
hierom verlaaten zy zeldzaam de -nabuur?
fchap der zee, om dat z y ’er haar voor-
naamfte voedzel vinden dusdanige zyn de
Eidervogels o f dons Eend, de bruine o f zwarte
Eenden, de kwaker Eend o f Gulden-oqg,
de Een den met een breede en ronde bek die
op de wyze van een fchild gevormt is , en de
ku if Eenden die Bruinetjes genaamt worden,
en de.Eenden met een Zwaluwe ftaart,
Z y die men by uitnementheit Riviervogels
noemt, vliegen des winters in troepen en
rieken het buspoeder zeer verre ; men ziet
dezelve in groote menigte in Italië, Duitsland
en Vrankryk; men heeft opgemerkt dat
de Zee-Eenden een breeder en ftomper bek
hebben; de achterfte vinger is breed, en mee.
een vlies bedekt; derzelver ftaart is niet fpits
ichóon hy eenigzins lang Is.
Zee-Eenden*
De G r y z e of graait we E e n d , deze
vint men alleen 'op de zeekuften van den
Oceaan ; zomtyds zet zy zich op de boomen
; zy is met een groote menigte graauwe
vederen bedekt, en heeft de groote van een
middelmatige gans: haar gekwaak bootft het
geluk van een fluit na: haare pooten zyn
overeenkomftig met die der gemeene Eenden;
zy heeft de eigenfehap niet om te können duiken:
haaren 'kop is zeer groot, het begin van
de keel is zeer wyd , en vermits, z y zeer
gulzig en moeijelyk te verzadigen is , zoo
zwelgt zy groote viflehen in: zy vliegt langen
tyd;. haar vleefch is hard, en moeijelyk
te verteeren ; zy brengt gewoonelyk niet
meer als twee jongen voort.
D ons E e n d , o f E end met z a cht e
VEDEREN, o f S T. CuTBERTS EEND o f
E end van het E i l a n d Fa r ne . Anaß
■ Farnenfis: mén gelooft dat dezen vogel' de
Eider-vogel der Deenen en van de Qoft-
z e e , en de Egledon der Franfchen is: hy is
grooter als de gemeene Eend. De bék van
deze Eenden is kort , het middelfte gedeelte
ro o d , het einde zwart, en kegelvormigèr
en fpitzer als onze tamme Eenden. Men
onderfcheid het mannetje aan zyne zwarte
en witte kleur; het grootfte gedeelte van
deszelfs rug, kop, hals en borft zyn wit;
de ftaart is fpits, de pennen der vleugelen
en de pooten zyn zwart. De wyfjes hebben
. de kleur van de Ouerhaanen , en derzelver
huik is w i t : men noemt ze Zee-fdizanten.
In dit foort van Eenden alleen, en zoo wel
in de wyfjes uls mannetjes , merkt men kleine
vederen op die ter zyden van.dén bek ftaaa
en in de gedaante van hoeken onder de neusgaten
eindigen; de buik is met vederen o f
een foort van zeer zacht dons bezet, dat
zeer gezocht word om bedden zamen te Hellen
; deze dons heeft zeer veel veerkracht en
is zeer duurzaam. Men wil dat deze vogel
zich zelfs dit dons uitplukt -in den tyd wanneer
hy zyne eyeren broed, -en ’er zynen neft
mede bekleed om ’ er de jongen een genoegzame
warmte door te verfchaffen.
. Deze Eend bewoond de aan zee gelegen
plaatzen; men ziet ’er in Gothland die haare
neften aan de voeten der geneverboomen maken,
en v y f o f zes langwerpige eyeren leggen
die van een donkere groene kleur zyn:
men vint ze mede op de Ferro Eilanden, en
byzonder op Ysland, waar door zy mede
Tslandfcbe Eenden genaamt worden ; hierom
verzuimen de Yslandèrs mede niet, welke na
by de zandige ftreken van deze kleine Eilanden
wooneu, alwaar dit foort van Eendvogels
zeer menigvuldig i s , om ftraks na dat ’ er
de jongen uit vertrokken zyn deze neften op
te zoeken, en ’er met oplettenheit dit zachte
én koftbaare dons van af te fcheiden, dat zy
zuiveren en op horden droogen. De vederen
die men op 'andere tyden deze vogels
uitplukt, zyn niets tot dit gebruik waardig.
Anderfon zecht, dat niet alleen dezen vogel
natuurlyk zeer vruchtbaar is , maar dat men
zyne vruchtbaarheit noch vermeerderen kan
met in zyn neft een ftpk te fteeken die om-
• trent een voet hoog is ; door dit middel,
zecht hy , houd de vogel niet eer op met
leggen voor dat het einde van den ftok met
' eyeren bedekt is , en hy ’er op zitten kan om
ze te bebroeden ; de inwoönders van Ysland
doen dit om een groote menigte van deze
eyeren te bekoömen, welkers fmaak uittnun-
tent is ; maar dit middel om den vogel een
zeer groote menigte eyeren te doen vóórtbrengen
, verzwakt hem indiervoêgen dat hy
’ er 'zomtyds door fterft.
G ro ot e Z ee-Eend met een R oode
k o p : Anas capite rufo major., Deze Eend
is te, Rome algemeen bekent; zy is grooter
als de gemeene Eend, haaren bek is bloedrood,
en dikker aan den kop die zeer groot
' i s , en aan de boven zyde met een veder-
bofch die' een kuif o f kam vormt, derzelver
kleur is karfe rood, Of levendig rood. De
regenboog der oogen is hoog rood; de hals,
borft en buik van deze vogel zyn met zwart
gegemengt;
zyne vederen zyn zeer d ik , die
van de vleugelen zyn met zwart, wit en
rood gemengelt, die van het lichaam en
ftaart zyn afchverwig.
