
§4° K A M E L E O N . K A M E L E O N . -
'graat en de wervelen van den ftaart zyn b-oogs-
.wys gekromt; zyne pootèn zyn met v y f vingeren
bezet , waar van de voorfte met den
• duim vereenigt is ,de andere zyn.medezamen-
gevoegt ; zyne vingeren eindigen, in kleine
en kromme nagelen , die niet zamengevoegt,
maar van een gefcheiden, en een yrye be wegging
hebben,. om dat het dier zich met des te
meer gemak zich zou konnen. vafthechten.:
een dik vereelt bedekt in diervoegen de. v o e t
zooien , dat het aan eenige een foort van hiel
vormt, die hém tot een fteunzel verftrekt.
L e z e befchryving van den grooten Kameleon,
ftemt met die van, den Mexikaanfche meede
overeen..
De Oofterfche o f Amboineefche Kameleon
gelykt wel naar den Egyptifche: hy verfchilt
’er alleen, in de gedaante van de kroon van,
die een foort van kap is , en aan. de achterzy-
•de met een breede rand., en aan de bovenzy-
de mét kleine" witte fchiibben be-zet IsA
- Die van het Eiland.Cylon. trekt op het faf-
fraanvervvige ; de fchubben van zyn en kop
zyn b o l;. zynen fnuit is veel fpitzer; hy heeft
een zeer wyde k eel, en zeer lange tong.,, die
hy zeer verre uitfchiet om de infeéten in te
zwelgen ; het onderfte van zyn keel en buik
i s alleen met punten bezet ; zynen ruggraat is
gelyk die van alle Coorten van Kameleons ,
gekromt .en . fcherp , en loopt in-den ftaart
door een groot getal wervelbeenderen voort,
'welke vry ruuw in ’t aanraken zyn.
De AfrikaanIche Kameleon is zwartachtig,
.en fchynt op den rug met een witte kam, en
een breede zwartachtige band verziert te zyn,
uit welkers midden deze kam fchynt voort te
koomen ; zyne beenen zyn -lang, zyne voeten
dik, en het nchterfte gedeelte is zoo'eeltachtig,
dat het dit dier tot een hiel verftrekt
o.p welke het ruft.
'D ie van de Kaap de Goede. Hoop, is met
hlaauw en wit gemarmert.: zyne kroon is plat
en ftrekt zich. van het einde van den fnuit ..tot
. op den hals -uit, alwaar zy zich .by w-yze van
een bef zamcn vouw t; dit dier is met kleine
dunne fchubben, bedekt, die bultswys verheven
zyn.., .
Men vin-t meede noch -Kameleons ,/in de
Landftreken die aan de oevers van. de Senegal
en Gambia .leggen : de Negers van de Kaap
diM on te , noemen dit dier Baroifo ■ hunnen
godsdienft gebied hen om hetzelve in het leven
.te behouden , en niet te dulden dat het.
door. iemand gedood word -,. maar deszelfs
.vlecfch te. ecten , wanneer het droog is , en
hgc.behidpzaani .te :z yn , wanneer het yan .een i
hoogte wil af klimmen. In der daat. gaat het
dier, in dit geval,. zeer ftatig, voet voor voer,,
v o o r t ; het hecht zich met zynen ftaart aan
■ alles: vaft wat het in zynen wech ontmoet;
het blyft in dezen ftand tot dat het hulp, be*
koomt wanneer dezejichter blyft, zoo laat
het zich plat nedervallen; Eenige dezer dieren
leven yerfcheide maanden, en andere ver-
fcheide"jaaren, In het Landfchap Angola ,
neemen zy hun verblyf in de rotzen , holen
en andere verborgen en vochtige plaatzen;en-
zomtyds op de boomen. Z y geeven geen geluk
; ,hunnenvyaudis d eIcknmmon. Zie. dit'
. ixioort.
Vermits de Kameleon zich alleen met vliegen,.
muggen , fprinkhanen, en mieren voed',
zoo heeft de Natuur hem een tong gegeeven
die aan. de bovenzyde plat is , en-aan de om
derzyde kielswys toeloopt, zy. heeft de lengte
van zyn lichaam, en h y kan haar gemak—,
kelyk uitfehieten en wederom te rug trekken.
