J i6 f o n t e i n k r u i d .
T>erffin<r: dit duurt zoO lang tot dat. ’er een
evenwicht tuffehen de kracht van het water en
den teeenrtand der oevers geveftigt is : alsdan
verandert noch de Rivier noch de oevers
niet meerder; de ondervinding bewyft m M |
Vermits de diepte en breedte der Rivieren
nooit zekere paaien te boven gaat.
FONTEINKRUID, Potamogeton. Deze
plant groeit in de moeraden, v yvers , na-
by dê fonteinen, de rivieren, en alle vochtige
plaatfen. Deze waterplant heeft dikke,
ronde , geknoopte en witte wortelen , die
met dunne vezelen bezet zyn , welke zich
wvd onder het water uitfpreiden r zy lcmet
lange , en dunne fteelen uit , welke evenredig
ment knopen en takken bezetzyn. Haare
bladeren , die in ’t water voortkoomen, zyn
lang en fm a l; maar wanneer de plant zoo
veel aangegroeit is dat zy buiten het water
ttitfteken, zoo werden.zy zoo breed
als die van de weegbree. Z y zyn byna eirond,
zenuuwachüg, blinkende, en van een
bleekgroene kleur, en aan langedieelen valt-
«reheebt. Tuffehen de blaaderen veiheffen
Sich voetfteeltjes die airswyze bloemtroffen
van purperachtige bloemen onderfteunen, die
uit vier kruiswys gefchikte blaadjes zamenge-
ftelt zvn. Op dlze bloemen volgen zaadhuisjes
die vier aan vier, by wyzen van een
•hooJdje, zamengevoegt zyn. Deze badhuisjes
zyn langwerpig , vry groot, hard, roodachtig,
en met witte zaaden vervult. .
Deze plant, in een afkookzel gebruikt, is
zamehtrekkende : uitwendig gebruikt is zy
nuttig in de fchurft en andere jeukmgen der
huit.
F O R E L , Trutta , een riviervifch met
zachte vinnen , en van het geflacht der halmen
, men heeft eigentlyke gezegde o f rivier
Forellen , en Salm - Forellen , o f die der
meeren o f vyvers. . .
Dè F o re l, zecht fVMugbby % is veel eer
lang als breed, en gelykt naar de .Salm .hy
heeft èeh korte kop, die rondachtig is,.een
ftompe fn u it, en dik lichaam , dat in een
breede ftaart eindigt, de opemng van zynen
' bek is w y d , en de kaken zyn met een enkele
rei tanden op den rand b e ze t: het gehemelte
is mede met twee in de lengte lopende en
évenwydige reijen kleine tanden bezet, de
ton<r i j gewoonelyk met zes o f tien kromme
tanden gewapent; de oogen zyn een weinig
groot, de regenboog is zilverachtig geel, en
de neusgaten dubbelt.; het lichaam is met
F O R E L .
kleine fchubben en een huit bedekt welke
rimpelt en zich ligtelyk van het vleefch af*
fcheid ; de rug is bruin , maar wanneer de
vifch groot is , zoo is hy met een menigte
zwarte vlakke gefpikkelt, en zelfs op den
kop : aan zyne zyden ziet men mede roods
vlakken, die zoo fchoon als vermiljoen z yn ,
maar z y zyn geelachtig boven de zylingfche
ftrepen die zich van de kieuwen tot aan het
begin van den ftaart uitftrekken : hy heeft:
twee vinnen op den rug , van welke de laat-
fte uit tien o f twaalf ftraalen zamengeftelt,
en met een menigte zwarte vlakken gefprik-
kelt is ; de achterfte vin is klein, v e t , zonder
ftralen, en rood aan de randen, de ftaart
is breeder als die van de Salm , en in deden
welke naar fnydingen van een.'cirkel gelyken,
met roode randen , verdeelt; de vinnen van
den buik zyn geftraalt en van een geelachtige
o f roodachtige kleur. - . . , , ,
De Forel, zecht Artedi, heeft in t geheel
zeftiff wervelbeenderen , en omtrent dertig
ribben o f graaten aan iedere zyde : dezen
vifch heeft in de uitwendige, en zelfs in de
inwendige gedaante, veel overeenkomft met
de Salm;zy hebben beide roodachtig vleefch,
kleine fchubben , het lichaam gefprikkelt,
de bek gekromt, zyn zeer vlug . in t lprin-
gen, zwemmen tegen de ftroom van het water
op , en zyn een goed en welfmakent
voedzel. , • ■
De Heer Linnms zecht dat de gemec-
ne Forel zeldzaam de lengte van een voet
bereikt, in plaats dat de Salm-Forel gewoonelyk
twee voeten lang is ; derzelyer
vleefch isveel blanker o f bleeker m den winter
als in den zöomer : de zwarte Forellen
zyn zeldzaam , en dé geele noch zeldzamer.
Voor ’t overige, fchynt dat dit foort van
vifch in kleur, groote , enz. verfchilt, volgens
de plaatzen welke hy bewoont. Men ziet
forellen die behaagen fcheppen om zich aan
den buik te laten kittelen en krabben ; de Vis-
fcher kan hen dan gemakkelyk by de kieuwen •
PTVpen. Deze vifch voed zich met rivier
vliegen , haft, wormen en andere water m-
fecten: men zecht zelfs dat, hy de kleine
baarsies en anders, kleine vifchjes aantaft ,
maar voomamentlyk de grondels , govekens
en diergelyke , en hy vervolgt dezelve met
zoo veel geweld en gulzigheit van den grond
van het water tot aan deszelfs oppervlak, dat
hv zich zomtyds in de kleine fchuitjes werpt
die hy in zynen wech ontmoet. De Forellen
zvn zob .greetig naar vliegen dat z y zich me
door konft gemaakte vliegen Jaaten aa^ *
F O R E L . F R A G M E N T E N . F R E G A T V O G E L .
