
B A A R S , Perca$ Een zee en rivier-
v i f c h m e t gedoomde vinnen':
I. De Z ee-b a a r s , Perca marïm, is een-
vifch die zich naby de Rotzen onthoud ,.
met fchubben die een. rofle kleur hebben,
bedekt. Hy is een voet lang ; zyn mond
is klein , zyn tanden fcherp , en. hy heeft
verfcheide ftrepen op den rug, die tot aan
den buik lo o p e n d e eene zyn zwart en de-;
andere rood. Deze Baars gelykt, door z yn
kieuwen , vinnen; en f t a a r t . naar andere
rots - viflchen., maar zyn buik is breeder:
de navel is in ’t midden van zyn lichaam
geplaatft; hy heeft achter dezelve een lange
v in ; zyn buik is w it , en met rood ge-
fchakeert; zyni. vleefch malfch , en veel
beter als dat- van den rivier-baars: Rondelet
zeeht dat hy, hem hooger fehat met meelbloem
’ heftrooit. en gebakken o f op den
rooft er gebraden, als gekookt.. Men zeeht
dat'de Zee-baars nooit in de rivieren koomt,
en de .Rivier-baars nooit in zee. ..
. t i ■ ' ■ ■ -t
2. R iv i e r - b a a r s ., Per ca fluviatilis.-
D e ze , zeeht Rondelet, heeft de naam alleen
met, de Zee-baars gemeen: hy verfchilt van
dezelve in gedaante en in de zelfftandig-r
heit van zyn vleefch; de Zee-baars is- zacht *
malfch en gemakkelyk te verteeren , en
geeft een goed voedzel: deze goede hoedanigheden
, zeeht h y , bezit oen Rivier-
baars niet, welkers vleefch hard., lymachtig-
en moeyelyk om te verteeren is ; echter vint
de Heer Andry Geneesheer, en dë géhèele
werelt dat hy een uitmuntende fpyze is| err
Aufonius noemt hem de w.elluft der tafels.
Deze Baars heeft ftrepen die van den rug
to t den buik afdalen :• deze ftrepen zyn
ro o d , gelyk mede zyn vinnen-, en ftaart;
syn rug is eenigzins fcherp Óf gebult;, zyn
buik breed en plat.; het hooft aan de zyden
$>latachtigde opening- van. den mond is.
z e e r j wyd ,. met verfcheide kleine tanden-
b e z e t , die aan de kaakbeenderen zyn vaft-
Sehecht,. en ckie reijen ander-e fcherpe tanden
die aan het verhemelte-vaft zitten, enz:
hy heeft groote neusgaten die nader by de
.©ogen als by den bek ftaan de- regenboog
van zyn oog is donker geel ;• de bedekze-
len der kieuwen zyn ter wederzy^en uit
f ie f beenachtige plaatjes en zeven- doornen
zamengeftelt; de zylingfche ftreep van- her
lichaam loopt krom'-omtrent den rug;
Men zet dezen vifch in de kleine meeren ,
vyvers en waterbakken, benevens 'Zeelten,,
Snoeken en Karpers. Hy is’ een der platfte'
rivier-viflchen : zyn fchubben zyn klein, ,
aan den buik w i t , aan de zyden geel en op
andere plaatzen grys: hy heeft twee vinnën
óp den rug-, van welke de eerfte de gröotfte
is ; hy heelt twee andere aan den. buik, en;
een naby de navel, welke met een- angel
ó f doorn gewapent is : zyn mond is klein
en- zonder tanden. Men onderfcheid dézen
v ifch , die weinig graaten heeft,.in groote.
en kleine. De genieene Baars is omtrent
zes duimen lang: zyne fchubben droogen
fchielyker als die van andere rmér-viflehen..
Men* heeft veel Baarzen van welke de dwars-,
ftrepen , die zes in getal zyn , een zwartach-
tige kleur hebben : deze vifch is gulzig,, err
zeer gretig naär aardwormen r men vangt,
hem lichtelyk met dé hengelroede. Sivam--
merdam zeeht dat in de Baarzen-, de eyerftok
voor - de- lyfmoeder en- haare hoornen ver—
ftrekt;, en zoo men het gebriük en de zamen-
ftelling- van de hom van dezen vifch onderzoekt,
zoo zal, men bevinden dat die nauwkeurig
naar blaasjes gelykt, die het gebrek
van. zaadballen en. voorftand'ers vervullen.
De Baars zwemt met veel gemak en fnel—
heit. Hy is met zekere fcherpe én* ftekende^
graaten gewapent, welkers fteken gevaarlyk:
en moeijelyk om te genezen zyn.. Het is~
met deze ftekels dat hy zich tegen: grooter
en fterker viflchen als hy zelfs is verdedigt:;
zoo ras hy de Snoek ziet aankomen, zet hy
dezelve'overeinde, en belet hier door dat
dezen hem nadert; dit belet niet dat den
Snoek geen kleine Baarsjes inzwelgt,, welkers
vinnen te zacht zyn om hem te fch-a—
den, en de Viflchers weten dat dit het befte
aas is. o® Snoeken te -vangen.. De Baars,
voed zich met viflchen, en kreeften; hy ver—
flint mede de kleine vifchjes van zyn-foort.
B y fehlet zyn eyereir in Maart o f April,.
Deze eyeren zyn aaneengehecht en'aaneengeregen
gelyk die der Kikvorfchen, zomtyds
verzamelen de Viflchers dezelve met veel
gemak tuiïchen de biezen. Men braad die?
geene welke men in de wyfjés Baarzen vin&
op den roofter, ’t geen mede eemvry goede-
fpyzß is». *
Mem
95ABI-RONSA . feADAS. B AD EN .
