
lén klimmen, zoo bedienen z^zich van hun--
ne pooten welke lang , en in diervoegen gê-~
vormt zyn , dat.zy hen.naar hunnen wil buigen
en keeren. konnen naai* dat de nood
zulks vordert*.. Echter verzekert de Vader
Ktrcherius , dat een Amerikaanfche Luiaart,
twee dagen nodig heeft, om op een boom te
klimmen , en meede zoo veel, om ’er weder
uitkop de aarde te koomen ; en dat men niet.
weet waar van hy leeft*. Deezen Schryver
rekent dan de bladeren van de boomen niet,
welke hy eet*. W y begrypen niet beeter
waarom de Heer Klein w i l , dat dit dier
de naam van Luiaart niet verdient-, Z y—
ne voorfte pooten zyn. een weinig langer als
de achterfte : z y zyn gelyk die van .de Bee—
ren en Aapen geplaatft, maar zeer klein, dit
veroorzaakt.,,, dat hy. met zoo veel moeite
yoortgaat* De nagelen van zyne voorfte
pooten, hebben de gedaante van een feiiTen;
zy zyn twee en een halve duim lang , en dienen
hem,.om op de boomen te klimmen, ’er
zich op valt te houden ,. en om het gewelt
van den wint te wederftaan de achterfte
hebben. ’er maar- twee ; z y zyn geelachtig
wit ^ en omgekromt; het bovenfte gedeelte
is boogswys, en het onderfte hol o f gevoort,,
en zeer fpits* Op de aarde gaat dit dier naauw—
lyks vyft-ig fchreeden op een dach voort*.
Wanneer het op een boom geklommen is _,
zoo buigt hy zynen hals, dan eens naar de
eene , en dan weder naar de andere zyde :.-.
men heeft hem nooit zien drinken ; het fap
der bladeren is hem waarfchynelyk genoeg...
Hy heeft een heldere Item, even als het ge-
fchreeuw van een jonge k a t, maar die met
een zwaar geluit, / i i i i ,. uitbrengt; ,op den
toon der noten , la , f o l , fa , mi ^ re. Dit
gefchreeuw, heeft Clufius, al boenende,
dóen zeggen , . dat de A i , den uitvinder , van
de Müzyk.is.
Men vind in de Waarnemingen over-de Na--
tüurlyke Hiftorie van den Heer Gautier, I. deel,,
een uit- en inwendige befchryving van dit,
dier.. Zie meede de befchryving en .a fb e e ldingen
welke Seba van de verfchillendë foor--
ten van deze dieren gegeeyen heeft..
L U I A A R T . ’ Deze naam heefa'Goedard"
aan een worm gegeven die men in de heime- -
lyke gemakken vind, en die zich.met men--
fchen drek voed*. Zynen voortgang is zeer;
langzaam. Hy verandert in een kleine vlieg,
die zich. meede met drek-voed*.
dezen naam een Rups,.die men dikwyls cir -
der de bladeren yan de Roozeboomen vind ,,
mét welke zy zich des nachts voed. Z y kruipt
zeer langzaam;: en wanneer men haar drukt
zoo beftaat haare verdediging h ie r in , dat zy
haar lichaam tot een klein klompje in een
trekt. Deze Rups fpint zich een doorfchy—
nende verblyfplaats welke als een. vifchnet
zamengevlbchten is , waar in zy haare gedaante
verwiireling afwacht, die tuiTchen de
maanden September en Mey gefchied. A l s ,
dan koomt zy ’er in de gedaante, van een vliegt
uit voort..
L U I P A A R D ,. L u ip e r t dit is een.
dier van de oude Wereld, dat w y , als medé,
de Onca, achter het woord P a n t h e r be«*~
fchryven zullen*.
