk alleen in de zuidelyke Landfchappen,
als Provencé en Languedoc. De Heer Du-
hamel heeft haar echter in het Gatinoifche
gevonden.
De mannetjes laaten zich gemakkelyk van
de wyfjes onderfcheidèn ; zy hebben beide
leden welke op een verwonderenswaardige
wyze gevormt, en onze verwondering waardig
zyn,- zy zyn alle door de Natuur indier-
voegen-gevormt, dat zy volmaakt dienen kon-
nen tot de oogmerken voor welke zy gefchikt
zyn. De wyfjes hebben aan het achterfte van»
het lichaam een zaag, melkers gebruik wy in-
het vervolg zien zullen. De mannetjes heb--
ben, onder den buik, een foort van kleine
keteltrommelen, welke hen dienen om hunne
liefde te zingen, en hunne wyfjes te roepen.
Vermits dé voortplanting van-de geflachten
een der voornaamfte óogmeTken van de Natuur
is,- zoo heeft zy hier voor in alle dieren
op een verwohderingswaardige wyze gezorgt,
zoo wel door het zamenftel als door de ver-
fcheidenheit van de werktuigen welke zy hiertoe
gefchikt heeft. Een groot gedeelte van
de infecten leiden een omdooiende levens-*
w y s : zy zyn dikwyls zeer verre van elkande--*
ren verwydert, en zouden elkanderen mogelyk
nooit ontmoeten , zoo de Natunr niet een
zeekere tyd van hun leven bepaalt had in wel-"
ke zy hen hier toe noodzaakt. De kruipende
Infecten en die geene welke zich onder de'
aarde onthouden, wei*den tot elkanderen door
een gevóel gedreven dat de eene fexe naar d e '
andere lokt. - De Infecten , welke hunnen1'-'
leeftyd in de lucht doorbrengen, en «geftadig
onledig zyn met hun voedzel op de bloemen
en planten*te zoeken, wéten elkanderen van
verre te onderkennen, wanneer zy door dtf
liefde ontftoken zyn.
Onder de Boom Krekels, zyn het de mannetjes
v welke door hun gezang, dé wyfjes'
van hunne oogmerken kennis geven, fchoon
zy dikwyls zeer verre van elkanderen venvv-
dërt zyn; Het is vreemd dat men in Lanoue-
doc gelooft, in welk landfehap deze Krekels
zeer meenigvuldig zy^i, dat de-wyfjes dit ge-"
Iü -i ' luk-'