
mengde kleuren heeft. Wanneer deze aarde
vochtig is , zoo bezit zy een foort van rek-
baarheit en kleverigheit. Z y kan miet de vingers
gekneed worden , en neemt alle gedaan-
tens aan die men haar geevcn 'wil, en behoud
dezelve ; haare rekbaarheic maakt haar be- -
kwaam tot verfcheide werktuigelyke gebruiken
; maar zy is , om haare groote kleverigheit,
zeer nadeelig voor de vruchtbaarheit der
velden, ten minden zoo zy tot geen zeer fy-
ne deeltjes gebracht is o f dat haare zamen-
kleving door de müchenkomd van het zand,
niet vermindert is ; alsdan is zy van alle foor-
ten van aarde, de bede tot de groeijing. De
Heer jEtter , heeft in zyne nafporingen over
de vruchtbaarheit der aardens opgemerkt, dat
men de kleverigheit van de leem-aarde, door
middel van een loog van vaft alkalyn-zout,
vernietigen kan , met haar van haare zamen-
hechtende deelen, te berooven; alsdan word
zy wryfbaar , dug , ën verandert In dof.
De Kleiaarde bruifcht niet de zuuren niet
©p, ten minden zoo zy met geen kalkachtige
zelfdandigheitvermengt is: zy wederdaat het
vuur, en word in hetzelve hard ; maar wanneer
het vuur geweldig en gedadig is , zoo
gaan alle de foorten van kleiaarden , in glas
o ve r, uitgezonden: eenige, welke hardnekkig
zyn* Zoo men de Kleiaarden door haare
kleuren onderfcheiden wil , zoo heeft men
eea groot getal vaiy foorten : men zal geele,.
blaauwe, witte, zwarte, enz. vinden.
D e Kleiaarde is een der overvloedigde en
nuttigde doffe die men in.de'aarde vint. Men
ontmoet haar op verfchillende dieptens , en
zy dient tot een grondflag aan het grootde gedeelte
der rotzen: het zyn de laagen van kleiaarde
, welke het water in de putten behouden
die.men in de oppervlakte,der aarde delft.
De rekbaarheit der kleiaarde , wanneer zymet
water bevochtigt is , welke ónder het droo-
gen hard word, zonder dat echter haare dee-"
len elkanderen los laaten, maakt haar tot vaatwerk
van allerlei foorten bekwaam , als potten,
metzeldeenen, dekpannen , kleine draat-
deenen , en vormen tot beeldwerk , welke,
wanneer zy door het vuur gebakken worden,.
hier door droogeri , en zich verharden , zonder
dat z y iets van haare gedaante verliezen*
De Witte Kleiaarde is dë zuiverde : zy 'is-
van eenen weerfpannigen aart, en word door
de verkalking indiervoegen verhart , dat men
*er met het daal vuur uit (laan kan ; dus zyn
de bleeke Engelfche Kleiaarden ,. de bruine
Franfche-en, de- zwartachtige: Heilïfchevan
eenen weerfpannigen aart, fchoon zy geld
eurt zyn. De Potbakkers Kleiaarde verdeelt
zich, wanneer zy droog is , insvierkante
dukken : zy laat zich gemakkelyker als de
blaailwe bearbeiden , welke gemeenelyk tot
een grondllag-aan de lagen der leyen verdrekt*.
Men gebruikt dit foort van kleiaarde in Engeland
, om de dakpannen en metzeldeenen.
te bukken, welke zeer zamcngepakt en hart
zyn.
De Heer Vallerius fpreekt van een foort
van roodacbtige kleiaarde , die met een aarde
vermengt is , die de eigenfchap bezit, om een*
meenigte water öp te dorpen en zich aan-
merkelyk uit te zetten , door op te zwellen*.
Wanneer deze aarde weder droog word, zakt
zy neder, en neemt haare voorige uitgebreid-
heit aan : zy word ligtelykhart , en vormt
een korft op haar oppervlakte; in diervoegen;
dat eénige lieden, welke waanden ,, dat zy
over vade aarde 'wandelden , in dezelve inzonken.
De Heer Vaileriiis voegt ’er b y , dat
men veel aarde van dit foort in Dalicarlie , en
Northland heeft; en dat de voorbeelden van
lieden welke ’er ingezonken en omgekoomen
zyn , niet zeldzaam zyn* De huizen , zecht
h y , welke men op diergelyke gronden bouwt,
zyn nooit bedendig : zy ryzen indenherfft:
een .en een halve voet op , en des. zoomers
zakken zy weder zoo veel neder.
Men heeft een foort van zeepachtige kleiaarde
die in haare-'gröeven gebladert is ; deze-
laat zich niet bearbeiden ; wanneer zy in het
water geroert word, fcheid zy zich in zeef-
kleine deeltjes,, en vormt een fchuim. Dit is;
de Follers-aarde, die tot het getal der Mergels:
behoort* De kond biéd; óns dagelyks de kleiaarde1
onder verfchillende gedaantens aan , in
de werken welke de potten- en tegelbakkerei-
jen van alle landen voortbrengen. Het zyn
alle foorten van Kleiaarden,. welke men in de:
Engelfche Potte-en Plateelbakkereijen , tot
het aardewerk van verfchillende foorten gebruikt.