L U I S , Pediculus. Dit is eenongevleugelt
infedt, aptera, dat op het lichaam der men—
fchen vOortteelt, als meede op die der viervoetige
dieren, vogelen, viflchen % en zélfs
op de planten. De hiftorie van dit ïnfeét is
zeer wetenswaardig: w y zullen met die der
menfchen beginnen*.
De M e n s c h en L u i s , Pediculm humanus.
Dit Ongedierte hééft, fchoon het zeer
affchuwelyk voor de oogen is , echter de op-
lettenheit.van de grootfte Natuuronderzoekers,,
zoo wel oude als latere,, tot zich getrokken..
Swammerdamneemt, in dé eerfte
order van de gedaante vervviifelihg o f ont-
zwagteling. van de infecuen de menfchen
Luis tot een voorbeeld.. jfi.Muralto heeft ’er
een ontleedkundige befchryving yan gegee-
ven* De beroemde Hoock heeft dezelve mede
in zyn Micrographia befchreeveri*. De
groote Leeuwenhoek zecht , in de Transa&ions
van het Koninglyke- Genoodfchap van Londen'
voor het ja ar. 1693, m. 94. art. III. dat hy
opgemeïkt heeft dat de Luis een korte en kegelvormige
neus heeft,.waar ineen opening
is , uit welke zy haaren angel uitfchiet wanneer
zy voedzel neemen wil,.'en. dat het hem
toefcheen dat dezen angel twintig maaien dunner
als een menfchen. hair was; . dat haaren
kop geen naad heeft;. dat haare hoornen in
v y f leedjes verdeelt z yn , en dat zy twee klaauwen
aan iedere poot heeft; waarvan deneenen
naar. die van de Arenden gelykt, en .den anderen
klein en zeer kort is; en tuflchen deze
klaauwen is een kleine verhevenheit om de
hairen beeter aan te konnen vatten en ’er zich
aan,vaft.;tG hechten** De kop van de Luis is
lang-
I4JJJ AARTr, Gaedórd'noejnt .noch' .met:
togWerpig aan het voorfte gedeelte én rónd-
achtig aan de achterzyde; de kuit die haar geheel
bedekt is hard, wollig,/doorfchynende,
en zoo ftrak als perkament; haare oogen zyn
zwart en achter de hoornen geplaatft; zyzyn
'niet nets w y s : haaren hals is zeer kort, en aan
•het borstftuk v aft., . dat zich in drie deelen
verdeelt: haaren rug is met een foort van
fchild bedekt: aan de twee zyden , ziet men
-de zes pooten welke aan het onderfte gedeelte
van het borstftuk vaft zyn ; z.y beftaan ieder
uit zes leedjes van verfchillendé groote:,
welke geftipt, wollig-en met klaauwen ge-
wapent z yn , door welkers behulp zy de Ho
haamen, die eén.bekwaame groote hebben,
-aanvatten, over welke zy vry fnel loopen.
Men kan vry we l, door behulp van een microscoop,
alle de inwendige bewegingen van
dit. dier ontdekken* De buik o f het achterfte
.gedeelte van het lichaam verdeelt zich in zes,
•deelen, en eindigt in een foort van ftaart.
De Neeten zyn de cijeren der Luizen: men
ziet ’er het hooft-hair der kinderen welke niet
gereinigd worden, en dat der arme en onzin-
nelyke lieden, meede vervult-. De hairen
•der dieren, de vederen der vogelen, en de
ichubben der viflchen zyn ’er insgelyks meede
bezet; en men onderfcheid met meer o f min
gemak die geene in welke de jongen zichnoeh
bevinden van die geene uit welke zy reeds
■ uitgegaan zyn»
^ De Luis , zecht Swammerdam , verkrygt
-.haare jvolkoome gedaante in haar e i ; men
Ziet ’e r , even voor dat zy uitkomen, door
•de fchaal, de oogen en de kloppingen van het
hart der jonge Luis in : die reeds, in ’tklein,
haare gedaante heeft. Om uit het ei te-ko-
men, doet zy het eironde gedeelte der fchaal
aan de'zyde van haaren kop opengaan, dat
. -zich even als meteen fcharnier opent. Swam*
merdam, acht gevende op den tegenswoor-
digen ftaat van de L u is , en alle andere in-
feéten, welke reeds in het ei dat geene zyn ,
-dat z y zyn moeten, noemt haar Nymph-Jier
van een eivormige .gedaante', in plaats dat hy
Nymph-worm van een eivormige gedaante, de
infeéten noemt welke in de eijeren onder de
gedaante yan een worm beflooten zyn.
