444 H E N N IP . .
geeft h y aan de hand, om deze henmpdraden
met kleine handen vol , op te vatten ; hen
lii een vat met water te plaatzen , en hier
verfcheide dagen in, te laaten weeken , met
de voorzorg te gebruiken van ze te wryven
en wringen ,. zonder de bosjes te vermengen..
Deze bewerking is. zoo veel als een tweede,
foort van broeijing ; de hennip ontdoet zich
hier door van.de grofste gom : men wringt
hem dan uit,, wafcht hem in de rivier ;. klopt
hem vervolgens op een plank, en wafcht
hem dan eindelyk noch eens. Men ziet dat
den Hennip van zyne onreinheit gezuivert is,
wanneer hy een heldere kleur verkreegen
heeft,. De deelen van den hennip fcheiden
zich alsdan, van een, werden zuiver, en fchy-
nen zoo fchoon als o f z y door den hekel gegaan
waaren : men wringt hem dan uit en.
droogt hem op Hokken.
De Hennip , op deze wys bereid , fchynt
uit zooweel zyde draaden zamengeftelt te.zyn.
Verfcbei.de proefneemirigen hebben geleert,
dat, door deze bewerking, de onzuiverfte en
flechtfte hier d o o r , hoedanigheden verkrygt
welke hem. die geene doet eyenaaren , die
die men als de volmaakfte befchouwt. Na
deze bearbeiding , geeft men de Hennip aan
de Hekelaars, welke ’ er de fynfte draden uit
haaien ; men is alsdan niet verplicht om dezelve
zoo lang te kloppen , deze Hoffe laat
zich dan gemakkelyker bearbeiden , en de
werklieden zyn zoo veel voor dat gevaarlyke
Hof niet.bloot.geft.ek waar vanw.y gefpro-
jken hebben.
• De Hennip , dus bereid' zynde , evenaart
het fchoonfle Vlafch1 , en geeft niet meer als
een derde Werk o f Vlokken uit. Dit Werk ,
’t geen tot heeden toe , alleen door de Touwdraaiers,
gebruikt is,, geeft een fy n e , witte,
•en zachte floffe u it , waat van men het.gebruik
noch niet recht kent.. Men maakt van
dezelve met ze te. kaarden , een foort van
Watten , welke de. gemeene watten overtreffen
; menikan zelfs , met ze te fpinnen , ’er.
goed gaaren van bereiden.
De bladeren van den Hennip fchynen een
dronken maken de en verdovende kracht te
bezitten. Kcempfrer verhaalt ,. dat men in
verfcheide Landfchapperv,van Indië, ’ér een
drank van vervaardigt, welke dronkenfchap..
verwekt, en in dit Land. gebruikt word..
Eenige lieden mengen het hennipzaad met
andere fpyzen , op de wyze van garft : maar.
het .vervult het hoofd met dampen en zoo,
men .’ér te veel van e e t , verwekt het zinne--
loftsheit, gelyk het Corianderzaad.. Dit zaad.
H ERD ER STA S. HERE CHERCHUS.
in melk gekookt zynde , is. nuttig voo r deti
hoeft, en voor de geele zucht.,Men perft ’er
een olie uit die goed om te branden en zeer
oploflende is:men zecht dat als men de hoenderen
hennipzaad geeft , zy zelfs in het midden
van den winter eijeren leggen.; maar,
gelyk men zeer wel. opgemerkt h e e ft, dit
zaad voed hen te fterk , en maakt hen onvruchtbaar,
vermits het hen te vet doet worden..
