
Deze korven zyn , gelyk men z ie t , ge-
fchikt voor alle de aangewezen gevallen, en
om alle mogelyke voordeelen van de Byën te
trekken. De twee grootfte voordeelen van
deze wyze van korven zamen te dellen , zyn
de ronde opentng die op- vier wyzen kan. gefloten
worden, err door welkers middel- men
de Byën naar zyn goedvinden beftuuren kan,
en indiervoegen als zulks de omftandigheden
vorderen; en- het andere, dat van noch meer
gewicht i s , bedaar in- de- gedaante van den
ko rf, welke in> verdiepingen zonder affcheid-
zels verdeelt is. Men heeft door dit middel
het voordeel dat men de Byën berooven
kan-zonder haar te verzwakken, met haare
raaten weg te nemen, door het bovënfte ftuk
afteligten: men wekt de Byen tot den arbeid
o p , wanneer men den korf van onderen met
andere dukken vergroot, evenredig naar den
yver- met welke z y arbeiden. Men behoud
de W'erkbyën in \ leven, die Zeer dierbaar
zyn :• men neemt de raaten in alle tydén- weg
•wanneer men w i l , en men befchacfigt de
eyeren n ie t, die nooit in het hovende gedeelte
van den korf zyn-.—
Deze vernufrige wy ze, die veete voordeelen
vereenigt, en die wat het inwendige gedeelte
der-korven betreft, alle voordeelen
bezit, is ongelukkig in eene wezen tlyke zaak
gebrekkige zy is niet eenvoudig genoeg, zy
kan nooit door de boeren in ’t werk gedelt
worden , en is altyd koftbaar. Ieder Bye-
houder, die deze wyze wil'aannemen, kan,
met de twee gewichtige oogmerken in acht
nemen die w y aangewezen hebben, bezoeken
-om- dezelve eenvoudiger te maken, en haar
pnkoftbaarder te doen zyn volgens zyne begrippen*.
B-oer e B y e Ni
Het gedacht dér Byën is aan dat fóort
alleen niet bepaalt welkers wonderbaareh
arbeid w y befchouwt hebben, en welke ons
honing- eiv wafch verfchaffen. Mén heeft
noch een ander föort van Byën die men
Boere Byën. noemt, waarfchynelyk om dat
z-y in het veld verfpreid zyn , en dat men
haar in- geen • korven- verzamelt. Schoon den
arbeid van deze Byën van- geen- o f weinig
nut voor ons i s , en dat z y weinig békent
z yn , fchoon-zy zulks echter wel verdienen,
door de wonderbaare konft die ieder in zyn
föqrt.oijs vertoonen zal*.
Hommel Byen.
De Hommel Bye is in den beginne alleen,
maar zy weet zich langzamerhand een goed
gezelfchap te vergaderen', en zich onderdanen
te verfchaffen die met haar dén,laft-van
de huishoudclykë zorgen dragen.
Deze Hommel Byën , die een fóort vait
klein geflacht vormen, komen byna alle in
den herfft om; en ’ér blyven maar een weinig
bevruchte wyfjés o ve r , die een fchuil-
plaats in de reeten der muuren zoeken, o f
in gaten die zy zelfs in de aarde maken. Zy
brengen hier het ruuwe jaargetyde in een
volftrekte onthouding van alle voedzel , en
in een volmaakte werkeloosheit door; maar
de lente die de.geheele Natuur weder bezielt,
geeft haar het leven en de beweging weder.
De Hommel B y e , die vry groot fchynt,
is met een meenigte lange en-zeer dicht ftaan-
de hairen bedekt; en zy maakt onder het vliegen
een groot gehommel, ’t geeir haar de
naam van Hommel heeft doen geven.. Onze
Bye heeft geen grooter zorg -als om een neft
aan te léggen, om ’er het geflacht in te huis-
vellen dat zy ftaat voort te brengen. Z y plukt
ftukje voor flukje, met haare fchelpachtigé
tanden , de.. fyne mofch af, die z y , in een
koepelswyze gedaante ter dikte van, een duim,
en zomtyds van twee te zamenfehikt.. Op
het eerfte gezicht fchynt dezen neft niets anders
als een aardhoopje, dat eenigzins verheven
en- met mofch- bedfekt is maar wanneer
men het naauwkeurig befchouwt, ziét
men dat het met konft te zamengeftelt is. De
bodem van dezen kleine neft is met mofch
bekleed, om dat de vochtigheit der aarde dat
geen niet verderven zou dat zy voornemens
is om’er op te plaatzen. Z y vliegt naar het
veld om wafch en honing te v erzamelenzy
fielt hier een kleine klomp uit zamen die naar
een-deeg gelykt, en: die het beginfél van een
honingraat is , die zy in haar neft plaatli.
