
LIPARIS.€7* L I O U - L I OU* LIQ U ID AM BA RBO OM.
weezen , dat dit een verftcening is , welke
oorfpronkelyk tot het ryk der dieren behoort.
Is dit een delfbaare Holotbmia, o f een foort
van Ortbocsratiti , o f de Punt van een Zee-
E g e l, van een byzonder fo o r t, o f de tand
van een dier ?
Wat de uitwendige gedaante van deBelem-
nites betreft, zoo kan men opmerken , dat
zy in *t algemeen een zeer regelmatige vorm
hebben , fchoon zy hier in onderling jyan el-
kanderen verfchillen. Eenige zyn kegelvormig,
andere byna rolrond , andere in ’ t midden
verheven, o f hebben de gedaante van een
klos. Hunne lengte is van twee tot acht duimen
, en hunne dikte van die van een fchryf-
pen, tot vier duimen in den omtrek. Z y hebben
op hunne oppervlakte, een o f meer groeven
, welke meer o f min merkbaar zyn , en
van het voetftuk tot aan den punt voortloo-
pen. In hun inwendig gedeelte, merkt men
een kleine buis , o f pyramidale heevel op,
welke de geheele kegel doorloopt, en ’er den
as van vormt. Z y zyn alle uit lagen, gelyk
de lagen van een boom zamengeftelt: men kan
gemakkelyk de lagen van dezen Heen van el-
kanderen fcheiden, wanneer men hem op'een
gloeijende kool lecht, o f in de vlam van een
kaars houd , en hem vervolgens in koud water
dompelt.
Het is deze tuigwerkelyke vorming, die de
Heer Bourgnet heeft doen befluiten, in zy-
ne FiJofofifcbe Brieven, over de vorming der
zouten en Kriflallen, om de Belemnites als de
tanden van eenige dieren te befchouwen , en
byzonder, als de rechte tanden der Krokodillen.
De Heer le Mounier, befchouwt
hen , na andere Waarnemingen , als tot het
ryk der mineralen behorende.
Eindeiyk, in het Woordenboek der Delfbaare
Lichamen, in welk men een lange Dis-
fertatie over de Belemnites vind , gift men,
dat zy de woonplaats van een leedjes, enbeen-
achtige polypus, die met een hevel voorzien
is ge weeft, zyn , en welke hen gevormt
heeft.
Volgens deze voorftelling , en de-vergely-
ken van het groot getal, van Belemnites ,
welke w y hebben konnen doen , ’t zy in de
Kabinetten , ’t z y al reizende , zyn wy ge-
neigt om te gel00ven , dat de Belemnites ge-
kamerde en delfbaare fcbelpen zyn.
L IO U - L IO U . Dit is de Boom-Krekel
met een groene kop , van het Eiland Cayen-
L I P A R I S . De Ouden maakten veel
werk van dezen v ifch , die in een Meer, in
Macedonië , gevangen word. De Liparis,
zecht Rondelet, heeft een kop , die naar die
van den Koekoek, g e ly k t; de bek klein, en
zonder tanden , de kaakbeenderen ruuw, de
fchubben klein , een brcede ftreep van den
kop tot aan den ftaart, twee vinnen naby de
kieuwen , twee onder dezelve , een op den
rug , die by den ftaart eindigt, en die geen
doornen h e e ft: zynen ftaart is gevorkt: dezen
vifch gelykt eenigzins naar den Harder,
en hy heeft dezelve levenswys.
Men vint in hetzelve Meer, een Sardyn,
waar aan men insgelyk de naam van Liparis
gegeéven heeft.
Deze viflchen zyn zeer v e t , vooral in dé
lente, wanneer men ze vangt; zoo men hen
naby het vuur houd, zoofmeltenzyaanftonds
tot'olie: men eet ’er een groote meenigte vaii
in dat Land.
L I Q U I D A M B A R B O O M , Liqui-
dambari arbor♦ Dit is een boom van Loui-
ftana , die zeer uitgebreid , groot , getakt,
dichtbewaïïen, en zeerfchoon is. Men gelooft
dat dit de Platanusboom van Virgin ie
is: de Indianen noemen hem Ococof o f Oeön
fo l t ; en de Europeanen Storax, o f Styrax
van Amerika. Zyne wortelen zyn zeer kruipende
; zyn ftam is recht; zyn fchors is voor
een gedeelte rosachtig, en voor een gedeelte
groen , en welriekende ; zyne bladeren zyn
in drie o f meer punten verdeelt , gelyk die
van den Booghoutboom : de mannelyke en
vrouwelyke bloemen,ftaan op dezelvè fteel:
de wyfjes bloemen vormen een bal aan den
voet van de airen der mannelyke bloemen;
de vruchten zyn rondachtig , doornachtig,
gelyk die van den Platanusboom ,. uit ver-
fcheide geelachtige zaadhuisjes zamehgefte.lt ,
welke hoekachtig z yn , en in een punt eindigen
, deze bevatten eironde zaden.
’Er vloeit, door o f zonder infnyding , uit
de fchors van dezen boom een welriekende,
en zeer doordringende balfem , die men L i-
QüiDAMBar , Liquidambrum noemt. Ditharft-
achtige fap heeft de zelfftandigheit van vet
; vernis , is helder , en heeft een geele roodachtige
kleur j een fcherpe fpeceryachtigé
fmaak , en een reuk, welke die van de Styrax,
o f gryzen amber , evenaart. Zoo mee-
nigvuldig als men voormaals dezen balfem
uit Nieuw Spanje, Virginië, en andere zui-
delyke landfchappen van'Amerika bracht, en , van.