H E R D E R S T A S , T a s k e n s o f
B e u r s e k ê n s k r u id , jBurfa Pa/ïoris: Deze
plant groeit natuurlyk aan de weegen , en
op onbebouwde en woefte plaatzen ;zyfchiet
een fteel u it, welke zich ter hoogte van een
en een halve voet verheft. Hare onderfte-
bladeren zyn gelyk die van het Papenkruid
ingefneden; die geene welke de fteel. omvatten
, zyn veel klein der en met ©oren aan
hun uiteinde bezet. Haare bloemen zyn w i t ,
klein , beftaan uit vier kruis wys gefchikte
blaadjes, en koomen aan de toppen der-ftee-
len v o o r t: op deze bloemen volgen phtach-
tige vruchten , welke de gedaante van een
beurs hebben, waar door deze plant de naam
van Herderstas gekreegen heeft,.
Deze. plant word onder het getal' der ver-
friflende en zam en trekkende wondheelende
kruiden geplaatft ; men houd haar voor een
krachtig geneesmiddel tegens. het bloed wateren
; deze plant geftampt zynde,. o f een wiek
van plukzel in haar fap gedoopt. , ftempt de'
bloedftortingen der. neusgaten ;. de verfche-
plant geftampt en op de wonden gelecht
ftopt.de bloedftortingen, en belegde ontftee-1
kingem
H E R E C H E R C H U S. Dit is een zeldzaam
foort van vliegen, welke-men, volgens-
Dapper, op het Eiland Madagaskar ontmoet,
en van welke de boflehenals zoo .veel Uaau-
we lichtjes vervult z y n , en. een zeldzaam
fchouwfpel , geduurende den nacht, uitleveren.
Zomtyds hechten zich deze vliegen in
meenigte aan de huizen. Flacourt verbeelde
zich op zeekeren tyd , dat het zyne in brand
ftond ; maar wanneer hy haar van naby be-
fchouwden , zoo vond hy een voorwerp van
vermaak, en verwondering, het geene hem
eerft fchrik gebaart had. Dapper zecht, dat
dit. een lichtgevende tor is , welke geduurende
den nacht , in de boffchen , en op de
huizen blinkt en glinftert, even als. o f hy
brande..
HERIf-
HERIT: H ER K A AUW EN D E DIEREN.
H E R I T I N A N D E L . Een zeer gevaarlyke
Adder van de.Malabaar. De Heer
Linnctus zecht, dat haare beet het vleefch
doet verderven, ’t geen vervolgens verrot en
afv a lt; en dat de zieke naar duizende fmer-
ten verduurt te hebben, eindelyk fterft.
H E R K A A U W E N D E D I E R E N ,
Ruminales.. De Natuurkundigen geeven dezen
naam aan dieren , welke hun voedzel
herkaauwen , o f ten tweede maal kaauwen *
en het vervolgens doorzwelgen. Men heeft
’e r , zecht Peyerus, welke.wezentlyk herkaau-
wehde dieren zyn ; en andere , welke maar
alleen de fchyn hebben van zulks te zyn , o f
het niet geheel zyn. Wanneer de Schryver
alle de geflachten der Dieren doorliep, vond
hy infeften, water dieren, vogelen, en viervoetige
dieren , welke Herkaauwende Dieren
zyn, De Infecten, zecht h y , welke verfcheide
maagen. hebben, en zich met kruiden
voeden , bezitten het vermoogen om te herkaauwen
;. tot dit fo o r t, behooren de Mol-
Krekels, Wespen-, Hommels, By ën , Sprink-
haanen en anderen. Onder de Water-dieren,
welke men voor herhaauwende dieren houd,
zyn de Zee-Kreeften, Krabben, enz. welke
verfcheide maagen hebben.
De Ouden hebben gezécht, dat de Lipvifch
een herkaauwent dier is ;. dit zecht Ovidius
meede, in-deze twee veerfen:
A t contra berbofa pifces laxantur arend,
Ut fcarus, epafias fólus qui ruminat efcas.
Men heeft viflchen o f halfslachtige dieren,
welke iets doen, dat met de herkaauwing ee-
nige overeenkom!! heeft , en die het voedzel
dat zy neemen,. niet eensklaps, doorzwelgen.