De Luis lecht verfcheide malen haare huit
a f , naar mate dat zy in groote toeneemt;
maar zoo ras zy tot voortteelen in ftaat is
zoo lecht zy dezelve niet meer af* Wanneer
men de inwendige deelen van dit dier' be-
fchouwt , zoo is men byna geneigt om het
voor het meefterftuk der infeéten aan te zien*
De doordringentheit van verfcheide verftanden
is noodig ge weeft, om ’er alle de wonderen
van te ontdekken; het is byna onmo-
gelyk om ’er een beredenerent uittrekzel van
te geeven , zonder in lange omfchryvingen
te treden; hierom wyzen wy de Leezers naar
de Schryyers welke deze nalpooringen ontleedkundig
behandelt hebben. W y zullen
maar alleen zeggen dat het hart der Luis in
haare borft verborgen is , en dat men de flag-
aderen dopr dé huit ziét blinken. Dit ver-
achtelyke infeét heeft noch bek, noch tanden
, noch eenig foort van mond; de flok-
darm, fchynt volftrekt geflooten , en heeft
geen andere-openiftg als die Van den fnuit,
van welke dit infeét zich bedient om de huit
der menfchen te doórbooren, ’ er het bloed
uittezuigen en in zyn lichaam te doen overgaan.
Wanneer de Luis mét bloed vervult
is , zoo vertoont zich haare maag met een
donkere bruine kleur , door haare huit» De
beweeging van dit ingewand is zoo wonderbaar,
dat men haar ,*■ volgens Swammerdam,
een dier in een dier■ zou -konnen noemen , om
de fterke beweegingenzamentrekkingen, *
rimpelingen-, en uitzettingen welke haar eigen
zyn , en die men zonder verwondering
door-deszelfs huit niet befchouwen kan, wanneer
de maag mét voedzel vervult is , en *er
als dan nieuw bloed" door de zuiging bv-
koomt. ö ö r
W y hebben gezecht dat de fnuit van de
Luis zeer fcherp is , het is alleen by toeval
dat men hem gewaar word; om ’ er de vor-
ming yan te verklaaren , den Hollandfchen
Natuuronderzoeker heeft hem by den hoorn
van een flak vergeleken', welke zich als éen
handfchoen toevoüwen kan ; indiervoegen,
zecht h y , dat zoo dezen hoorn met een fnuit ,
in plaats van een oog bezet was, men een
denkbeeld van den fnuit der Luis hebben zóu*
Een Filofofifche en vernuftige Waarneemer
kan alle deze byzonderheden ontdekken, wanneer
hy een Luis op zyn hand zet; het is ge--
noeg dat-men haare beweegingen door een
goed microscoop gadeflaat, terwyl zy de een
o f andere porie van de huit zoekt om ’er haaren
fnuit in te drukken; welke, in zyne fcheede
beflooten , niets anders als een klein roodachtig
ftreepje van een uitnemende fynheit
is* Een verhongerde Luis is het befte tot
deze waarnëeming; men bemerkt dat haare
maag ledig is -, wanneer haar geheele lichaam
doorfchynende i s : als dan zet men haar op
de hand , die men te vooren een weinig
wry ft; zy fnuffelt hier en daar., alle ftanden
zyn haar dezelve-, mits zy maar .zuigen kan;
iv r r r 2