
1 |i' f i l
il j u m
=4 A A R D W O R M .
I PI
het h o o ft, een foört van flreep die een weinig
verheven is , anderen hebben dezelve
n ie t: ’er zyn ’er die altoos klein zyn , anderen
die groeijen, en die tot de dikte van
den pink komen. Wat de inwendige kleur
van hun vel betreft, dezelve is verfcheiden,
volgens de verfchillende aarde in welke zy
leven, en waar mede zy zich voeden.
De Aardwormen houden zich geduurende
■ den winter in de aarde verborgen; maar in
de lente , zomer en h e r fïl, komen z y in
meenigte te voorfchyn, vooral wanneer het
regent, en geduurende de nacht, wahneer
het overvloedig daauwt; want z y onthouden
zich gaarne in vettige en vochtige plaatzen.
W y zullen op het woort A as aanwyzen
hoe men dezelve noodzaakt om uit de aarde
te voorfchyn te komen, wanneer men dezelve
tot viffchen gebruiken'wiL
De Heer Anderfon verhaalt, in zyn Na-
tuurlyke Hifiorie van Tsland, dat men hier
het veld byna geheel met Aardwormen bedekt
z ie t , die uit hunnen onvruchtbaren
grond te voorfchyn komen , om zich door
het water des Hemels te doen befproeijen,
en dat de inwoonders gelooven dat zy uit de
wolken met den regen nedervallen. De
Aardwormen, gelyk Aldrovandus aanmerkt,
voorzien den regen, wanneer z y uit de aarde
voortkomen. Schoon dit foort van dieren,
fcy den eerflen opflag., zonder natuurlyke begrippen
fchynen; echter gevoelen en fmaken
z y , en verbergen zich op het mtnfle gerucht
dat z y h o oren. Wanneer men hen in twee
Hukken fh yd , leven de twee van een ge-
fcheide deelen noch lang.
Deze infeéten zyn van eenig gebruik in de
Geneeskonfl: men trekt?er veel olie en vlug
zout uit. Derzelver aftrekzel in witte wyn
is afdryvent, zweetdryvent, en bevordert
de waterlozing. De olie in welke men Aardwormen
heeft laten aftrekken , d o e t , zoo
men z e c h t wonderbare uitwerkzelen, om
de zenuwen en gewrichten te verfterken.:
dezelve is. ia gebruik tegen de lendenvang,
de geraaktheit en de jicht. Men bedient zich
tegens de v y t van een Aardworm, die men
door de .twee eindens aan een draat rygt, en
om de vinger vaifc maakt. Men zecht, dat
de Indianen zeer .gretig naar de Aardwormen
z yn , en dezelve raauw eeten. De Vogelen,
Mollen, Hagediffen en Vifichen vernielen
•een groot getal van deze dieren.
A A R S W O R M E N , Ascarides. Dit
z yn ronde, korte en dunne wormen; ’t geen
AARS WORMEN. AAS,
hen van de Strongles onderfcheid die rond,
en lang zyn. De Aarswormen gelyken naar
aaltjes in dikte en lengte. Hunne natuurlyke
kleur is wit: z y hebben hun verblyf aan
het einde van den endeldarm, en veroorzaken
hier een geweldige jeukte. 'Deze Aarswormen
houden zich op in de ingewanden
der kinderen , en zeer gemeenzaam in die
der.paarden : deze wormen fchynen1 zom-
tyds gekleurt; welke kleur zy verkrygen van
den drek o f de gal van het dier in ’t welk
z y huisveflen. Z y veroorzaken veel fmart
aan de natuurlyke deelen der vrouwen by
zekere ziektens, gelyk in de bleeke zucht.
De laflbeeflen zyn mede aan dezelve onderworpen.
A A S . Men geeft deze haam aan de aardwormen,
van welke men gebruik maakt, als
een lokaas , in het viffchen. Men heeft,
derzelver hifiorie in het voorgaande woort
A a r d w o r m e n . Vermits het moeijelyk-
is om dezelve by groote droogte te bekomen,
zoo neemt men zyne n toevlucht tot
verfcheide middelen. Men moet op een
vochtige plaats , op de aarde flampen , o f
wel in dezelve geduurende een half vierendeel
uurs een groote flok bewegen, dezelve
naar alle zyden keerende: deze bewegingen
doen de wormen te voorfchyn komen, die
meenen de aannadering van den M o l, hunnen
doodélyken vyant, te gevoelen. Men
kan mede de aarde met een water befproeijen
dat men bitter gemaakt h e e ft, met ’er
bladeren van hennip o f nooten in te koken z
men kan dezelve mede geduurende de nacht
in vochtige weiden bekomen, vooral wanneer
het geregent heeft, o f na den nevel.
A B R I K O O S B O O M , Armeniaca Malus
, werd dus genaamt, om dat hy uit Armenië,
een landfchap van A z ia , odrfpron-
kelyk is. Men heeft verfcheide foorten van
dezelve; onder anderen, merkt men’er twee
aan, die hier in verfchillen, dat de kern van
het eene foort zo e t, en die van. het andere
bitter is.
De befl aangekweekte Abrikoosboom is
een boom van een middelmatige groote; des-
zelfs fchors is zwart; zyn bladeren zyn.ge-
ront en puntig: zy komen te zamen ten getale
van vier o f v y f voort. Dezen boom is
een van die welkers zap het eerfle in beweging
raakt: zyne bloemen komen voor dé
•bladeren in het begin van de lente te voorfchyn:
zy zyn roosgewys., zamengeflelt uit
v y f
A B R IK O O S B O O M * A C A C I A .