Maar, herkaauwen zy wezentlyk? dit is iets
dat men niet durft verzekeren. Alles wat
men zeggen kan, is , dat het vermoogen om
te herkaauwen, alleen uit de meenigvuldig-
heit der maagen ontftaat: men kan zich hier
omtrent minder in een viervoetig dier , als
in een vogel die een krop , gorgel en buik
heeft-, bedriegen; alle welke deelen , volgens
eenige Schryvers , de herkaauwing ver-
Eichten.' Die geene, welke de Herkaauwende
Dieren nabootzen, vermaalen in hunnen
bek, het voedzel-: dit gaat vervolgens in hunnen
krop over, alwaar het een klomp-word:
zy braken het vervolgëhs--weder, uit,.. om ’er
hunne jongen meede te voeden : * tot dit foort
behooren de Pelikaahen die een groote krop
hebben ,y de Oijevaars, R e ig e r s , Duiven,
H ER K A AUW EN D E D IER EN . 445
Tortelduiven, en andere Vogelen, welke hun
voedzel weeder uitfpuuwen , om hunne jongen
te aafen.
De Viervoetige Dieren welke wezentlyk
herkaauwen, zyn twee-klaauvvig , o f hebben
gevorkte pooten. Hunne tanden vallen
in zeekeren ouderdom u it , om plaats voor
nieuwe te maaken. Peyerus fielt vier foorten
van deze twee-klaauwige herkaauwende dieren;
namentlyk het geflacht der Oflen, Herten,
Schaapen , en Geiten. Onder het eers-
te , telt men de Stieren , en Wilde Oflen ,
welke men in Dardanië', Medië , Thracië ,
en elders zie t, gelyk-den Aver-Os, Bult-Os,
en Bonafus , van welke Ariftoteles fpreekt,
Qzie op bet vjoort S t i e r , op wat wyze de
Oflen herkaauwen). To t het tweede foort
behooren dë Tarandus o f Rendieren, Daim-
harten , en de Rheën. T o t het derde de
Rammen. Het vierde fo o r t, bevat de Bokken
, Steenbokken , en de Gazellen. Verfcheide
Schryvers f plaatzen de Rhinoceros-r
fen,. en Kameelen , meede ónder de herkaauwende
dieren.^ Men heeft onder ’de gevingerde
dieren, Ineed.e eenige, welke herkaau-r
wen; als de Haazen,. Konynen,. Marmeldie-
ren, enz..
De Menfch behoort niet onder het getal
der herkaauwende dieren ; echter haalt Peyerus
(’ bladz, 1 6 3 .) 'in navolging van Fabricius
Aquapendente , verfcheide .mannen en vrouwen
aan , welke herkaauwdeh. De eerfte
was een Edelman van Padua;de tweede, een
Benediftyner Monnik van dezelve Stad. Deze
verteerde zyn voedzel zeer fchielyk , en
had akoos honger: hy ftierfdoor een rotziek-
te. De derde was een arme inwoonder van
Genua, die, inden ouderdom van twee jaa-
ren , zyne moeder verlooren had , en door
de melk van een koe opgevoed w-ierddie hy
zoogden, hy wierd v.yftig jaaren oud , en
herkaauwden altoos. De vierde was een man
van Marienburg, welke zeer gulzig was : hy
zwelgde alle fpyze aanftonds door ; en wanneer
zy in zyn maag gekookt waaren , deet
hy ze met gemak, weder in zynen mond koomen
, en herkaauwden ze op de wyze der
viervoetige dieren. De vyfde was een Zweed,
die , een half uur naar de maal tyd , zich alleen
begaf om zyn voedzel te herkaauwen..
De zesde was een Engelsman , die , een uur
o f twee , ..na dat hy van de tafel was opge-
ftaan , herkaauwden ,.. maar, zonder eenige
kwaade oprispingen te hebben , gelyk deir
vorigen.. Het zevende aangehaalde voorheek,
is een jonge dochter, die echter seen-
KJck-a. m m ° zins»