Z y fchieten hunne kuit in de maand December,
in de groeven die zy zich in de beddingen
der rivieren die Reen o f gruisachtig zyn
uithollen; het is voomamentlyk in de maan-
den July en Auguftus dat zy vet worden,,
en het welfmakenfte zyn. De vangft van
deze viffehen is gemakkelyker . en overvloediger
by het opgaan der Zon, en met een he-
trokke lucht, ais op den vollen dach , wanneer
het helder weder is.
De Forel is zeer vreesachtig: het geluit
van den donder verfchrikt hem in diervoegen
, dat hy als onbeweggelyk blyft leggen:
echter werd hy in de kleine rivieren voort-
gcbracht en hy onthoud zich gewillig! in dezelve
, fchoon haar bed fteenachtig is | en
dat zy fiiel ftroomen , o f in watervallen
tuffehen de fteile bergen nederftorten. Men
vint ’er vry groote en zeer fchoone in de
kleine beeken die van de rotzen afftorten.
Jan de Muralto denkt dat de groote Forel
o f Meer-Forel de Salm-Forel is ; hy is gemeen,
zecht h y , in het land van Zurich. In
’ t algemeen verfchaft het vleefch den Forel
een goed fap, en wérd ligtelyk verteert ;h e t
is zelfs goed voor lieden die eerft onlangs
van een ziekte herftelt z yn ; maar men moet
dezen vifch byna aanftonds. eeten wanneer hy
uit het water koomt; want om dat zyn vleefch
malfch, vet en teder is , zoo verderft het in
weinig tyd. Men zout in verfcheide landen
de Forellen , gelyk de Haringen , om ze te
konnen vervoeren; maar zy zyn als dan , op
veel na , noch zoo goed, noch zoo gezond
als wanneer zy verfch gegeeten worden. De
Forellen die roodachtig vleefch hebben , en
in zeer zuivere rivieren gevangen worden ,
zyn de befte.
' Men heeft noch een ander foort van Forellen
die een reuk als die van thym van zich
geven : w y zullen ’er op het woort Omber-
vijfeben van fpreeken , dit is een foort van
Salm. Z ie O m b e r v i s c h .
De Natuurkundige Schryvers maken noch
van vreemde Forellen gewag , te weten , de
Indiaanfche o f Amboïneefche Forel; deze is
blaauw met zwart gevlakt; de Forel van La-
rifla, zyn kop is violet, en zyn lichaam goudgeel
; deze is van een uitmuntender fmaak
als onze Forellen. De Salm-Forel der In-
diaanen heeft een roffe kop en blaauwachtig.
lichaam.
F O U L IM E N E , zie V u u r v o g e l .
F R A G M E N T E N , Fragmenta precio-
W
fa, In de winkels der Apothekers en Drogisten,
geeft men de naam van de v y f koftbaare
Fragmenten , aan de fplinters , ïehilvers o f
ftukjes van de Robynen , Saphieren ,. Esma-
randen , Topafen en Hyacinten , welke van
deze verfchillende edele gefteentens afvallen
wanneer den Juwelier hen de ruuwe gedaante-
geeft omze tot regelmatige fteenen te brengen
; veeltyds zyn deeze Fragmenten niet
anders als eerft e bcginfelen van edele gefteen-
tens die o f quartsacbtig , o f een fmeltbaar
Spatb zyn. Zie deeze woorden.
F R E G A T V O G E L , Hirmda tnarina
roftro adunco. Van alle vogelen is dit die
geene welke het hoogfte vliegt, die dit het
langfte uithout, met het grootfte gemak ver-
■ rigt, en zich het verfte van het land yerwy-
dert: men noemt hem Fregatvogel, in zin-
fpeling op de ligtheit en fnelheit van zyn
vlucht, welke die van de fchepen van dezen
naam fchynt te evenaaren , die gemeenelyk
-de befte zeilders zyn. Het is niet zeldzaam
dat men deze vogelen vier hondert uuren van
het land z ie t: hy kan o.p het water niet rusten
zonder het leven te verliezen ; zyne bee-
nen zyn h art, dik in een gedrongen; zyne
pooten zyn niet gepalmt, maar met kromme,
fterke en fcherpe klaauwen gewapent; zyne
vleugelen zyn zoo groot dat zy negen voeten
vlucht beflaan , zy bewegen zich niet zeer
zichtbaar onder het vliegen,, en vermoeijen
hen niet; men verlieft deze vogelen dikwyls
uit het gezicht. Het is aan de uitgeftrektheit
van zyne vleugelen dat hy de gemakkelykheit
van zyne vlucht verfchüldigt is ; hierom daalt
hy zeldzaam neder ; h y zou te veel moeite
hebben met dezelve te liaan om zich op te
heffen; hy zet zich altoos op boomen o f ver-
heve plaatzen; zyne groote evenaart die van
een hen ; zynen;. hals en kop zyn evenredig,
met zyn lichaam. Hy heeft een ftout gezicht
, een fterke en vry dikken bek , des-
- zelfs bovenftuk is krom ; de vederen van den
rug en vleugelen zyn bruin en die van den
buik graauw* De mannetjes hebben een
rood.en knobbelachtig v lie s , ten naaften by
. gelyk de kalkoenen , ’t geen hen tot aan de
helft van den hals afhangt
De Fregatvogel maakt van zynen bek en
• kromme klaauwen gebruik, om de vliegende
en andere viiïchen te grypen die door rde
Zee - Braaïïems vervolgt worden.> Hy daalt
als een blixemftraal neder, en voert zynen
ro o f weg; met langs de oppervlakte der zee met
een verbazende behendigheit te feke.er.en.en
zonder