Wanneer hy zynen prooi wil vérfchalken,
zoo is het genoeg dat hy zyn tong uitfchiet,
en haar. om. den. tak van een boom flingert,
langs welke de mierenen andere infeéten opklimmen
wanneer by ’er eenigedus verrafcht
heeft, trekt hy met eén-wonderbaare fnel-
heit en behendigheit zyn tong naar zyn keel'
•te mg, en. zwelgt hen met vermaak in. Deze
wyze van zich te voeden en zynen prooi
te verralfchen , is aan de Kameleon alleen
niet byzo.nder : het is hem gemeen met het
dier, dat by uitnementheit Mieren-eeter ge—
noemt word; Zie dit .w.oorl.
Wat meer .is de Kameleon leeft vier o f
v y f maanden zonder eenig zichtbaar voedzel
te g eb ru ik en h y vergenoegt zich om wanneer
hy zulks noödig Beeft zynen bèk te openen
, om verfche lucht in te ademen.. Het is ■-.
vooral in dit oogenbMfc.dat het dier zyn.genoegen
en de driften laat blykeh die het ont--
.roeren, door zyne vlugge, bewegingen en de
.verfchillende luifterryke kleuren., Het is vry
-zeldzaam dat de kleur va» dit dier, wanneer
bet dood,is o f flaapt,.byna altoos blinkent
geel i s ; . maar wanneer het waakt , zoo. i s
zyne. gewoone kleur bleek muisvaal, en dik—
wyls fehoon.groen metgeelgevlakt, enzom-
tyds is • het met donker bruin, op het lichaam
,en den ftaart gevlakt is;.-op andere tyden is
het licht bruin, maar. nook rood. Lemery
zecht-.,. dat d it dier wanneer het vrolyk is ,
.een groene fmaragdkleurheeft, die met oranje
gemengr,. en met graauwe en zwarte ftree—
pen doorfueden- iswan n e e r-h e t toornig is,
zo o . heeft, bet een loodverwige en duiftere
kieurti
K A M F E R . K A M F E R . 541
kleur; en wanneer he't bevreeft is , zoo ver-
'toont het zich bleek en' zeer flaauw geel. Het
'verfchilt geftidig van kleur, zomtyds drie o f
•vier malen in een half uur, en zoo het fchynt
•meer uit eige beweging als op het'gezicht der
'nabuurige voorwerpen. Echter zecht den
Reiziger Barbot, • in zyne befchryving van'
Guinee, dat deze' dieren een zeer dunne en
doorfchynende buit hebben , die by gevolg
zeer gefchikt is oiïi alle kleuren aan te riemen
die hem naderen; en den Reiziger de Bruin
•zecht dat hy dikwyls gezien heeft dat de Ka-
'meleons de kleuren der voorwerpen aannamen
welke naby hen waaren. Zoo hunne
huit-dun en glad is , zoo kan zy wel de uit-
werkmg van een, fpiegel doen om naauwkeu-
rig dé verfchillende gekleurde lichtftraalcn
te rug te kaatzen die op haar vallen; en in
zekere gevallen een- fraaije fchaïering van
lient en fchaduuwe veroorzaken, dat men ’er
geen fchoonder in de Natuur vinden kan. De
■ zelve Schryver de Bruin zecht, dat hy een
yan deze dieren geopent heeft om derzelver
ingewanden te*, befchouwen, hy vond in dezelve
verfcheide eyeren welke de-groote van
dië’der kleine vogelen hadden, en met elkan-
dei en door een foort vandraad vereenigt waaren
maar hy was zeer verwondert dat hy
geen foort van darmen ontdekten, noch eenige
andere' deden welke het grootfte gedeelte
der andere dieren bezitten.