L I S C H . L I S C H V A N F L O R E N C E . 673
van welke men zich bediende , om de hand-
fchoenen en vellen , een aangename reuk te
, ge even, zoo zeldzaam is de Liquidambar tegen
swoordig , ’t z y , om dat dit foort van
lpeceryachtige lappen , te veel in het hooft
trekken ; ’t z y , om dat men het reukwerk
van de bloemen van ons Land, in plaats van
de vreemde reukwerken gebruikt; in dier voegen
5 dat men dezen balfem thans maar alleen
in^de Kabinetten der Liefhebberen vind.
Zointyds dryfc ’er op de Liquidambar een
balfemachtige ifcofFe, die rosachtig, zeer vloeibaar,
en klaar is , dit is het geen men Glievan
Liquidambar noemt.
, ïYlen zecht, dat de Inwoonders van Virginië
, na dat zy 4e takken en fchors van dezen
boom in kleine ftukjes gefneeden hebben
, dezelve in water laaten kooken, op
welk ‘men een olieachtig vocht ziet dryven,
dat zy voor de oprechte Liquidambar ver-
koopên. Men mengt meede de fchors van
dezen boom, in kleine ftukjes gefneeden ,
met den oprechten Liquidambar , om hem
zynen aangenamen reuk te doen behouden.
De Zendelingen , leggen het hout van dezen
boom in plaats van wierook , in hunne wierookvaten
; deszelfs verzagte reuk , is zeer
aangenaam. De Liquidambar is verzagtende,
rypmakende, en zuiverende.
L I S C H , Iris nofiras. Deze plant, die
©p de muuren , en andere plaatzen groeit,
heeft een wortel die zichfchuins over de oppervlakte
van de aarde verfpreid : hy is dik,
knobbelachtig , vleezig , van een vaalroode
kleur , metj vezelen be ze t, van een fcherpen
en fterken reuk, wanneer hy verfch is; maar
die vry aangetfaam word , wanneer hy zyne
vochtigheit verlooren heeft. De bladeren,
welke uit dezen wortel voortkoomen , zyn
een duim breed, een'voet lang , en eindigen
ineen punt, gelyk een degen. TufTchen deze
bladeren fchiet een fteel u i t , die omtrent,
twee voeten hoog, recht, rond, glad, valt,
getakt, in vier o f v y f knoopèn verdeelt, en
met bladeren omzet i s , welke de fteel omvangen.
De bloemen beginnen zich omtrent
de Lente te vertoonen , en koomen uit de
vliesachtige kap v o o r t, die haar omvangt;
zy zyn g ro o t, beftaan uit een blad , dat uitwendig
een groenachtige afchverwige , en
inwendig een violette o f purper achtige kleur,
èn witte ftreepen h e e ft: op deze bloemen
volgen langwerpige vruchten, welke aan drie
zyclen verheven , en met rondachtige zaden
!♦ D e e l .
vervult z y n , waar van de eene op de andere
liggen.
De Bloemiftcn onderfchciden de foortca
van het Lifch in gemeen , enkelt, en dobbelt
: zy koomen uit Perfië , Engeland,
Zwitzerland, Italië , enz. Eenige iborten
bloeijen in April , en de andere in Mey:
haare bloemen veranderen van gedaante en
kleur , en ftrekken tot Beraden der tuinen :
men vermeenigtvuldigt hen door jonge bollen
, welke men van de wortelen ameemt,
wanneer zy gedroogt zyn. Deze bloem bemint
een lugrige aarde.
Weinig anders als de wortelen van deze
plant, werden in de Geneeskonft gebruikt:
men bedient zich van het fap van de inland-
fche Lifch , als van een waterafdryvent middel
; het zuivert door brakingen , en door
den ftoelgang; het is nuttig in de waterzuch::
maar dit middel is zeer fcherp, en is niet
nuttig voor oude lieden, kinderen , o f zwangere
vrouwen.
Het poeder van het Lifch van Florence
bevordert de borftzuiverïng : men mengt het
in de niespoeders, en pynftülende poeders.
De Reukwerkers maken meenigvuldig gebruik
van dit foort van Lifch , om hunne
reukwerken een violet reuk te doen verkry-
gen: eenige lieden neemen het meede in den
mond, om de fdnkende adem te matigen. In
Languedoc en Provence , neemt men het
vleefch van de wortelen van de gemeen©
L ifch ; en na dat men het gekookt heeft,
fpreid men het op lynwaat u i t , om het welriekende
te maken. Men trekt uit de blaau-
we bloemen van het Lifch , een foort van
deeg, o f verdikt groen fap , ’ t geen men Sapgroen
noemt; men bedient ’er zich van in de
SchilderkoniL in mïgnatuur.
L I S C H V A N F L O R E N C E , B/s
Fioreatrna. D it is e e i1 plant welkers wortel
wit is , een violet reuk , en een bittere , en
fcherpe fmaak h e e ft, hy is knobbelaehrfg,
beftaat uit lange en eenigzins platachtige
ftukken , welke de dikte van een duim hecben.
IVlen brengt hen van Florence , alwaar
derzelveT plant zonde?r aankweeking groei:.
Men onitbloot de woiteler op de plaats alwaar
zy' groeijen , vïin hunnen fchors , die
roodachtig geel is , en van zyne vezelen ;
hierom ichync de geziïïverde Lifch , altoos
gèfpikktïlt. Men wil cia: de Fiorentyners de-
Qqqq " * '