
K O M E E T . Dit is een hemelfch lich-
haam van den aart der Planeeten, ’tgeen zich
onverwacht onder’ de Starren, in velschillende
gedaantens en groöten vertoont, en op dezelve
wyze v e r d w y n t e n dat zich in een
draaikring, van den zelfden .aart als die. der
Planeeten , beweegt, maar die zeer uitmiddelpuntig
is*
De Komeeten zyn voornamentlyk hier in
van de andere Sterren onderscheiden, dat zy
fieraden hebben, welke mogelyk alleen met de
Handen der zon veranderen. Men geeft deze
de naam van den Baart der Komeet, wanneer
de lichtftralen voor het lichaam der Komeet
uitgaan ; die van ftaart, wanneer zy het Volgen
, en die van Hair , als zy even als een
roos om hetzelve vormen ; echter hebben de
komeeten doorgaans een ftaart o f fleep van
licht achter zich, die altoos van-de zon afge-
keèrt is .' De beroemde Newton denkt, volgens
eene naauwkeurige waarneemiag vande-
ze verfchynfelen , dat de Komeeten zoo wel
als de Dwaalffcerren met de Wéreld te gelyk
géfchapen zyn, en dat deze lichtgevende(taarten
zeer fyne dampen z yn , welke zich uit het
lichaam der Komeet verheffen , wanneer zy
door de zon , in haare grootfte nabyheit van
dit hemellicht, verhit word; want om dat zy
om de Zon een eirond, o f , het.geen hetzelfde
is , een zeer langwerpige draaikring be-
fchrytt, zoo word zy onzichtbaar , wanneer
z y zich in dat gedeelte van denzelven be.vint,
dat het verfte van de zon verwydert is. De
Heer Newton denkt, dat deze dampen, door
de Planeeten aangetrokken worden, zich met
haare dampkringen vermengen, en dat zydus
tot het onderhoud der vloeiftof medewerken,
die geftadig uitwaaffemt, en tot het zamen-
ftel der lichamen dient; zonder dit, zou, daar
de aarde geftadig toeneemt, het water in dezelve
evenredigheit afneemen , zoo het verlies
, door vreemde^ftoffen , niet vergoed
wierd.
De grootte der Komeeten , verfchilt zeer
veel. Men heeft ’er welke de ftarren van de
eerfte en tweede groote fchynen te overtreffen.
Men nam ’ er een ten tyde van den Keizer
Nero waar, welke de Zon in middelyn
evenaarde ; en in het jaar 165a yerfcheen ’er
een , die zoo -groot als de maan was ,• maar
vermirs-zy met.rook omringt fcheèn, zoo was
haare befchouwing onbehaaggélyk, De loóp-
ftreken der Komeeten 'verfchillen tot in het
oneindige, eenige gaan van het Weften naar
het Ooften voort; andere in een tëgengeftel-
de zin; haare beweging is , dan eens naar het
Noorden, en dan weder naar het Zuiden; zy
is mede dan eens fneller, en dan weder langzamer*
Men heeft een Komeet waargenomen
die een buite gemeene fnelheid had , vermits
ïzy op een dach , veertig graden doorliep..
:
Schoon het voorftel van de te rug keering
der Komeeten, een diergeenen i s , welke de.
nakomelingfchap. alleen zal konnen oploffen,
zoo is echter het gevoelen van Newton , die
haare te •rugkomft regelmatig oordeelt, het
waarfchynelykfte. Verfcheide overeenkom-
fteii in de omloopstyden , en zekere omftaü-
digheden in de loopftreken , hebben doen ge-
looven dat het dezelve komeeten waaren, welke
men naar verloop van eenigen tyd zach ver-
fchynen. -De Heer Halley heeft opgemerkt,
dat een Komeet zich vier maaien in de uitge-
ftrektheit van v y f hondert vyfen zeventig jaa-
ren vertoont heeft; te weeten , by de doot
van Julius Gefar ; vervolgens in het jaar 5,31
na Chriftus geboorte ; hief na;, in de maand
February van het jaar 1106 ; en eindelyk in
het einde van het jaar 1680. Deze beroemde
Sterrekundige , gift, dat de omloops.tyd-vandeze
beruchten Komeet , wel v y f hondert
v y f en zeventig jaaren zyn kan, het geen onze
nakomelingen ’zullen konnen beflifïen. Men
ontdekt een vry zonderlinge zaak in de om-
loopstyd van deze Komeet, *welke is , dat
wanneer men van v y f hondert v y f en zeven-
tio- 9 tot v y f hondert v y f en zeventig jaaren,
van hefiljaar in welk Julius Cefar onigebracht
wierd , opklimt, men juift het jaar Van dén
algemeen en Zondvloed bekoomt; dit heeft de
Heer Whifton aanleiding gegeeven om te denken
, dat den Zondvloed wel door. de aanna-
dering o f ontmoeting van deze Komeet, kan
veroorzaakt zyn, die zich als toen , zeer na-
by de Aarde bevond. Dit gevóelen dat alleen
als een enkele giffing kan befchouwt worden,
heeft beh al ven d it, niets dat tegens de gezonde
Filofofie ftryd, welke ons leert dat de aan-
nadering vaneen diergelyke Komeet, in ftaa.t
is om de aarde welke wy bewoonen, geheel
om te keeren. Wannéér men , voor een 00-
genblik onderftek, dat deze giffing gëgroncLis,
zoo heeft men den óorfprong van den fchrik
niet-langer té zoeken, die de aannaderingvatf
een Komeet,- aan het Volk. geduurende een
geruimen tyd , ingeboezemt heeft. In het jaar
1680 , waaren waarfchynelyk noch eenige Fi-
lofofen in het gevoelen van het gemeen , ten
opzichten van dit onderwerp ; vermits de beruchte
ffacques Bernoulli zeide , dat zoo het
lichaam van de Komeet, geen zichtbaar teken
van
van den Goddelyken toorn was, de ftaart ’er
echter wel een zyn kon. Dezen zelfden Star-
renkundigen voorzeide de te rugkomft van de
Komeet van het jaar 1680,tegen den 17 Mey
1719. Niet een Sterrekundige, zecht de Heer
de Voltaire , ging dien nacht naar bed ; maar
de Komeet verfcheen niet.