* Men gébruikt- iifl deGeheeskonft de beentjes
die. men in den kop van dezen vifch’
v in t , omtrent aan het begin van den ruggraat:
men noemt dezelve in de winkels der
Apothekers B a a r s- s t e ’e n e n , Lapidej
Percarum. Men wry ft deze fteeneiT op een
porphyrfteen tot een ontaftba-ar poeder, en
geeft dezelve ten gew/chte van een o f twee
ïcrupel's in , om de fteenen der nieten te ontbinden.
Doch wy ftellen weinig vertrouwen
in dit geneesmiddel: eenige oude Ge-
neesheeren prezen dezelve tegen het pleuris \
aan, in jflaats van de kaakbeenderen der Snoeken.
Zouden alle' deze bereidingen niet nutter
in de tandpoeders zyn om de tanden wit
t-e maken, o f als opflorpehde middelen “?
Ruifch geeft een lyft van verfcheide foor-
ten van Indiaahfcbe Baarzen, uit wélke men
ziet-dat die van Amboina weinig 'van den
onzen verfchilt: zyn ftaart'is gevorkt, en
met twee zwarte' vlakkén geteèkënt.. ■ De
Baars van Ternate en de Roöde Baars, hebben
niets anders met onzen Baars gemeen -,
als de kleur der fchubben , en. de fmaak van
hun vleefch.
B A A R T , zie H airv
B A B I -R O N S A o f R o e z a , éen Ooft-
Ind-iaahfch Wildvarken, dat de groote van
een Hart en byrïa- deszelfs gedaante heeft;
maar zyn fnu-it en ftaart komen- met dié van
een Wildvarken overeen , • en zyn pooteri
gelyken naar die van een Bok; het is vooral
aanmerkelyk om twee tanden die uit de
opperkaak voortkomen en achterwaarts om-
gekromt zyn-, en hier door volmaaktelyk
hoornen nabootfen. Dit dier, zeeht men,
hangt zich des nachts aan een hooge tak
van een boom aan deze tanden , om . in
veiligheit en buiten het bereik v^n tygers
en andere wilde dieren te konnen - flapen :
■ doch w y wilden noch wel weten hoe deze
dieren met meer gemak op de hoornen
konnen klimmen als hunne yyanden, die
veel vlugger zyn .en buigzamer leden hebben.
Het lichaam van dit foort van Wildvarken
is voor een gedeelte met hair bedekt
dat zeer zacht in het aanraken is , . het is
kort, wolachtig en gelykt naar fc.hnpen, wol;
de hairen van zyn rug zyn zyachtig en veel
wreeder. De- Indianen vinden het vleefch
van dit dier zeer aangenaam, en voedzaam;,
en fchatten het zelve boven dat van alle an-
.dere wilde dieren..
B AG R E . B A L A O U . B A L S AM IN A .. f f
B A D A S , dit is-de Eenhoorn van het
landfehap Angola, die door de Negers Ba4a
o f Abada genaamt wort. *
B A D E N , dezen naam geeft men aan
wateren die natuurlyk warm zyn : zie bet
ivoort W a t e r -.-
B A G R E , een foort van gebaarde en
met doornen- gewapende rivier -vifch , die
men in Brazil vint en op de tafelen van dat
land opgedifcht wort.- Men geeft mede de.
naam van Bagre aan een v ifch, van welke
de- S-iamfche zee vervult is , en die:niet veel
van onze Roode ZeebraaJJem verfchilt. Hy
laat zich lichtelyk- met een reep vangen;
wanneer hy gevangen i s , geeft hy een
fchreeuw, die men me ent dat door de lucht
veroorzaakt wort., welke uit zyn kieuwen
wort uitgedrukt./'.
B A L A O U , een foort van Indiaanfchen
Aal. Deze vifch die zoo lang en dun als
een Sardyn is , weft in overvloed-op Mar-
tinique gevonden. Zyn mond is kraakbee*
n ig : zyn vaft, welfmakelyk ,• en-aangenaam
vleefch is. oorzaak dat hy zeer gezocht is.
Men vangt hem lichtelyk by het fakkellicht,
door kleine fteek elgers met weerhaaken, o f
met een net dat om-een» hoepel gefpannen is*
B A L D E R B O O M , zie B o o s s o u t .
B A L S A M I N A , een plant die alle jaa-
r.en op nieuw gezaait w o r t , men kweekt
haar in-, de tuinen aan om de bloemperken in
den zomer en herfft te verfieren. Van dezelve
zaden die: men zaait^, -komen planten
voort, waar van de eeile dubbele-, en andere
enkele bloemen vóortbrengen.-
Deze planten fchieten ftengen- uit die om?
trent een voet hoog zyn, met fchoone groene
Sladererf-Verliert die eenigzins getand zyn.
Uit den> oorfprong der bladeren komen de
bloemen voort, die fchoon rood o f geftreept
zyn , zy beftaan uit vier ongelyke bladeren-,
waar van de bqvenfte hol is , en de onderfte
na een Hypocras-zak gelykt u de twee zylingfche
zyn voorwaarts gebogen by wyze
van een bef, en beide met een klein óórtje
verfiert. 0p de bloem volgt een’ vrucht die
een duim- lang i s , en de. gedaante van eeir
peer heeft, zy beftaat uit verfcheide Hukken,
die gelyk de duigen van een ton by-
eengevoegt zyn. Wanneer deze vrucht ryp
is , en men-dezelve aanraakt,- gaat een.dezer
K i _ ftuk^