'Vyf w itte bladeren;' de flamper verandert in
een vrucht ('Abrikoos genaamt) die yleezig,
-zappig, byna rond, uit en inwendig geel,
én van een zoete -en aangehamé fmaak is.
Men kweekt de Abrikoosboomen in de tui-,
nen en boomgaarden aan: men ent dezelve
door dkkulatie en afzooging op Amandelboo-
.men en zwarte Damascus pruimen.
De vruchten van de flam Abrikoosboomen
.zyn altoos welfmakender als die der leiboo-
=men, om dat de eerfle beter alle de invloeden
van de lucht ontvangen. Vermits de
bloem van de Abrikoosboom zeer vroegty-
dig koomt, moet men dezelve voor de vorfl
•en de fchrale noordewinden befchutten, die
meenigvuldig in het begin van de lente waai-
jen; deze winden veroorzaken een te fterke
uitwafeming., verdroegen de bloemen , en
doen dezelve afvallen, waar door d it aangenaam
en brooze vooruitzicht verydelt wort.'
Deze vrucht, gelyk alle die van korten duur
z yn , heeft weinig voedzel: het is gevaarlyk■
’er veel van te eeten; want zy bederft lichtelyk
en ontHeekt de koortzen, zoo als alle
vroegtydige vruchten ; zy is een üeraad der
tafels, ’t .zy raauw, met zuiker gekonfyt,
q f op.eenige andere wyze toebereid. Uit
de Abrikoosboomen vloeit een gom, die als
een verzachtent -en verdikkent middel, in
plaats van de Arabiefche Gom, kan gebruikt
worden. De uitvloeijing van deze gom is
■ een ziekte van de Abrikoosboomen., die ver-
dcheide takken doet fterven.
A B R I K O O S V A N ST . DOMINGO.
Deze naam is niet eigentlyk aan deze vrucht,
als alleen om de kleur van haar vleefch; want
voor het overige heeft zy geen de minfle
overeenkomfl met dezelve. Deze vrucht is
byna rond en heeft zomtyds de gedaante
, van een hart, en de lengte van haare midde-
lyn is van drie tot zeven duimen: zy is met
■ een grysachtige fchors ter dikte van een fran-
fche kroon bekleet, die fterk en taai gelyk
leder is; onder deze fchors is een geelachtig
vlies, dat hét vleefch bedekt ’t welk geel is.,
van een fpeceryachtigen reuk, maar van een
bitterachtigen en gomachtigen fmaak. Om
deze vrucht te eeten , die zeer gezond en
voedzaam is , laat men dezelve , na dat zy
doorgefneden is , in wyn en zuiker weeken.
Men vint in deze vrucht drie kernen ter groote
van duiven eieren.
’.De boom die deze vruchten^ voortbrengt
is zeer groot en fchoon; de mannelyke en
vrouwelyke bloemen groeijen op afzonder-
L D e e l .
lyke boomen. De Spanjaarden maken van
deze vrucht een uitmuntende marmelade, met
’er gember, fpeceryen , en reukwateren in
te mengen, met welke z y fchellen van oranje
appelen opvullen die geconfyt en gedroogt
zyn. Z y houden het gebruik van deze oranje
appelen na de maaltyd nuttig om de ver-
teering der fpyze te bevorderen.
A C A C I A (Gemeene), Pfeudo-acacia.
Deze acacia wert met recht valfche acacia
genaamt; want zy verfchilt van de waare
acaciaas, door haare bloemen die op de wyze
van die der peulvruchten z yn ; in plaats
dat dié der waare acaciaas een bloem in een
kelk is. Byna alle de waare acaciaas konnen
niet anders als in warme floven enoranjeryen
aangekweekt worden.
Deze valfche acacia, algemeen onder de
naam van Acacia bekent, is een boom welkers
flam hoog groeit; zyne bladeren zyn
langwerpig, en by paaren aan een rib ge-
plaatfl, die met een enkel blad eindigt; zyn
bloemen zyn w i t , langwerpig als die der
peulvruchten, airswyze gefchikt, en geven
een reuk van zich die na die van oranjebloe-
men gelykt. Op deze bloemen volgen platte
peulen , die zaaden van de gedaante als
een kleine nier in zich bevatten.
Deze boom is oorfpronkelyk uitVirginie
en Canada i hy is indiervoegen aan onze
luchtflreek gewent dat hy ’er flerk in vermeen
igvuldigt. Hy bloeit in' de lente, en
doet een zeer fchoone uitwerking. Toen
zy noch:;zeldzaam waren , wierden zy van
een ieder gezocht: men plante ’er wandel-
lanen, en bosjes: van ; doch men heeft dezelve
naderhand verworpen , vermits des-
zelfs hout ze e r . bros is ; wanneer zy hoog
opfchieten , zoo werden zy lichtelyk door
den wind verbroken en omgeworpen ; wat
meer is , hunne takken laaten zich niet buigen
zoo men w il, hunne fchors is ongelyk,
en hunne kleine bladeren konnen geen dichte
fchaduwe geven. Het hout van dezen
boom is gemarmert geel en zeer fchoon; de
Draijers maken ’er ftoelen van. .Zyn zoete
en zuikerachtige fchors en wortelen , werden
voor hartflerkent gelyk het zoethout gehouden;
de bloemen zyn openent.
. Men vint in Siberie drie foorten van dezen
boom , doch die veel eer heeflers als
boomen zyn , waar van eene lichtelyk door
uitfpruitzels vermeenigvuldigt.
A C A C I A (Waare) Acacia vera. Deze
D boom