K O M Y N , Cuminum. Deze plant, welke
men op het Eiland Maltha , onder de
naam van ftcherpen Anys aankweekt , groeit
zonnefcherms-gewys , zy koomt alle jaaren
op nieuw voo rt, is een v oethoo g, en
in verfcheide takken verdeelt: haaren wortel
is kléin, wit en vezelachtig; hy fterft, wanneer
het zaad ryp is : haare bladeren zyn weinig
in g etal, en gelyken naar die van het
vrouwen hair : haare bloemen koomen op de
'toppen der takken voort, en zyn by wyze van
een ronde zonnefcherm gefchikt. Op dezelve
volgen langwerpige zaden, die een graaü-
we bruine kleur hebben, zy zyn twee aan twee
zamengevoegt, gelyk die der venkel gegroeft,
fpits aan beide einden , hol aan eene zyde,
platachtig aan de andere , van een eenigzins
bittere, fpecery achtige, fcherpe, en onaan-
'gename fmaak, en fterkereuk; de duiven beminnen
dit zaad ten hoogften.
De Hollanders mengen dit zaad in een foort
van kaas, die men hieromkomyn-kaasnoemt:
eenige lieden mengen het meede in het brood.
Schoon het minder windbrekent als het kar-
wei-zaad is , zoo is hét egter zeer nuffig tegens
de winderige kolyken. In eenige Landschappen
in welke men veel duiven in de duifhuizen
lokken w il, plaatft men in dezelve een
deeg die van aarde met fpyk-olie gemengt,
zamen gefield word , en met komynzaad beft
oken is.
K O N IN G Cd e *)* Dezen naam geeft
men aan een Vlinder welke men in de tuinen
ziet: zyne vleugelen zyn vaalrood, met zwart
gevlakt, gemeenelyk aan de onder en boven
zyde met twee en twintig zilverachtige
vlakken gefpikkelt. De fchoonheit der vleugelen
heeft-hem dezen naam doen geéyen.
K O N IN G D E R S L A N G E N . Seba
geeft dezen naam aan een Slang van het Eiland
Java , die men mede Lamanda noemt:
zie dit zvQort.
K O N IN G D E R V I S S C H E N . Onder
dezen naam; heeft de Heer Gronovius een
vifch befchreven, die tot het geflachtderKar**
I. Desx..
pers behoort: men vint ’er in de Acten van
Vpfal, melding van gemaakt.
K O N I N G o f liever K O N IN G IN
D E R B E I J E N , dit is hét eijerleggent
wyfje van deze infeótenr zie B E Y .
K O N IN G I N . Eenige Beminnaren der
Natuurlyke Hiftorje, geeven dezen naam aan
de Paauwoog-FTinder , die men op de bladeren
der Netelen-vind.
K O N IN G IN D E R S L A N G E N ,
Regina Serpentum. Seba geeft in zynen Theft
II. pag.-105, Tab. 99. n. g* •dezen naam aan
een Braziliaanfche Slang, van het Landfchap
Guaina.
K O N IN G S M A N T E L - R U P S . Dit
is een Rups aan welke men dezen naam geeft,
om dat men op een zekere tyd, op de ringen
van haar lichaam vlakken béfpeurt, welke,
wanneer zy uitgebreid z y n , vry wel leliën
verbeelden. Dit foort van bloemen welke
een roodachtige kleur hebben, die met geele
ftreepen verfiert zyn, fteeken vry wel op deze
Rups a f , welkers kleur hoog bruin is.
Naar mate dat het infeél gtooter word, ver-
dwynen deze Koningiyke fieraden ; binnen
v y f dagen ziet men dezelve te voorfchyn komen
en weder verdwynen. Deze Rups, die
byna glad in haare jeugd is, verkrygt terwyl
zy grooter word, een meenigte lange enzeer
fyne hairen, welke op de hui.t van die geene
welke haar aanraken jeukingen verwekken,
edoch zonder eenige opzwelling. Men ontdoet
zich ligtelyk van dit ongemak met de
plaats alwaar men dit gevoelt met een weinig
olie te wry ven , ’ t geen 'men vervolgens
afwift. Deze Rups gebruikt tot het zamen-
ftel van haar tonnetje dezelve konft, als de
Beer-Rups. Zie dit woort.
Men vint het tonnetje van deze Rups tus-
fchen de bladeren van verfcheide planten ,
met welke zy zich voed , gelyk de Braam-
ftruiken , Doornen , Ligufter, Jokboomen,
cn Peereboomen : dit tonnetje is om deszelfs
pee.rswyze gedaante aanmerkelyk, die een
weinig naar den .fteel opgeblazen i s : het heeft
omtrent een en een halve duim lengte , en is
aan dé binne zyde met een zeer fyne , fatyn-
achtige zyde bekleed , welkers kleur paarl-
graauw is. De Vlinders welke uit deze tonnetjes
te voorfchyn koomen, zyn Nachtvlinders.
De kleur der mannetjes en wyfjes is
beide geel, maar die van het mannetje is veel
E f f f . don&