De Heer Macquer heeft over de Kleiaarden-
een Memorie gefchrevendie met wetenswaardige
nafpooringen vervult .is : men vind ’er
een uittrekzel in het Woordenboek der Scheikunde
van , ’t geen men hier over kan raadplegen*
K L E I N E B R E M , GenijïellaHerbacea,,
dit is een houtachtige plant, die tot liet gedacht
der Brem behoort, zy fchiet ter hoogte
van een en een halve voet op,, en geeft,
kleine:zachte-, wollige en •gebaarde takken?
u it ; haare bladeren zyn langwerpig, wollig,
koomen de eene uit de andere vo o r t, en zyn
•éven als met leedjes aan elkanderen gehecht;
«de bloemen koomen aan de toppen yoort; zy
zyn klein ,peulswys en geel : op. dezelve vol-
.gen platte en wollige peulen. De wortelen
•der Kleine Brem zyn getakt: deze plant groeit
op de bergachtige plaatzen en in de bos-
fchen: men gebruikt haar in de braakmiddelen
; haare bloemen zyn zuiverende en afzetlende.
K L E I N E G O U W E , zie G ouwe .
K L E I N E O S S E T O N G , Anchufa ,
«dit is een foort van Offetóng, die in Langue-
doc en Provence, op de zandige plaatzen groeit.
Haare wortel heeft de dikte van een vuift,
een roode fehors , en een witachtige en hout-
-achtige zelfftandigheit: zy fchiet verfcheide
fleelen u it , welke acht duimen o f daar omtrent
hoog zyn , en zich naar de aarde omkrommen.
Haare bladeren gelyken naar die
van de 1 wilde Offetóng, zy zyn lang , en met
wreëdediairen bezet; haare bloemen zyntrech-
terswys uitgebreid, op de wyze van een in-
"gefneede vlag , en hebben een purperachtige
kleur : op ieder derzelve volgen vier graauw-
achtige zaden, welken na een adders-kop gelyken*
■
Men laat de wortelen- der kleine Offetóng
in de zón droogen , en zy werden door de
Drogiften verkocht: men verkieft die geene,
welke eerft onlangs gedroogt, eenigzins buigzaam,
en uitwendig donker rood is , en die
een fchoone roode kleur van zich geeft, wan-'
nper men ’er de nagelen mede wryft. Men bedient
’er zich van om de ropfen z a lf, appel-
z al yen {pommades) , wafch en olie, een roofde
kleur te geven, wanneer zy ’er in gekookt
word : zyne fchors alleen geeft de roode kleur
van zich: het inwendige is niet gekleurt. l ie zen
wortel is zamentrekkende ; in een kf-
kookzel ingenoomen, ftopt hy den buikloop.
Men bekoomt zomtyds uit de Levant, een
foort van kleine Offetóng , die men' Kleine
Offetóng van Konflantinópelen noemt; dit is
een wortel welke by na zoo lang endikalseen
arm is , maar die een byzondere gedaante
«leeft; want hy gelykt, zecht Lemery , een
by een pakking van groote bladeren , welke
getyk de gefpomie tabak in een gedraait zyn ,
cn verfchillende kleuren hebben , waar van
de voornaamfte donker rood, en zeer fchóön
violet zyn ; op den top van dezen wortel vertoont
zich een foort van fchimmel dat wit en
blaauwachtig is. In het midden vint men een
kleine, dunne omgerolde fchors, die uitwendig
fchoon rood, en inwendig wit is. Schoon
dezen wortel door konft gemaakt fchynt, zoo
geeft hy een noch veel fchoonder rood van
zich als den onzen.
Vermits het kleurende gedeelte van den
wortel der kleine Offetóng alleen in het rood
beftaat, met ’ t welk zyne oppervlakte bedekt is,
zoo zecht Pomet met reeden, dat mendedun-
fte boven de dikfte verkiezen moet: men be-
koomt dezelvè van Marfeille en Nismes.
K L E I N E W I K K E N , E r v e n , Oro-
bus , feu Ervum verum , dit is een plant van
welke men verfcheide foorten onderfcheid.
i* De G emeen e K l e i n e W i k k e n
der K r u i d k u n d i g e n , Orobus Vulgaris
Herbariorum. Deze plant werd in verfcheide
. landfehappen van Vrankeryk in de velden aangekweekt
om’ het Vee te voeden : zy groeit
meede natuurlyk in Spanje en Italië , onder
het graan. Haaren wortel is dun en witachtig;
haare ïteelen fchieten ter hoogte van een
voet op ,z y zyn hoekachtig , en met een groot
getal takken bezet ; haare bladeren gelyken
naar die der linfen, en zyn by paaren langs een
rib gefchikt; haare bloemen zyn peulswys,
klein en purperachtig, en zomtyds w it : op
dezelve volgen peulen, welke een duim lang,
dun, afhangende, gewolkt en witachtig zyn,
wanneer zy ryp zyn , en zaden bevatten welke
naar kleine erweeten gelyken ; zy hebben
een bruin roode kleur, en een fmaak als peulvruchten
, die noch bitter, noch onaangenaam
is.
Deze plant bloeit omtrent het einde van de
Lente , en haar zaad is in July ryp. Het is
een zeer aangenaam voedzel voor de duiven,
en ’t. geen hen op een verbazende wys doet
vermeenigvuldigen : de Kleine Wikken beminnen
de magere cn zandachtige gronden.
2. Het K l e in s t e soort der W i k k
e n , Ervum Semine Minore. Men noemt
deze , Kleine Wikken van Kandia : zy ver-
fchillen van de voorige alleen door hunne
kleinheit: men kweekt haar onder de Kool
aan.
jjf De W il d e K l e in e W ik k e n ,O 0 -
bus Sylvaticut: hebben blaauwachtige purpe-
re bloemen, haare zaden zyn eirond, dunner
als die der Wikken , en zyn eenigzins bitter:
deze plant groeit in de velden enboffehen, op
onbebouwde plaatzen.
l iet zaad der Kleine Wikken is het eenïg-
D d d d 2 fee