Z ee -E end met een Z'wa r t e k ü i f ,
Anas criflata. Deze Eend die zich alleen
aan den oever der zee ophoud, werd vooreen
foort van kleine duiker gehouden, haar
lichaam is k o r t , dik , breed en eenigzins
platachtig; de bek breed en eenigzins bleek,
deszelfs punt is zwartachtig;? de vederen van
den voorkop hangen tot aan de helft van den
bek af, alwaar zy èen hoek vormen; de neusgaten
zyn wyd; de regenboog der oogen is
goud g e e l; het opperfte* van den kop heeft
een kleur dat een mengzel van purper en
zwart i s : zy heeft achter aan den kop een
kuif. die ter lengte van een en een halve
duim afhangt: het overige van het opperfte
gedeelte van haar lichaam is zwartachtig
bruin; de vleugelen zyn kort, zoo ook de
ftaart en pooten die achterwaarts geplaatft
z y n , en welker kleur zwartachtig loodkleur
i s ; haare vingeren o f klaauwen zyn
lang.
R e c h t o p g a a n d e E e n d , o f me t
e e n o p g e h e v e n k o p . Deze Eend die
men in Engeland vind houd zich vry recht
overeinde in het voortgaan : haaren bek is
groen en met bruin gefchaduuwt, het opperfte
van den kop is zwart, de regenboog
der oogen w it , het overige van den kop en
hals met groen, rood en wit gemengelt, ’t
geen deze deelen zeer fchoon doet fchynen
na de verfchillende te rug kaatzingen van de
lichtftraialen ; de borft en buik zyn < beurtelings
, gelyk de kop , met de kleuren van
den regenboog gemengelt : de beenen en
pooten zyn ftroef geel.
Z wa r t e Z èe -Ee n d , Anas niger. Men
kent ’er twee foorten van ; de groote , en
kleine dat de gemeene Zee-Eend is. .Zie dit
woort. De groote zwarte Zee-Eend is grooter
als de gemeene Eend; haar korte en
breede bek is geel aan wederzyden , en
•Zwart in ’t midden ; het overige van het
lichaam is zwart dat meer o f min donker is ,
Aiitgezondert een witte ftreep die een duim
breed is en over de vleugelen loopt, en een
witte vlak die zy ter wederzyden van ieder
oog heeft: het buitenfte gedeelte van haare
bouten'en pooten zyn rood, het binnenfte
•is afchverwig ; haare nagelen als mede het
I. D eel,
vlies dat de vingers der pooten aan een hecht
zyn Zeer zwart.
E end di e me t zw a r t en w i t gev
l a k t i s , deze i s , v o lg e n s^ / « , en
eenige andere Schryvers, een zeer bevallige
vogel van welke men twee foorten kent, de
eene Onder den naam van Kwaker Eendy
Glamgula, de andere is de Quatr' Occhi der
Italianen, Platyrbyncos mas. Deze.Eenden
zyn veel kleinder als de gemeene Eend; zy
verfchuilen zich in de holle boomen. De
kop van de Kwaker Eend is groen en zwart
’t geen - in purper eindigt; den omtrek van
den bek , de rug en vleugelen, zyn met
zwart, wit en afchverwigé fchubbetjes ge-
fchakeert; de pooten zyn geel. De Quatr*
Occbi heeft een witte vlak na by den bek,
de kop glad, de oogen fterk goud geel, de.
vederen voor een gedeelte zwart, de vleugelen
wit en zwart, de ftaart geheel zwart, de
beenen kort en faffraan kleurig, het vlies dat
de vingeren der pooten aan een hecht bruin
en zwart.
G r o o t e E e nd me t een b r e e d e
b e k , S l o b b e ó f L e p e l .-Eend der
D u i t s chers : Anas clypeata Germanovum.
Dit is een zeer fchoone vogel die men in de
geheele uitgeftrektheit van Zwêede, Groenland
, op de Eilanden van de Ooftzee , en
vooral in Duitfchland vint. Zyne kenmerken
zyn zeer onderfcheiden ; hy is veel
kleinder als de huis Eend: zyn bek is lang,
zwart, breeder aan het uiteinde als den oor-
fprong, en zoo hol als een fchild. Zyne
bouten zyn rood en dun, gelyk zyne pooten:
de helft van zynen kop, den hals, en
kleine vleugelen van een fchoon blaau; het
middelfte gedeelte der groote pennen is
blinkent groen; het overige van de borft en
buik is rood tot aan de ftuit, het opperfte
gedeelte van den aars is zw art, de rug is
met groen, blaauw, purper en bruin gefcha-
keert. Deze Eend fchynt dezelve te zyn
als die welke men Amerikaan lelie Eend met
een breede bek noemt.
B rui n e E e n d : Anas fera fufed.. Men
onderfcheid twee foorten van deze, de groote
die de Penelope der Ouden is-, en de kleine
die mogelyk dezelve is die men Roffe Eend
o f Eend met een toffe kop noemt.
Het groote foort van de Bruine Eend, is
veel grooter als de gemeene Eend Penelope;
haare vleugelen zyn geheel afchverwig, en
O o den