W y hebben ’er yerfcheide in verfchillende
landen gezien , die aan takken van boomen
o f ftokken Vaftgehecht waren, en onbeweeg-
gelyk aan dezelve gehecht bleven, zy keerden
hunne oogeir van tyd tot tyd gins en Herwaarts,
en ftierven in dezen ftaat, door ma-
gerheit verteert wordende ; zy zyn dus ge-
makkelyk te droogen r men bewaart hen in
dezeiuftaat in de Kabinetten,
K A M F E R , Camphora.- Dit is eemgroei-
baare , w itte , dobrfchynen.de, wryfbaare,
ligte, zamengeftremde, zeer ftérk riekende,
fyne-en zeer.vlugge harft, die op de wyze
der wezentlyke oliën ontbrand, en in wyn-
geeft opgeloft kauworden, zy verfchilt échter,
van de oliën en harften door verfcheide
wezentlyke-eigenfehappen die haar byzönder
•zyn. Déze zelfftandigheit is van een fcher-
pe en bittere fmaak, die den mond zeer doet'
-branden, en■ zoo brandbaar is , daezy geheel
op het. water verbrand :■ welke; eigenfehap
haar m de ftoffen tot dé vuurwerken doet gebruiken..
Men wil dat de Kamfer mede een
der. voornaamfte inmengzels van.zekere.foort
van vuurwerken is , van welk men voormaal?
meemgvuldig gebruik maakten : men mengt
naar mede in eenige zamenmengzelenvan ver-
•nillen, vooral in die geene wélke gefchikt is
oin het oude verlakt werk na te bootzen
De Kamfer vloeit uit den ftam en groote
takken van eenhoorn die meenigvuldig in het
weitelyke gedeelte van Japan en op de nabuu-
rige Mailden, groeit, hy wafchtmede, edoch
zcer idzaam., <ip liorneo, en op Sumatra
naby x5airas.■ JDezen boom, die wezentlyk
een foort van Lauwricr is ,, werd in dit land
Lapbura genoemt: hy evenaart in hoogte de
Linde en Eikenboomen. Wanneer hy jong
i s , zoo is zynen ftam rond, en met een gladde
en groen achtige fchors omkleed. Wanneer
hy oud is ,, zoo. is hy ruuw, en zvne
fchors werd buitachtig.. Zyn hout is een za-
menweefzel dat weinig vaftheit heeft; in den
beginne is het w it, vervolgens werdhetrood-
achtig, en gevlamt gelyk het hout der N o o -
teboomen, het heeft, een fterke en fpecerv-
achtigen reuk: men gebruikt het tot verfcheide
werken. Zyne bladeren, welke naar die
Va?- u ?auwn<7r g^yken, zyn klein in even-
ïeaigneiL v-an den boom; wanneer zy gewre-
ven worden, zoo hebben zy een Kamfer
reuk,.gelyk mede alle de andere-deden van
den boom. Uit den fchoot der bladeren komen
voetfteeltjes vóórt die twee duimen lengte
hebben , deze ondérfteunen verfcheide
kleine witte bloemen,.. van een pypswyze ge-
daante , en die. inwendig met negen- helm-
ftyltjes die hoofdjes hebben, en een zachte
itamper bezet zyn^. Op deze bloemen volgen
purperkleurige beziën, die glansryk en hout-
acntig zyn , en de groote van een erweet
hebben , zy ruften ieder op een zeer korte
Kelk:, en. baare fmaak beeft Jets van de kruid--
nagelen en Kramfer, zy bevatten een witach--
tige eir olièacbtige amandel- r die met een-
zwarte huit omkleed, en-in twee deden g e -
fcheiden is. De Kamferboom van Borneo
werd. Sfodt genaamt: hy is. veel kleinder,.
Iponsachtig gelyk de vlier, en beeft knoopen-
gelyk het n e t , zyne vruchten hebben de groote
van hazelnooten , welke men inlegt om
haar tegens de kwade'lucht te gebruiken. Dezen
boom bevat weinig Kamfer: zy koomt
er by wyze van kleine zamengeftremde traa--
nen uit voort; en het is genoeg dat men het
hout tot kleine fluitjes brengt, die de groote
van zwavelftokken hebben ‘ en hen te wry-
v en, om ’er deze ftoffe door middel van een
zeef uittetrekken. Men bekoomt weinig van
deze Kamfer in.Europa,.z,y word.tothet ge-
" ï ï 3s Kruik.