Têrwyl zy dezen klomp vervaardigt , legt en
verbergt zy in het middelpunt twee o f drié
eyeren.. Onder het voortzetten van dézen
arbeid, om weder te leggen, komen dé eer--
fte eyeren u it: dé wormen komen in ’t midden
van het voedsel dat hen eigen i s , te
voorfchyn, want deze deeg is de fpyze die
hunne moeder voor hen gefchikt heeft. Na
dat z y eenige dagen in den ftaat van worm
doorgebracht hebben, zoo fpinnen zy zich
een tonnetje in ’t welk z y zich verbergen;
in popjes veranderen, en in weinig tyd werr
den zy By ën ; zy begeven zich aanftonds met.
dk
■ dé' gemeene moeder aan den arbeid, om dén
vdeeg te bereiden ,. den neft te - onderhouden
en te volmaken^,, en om den vóorraad te vermeerderen.,
Het is- op deze wyze dat de-neft
langzamerhand- bevolkt word , en dat onze
B y e , van eenzaam dat zy te vooren was,
wel ras een meenigte gezellinnen bekoomt.
Onder de Byën die zy voortbrengt,-heeft
mem, gelyk onder de Honing B y ën , nmn~-
netjer , wyffes , en byen zonder fexe. Men
befpeurt, behalven d it , . noch onder haar,
dat de mannetjes tweederlei groote hebben-:
de kleinfte fchynen werkzaamer en behendiger
, en de grootfte veel fterker. De zeer
groote Hommels zyn de wyfjes; die van een
middelmatige groote zyn de mannetjes, van
heide foorten ; en de kleinfte zyn van féxe
ontbloot: deze laatfte hebben , gelyk de
wy fjes, een angel; doch de mannetjes hebben
’er geen. Deze verfchillende Hommels,
en de verfcheide deelen van een. Hommel,
bieden verfchillende kleuren; aan.,, die- alleen
die van haare hairen zyn t de verfcheide deelen
van deze By ën,. .die tot den arbeid en in-
zameling /vereifcht worden , zyn voor het
wezen tiykfte gedeelte op dezelve wys als die
van Gemeene Bye. ge vormt.
Dë Hommel Byën zyn nooitlneer dan ten
getale van vyftig-of deftig in een verblyfpfaats
vereenigt. Demioederbye, ftichteres van deze
volkplanting, brengt byna zoo veel wyf-
jes , als mannetjes en 'werkbyèn voort*... Z y
bezitten geen nayver over de bezigheden-die
aan een fexe in ’t byzonder behooren- Alle
de Hommels, van wat foort zy ook zyn moge
, mannetjes, wyfjes, werkbyën, en de
moeder zelfs-, flaan handen aan \ werk, en
arbeiden aam de honingraten. Deze honingraten
zyn een vry onregelmatige verzameling
van tonnetjes die met gedaantelooze
klompen van, een bruine kleur en ponder order
vermengt zyn: eenige van deze klompen
gelyken, in kleur en.gedaante, naar-truffels:
z.y maken den-deeg zelfs uit. Men-heeft’er
eenige in welke men , wanneer men haar
opent, twintig o f dertig e y e ren o f wel wormen
vint; in andere ziet men.5er niet meer
als twee o f drie. Deze deeg klompen zyn
niet alleen de wieg, maar zelfs het voedzel
der wormen.. Deze wormen zyn zomwylen,
door het weg eeten van den deeg die hen omringt,.
voor de lucht blootgefteft; maar hunne
m-oeder. o f een ander van het gezin, die
reets in ftaat tot arbeiden is , brengen nieuwen
deeg op de plaatzen alwaar deze weg-
gSgetenis, , qm dezelve, geftadig. in ecu .bekwaame
dikte te onderhouden. De wormen
dus in eenen zachten deeg befloten zynde,
konnen wel lichtelyk hier in een holligheit
vormen, die hen tot een vorm en fteunfei
voor het zyde weefzel verftrekt, door welk '
zy hunne tonnetjes zamenftellen. Wanneer
de tonnetjes voleindigt zyn-, nemen de Hom»
mels den deeg weg met welke zy bedekt z yn ,
en eeten hem zelve, o f brengen hem op een
andere, plaats over.
Men vint behalven dit,, drie o f vier kleine
holen die met eenen zeer goeden honing vervult
zyn. Wanneer de Maijers deze nellen
ontdekken., zoo zuigen zy ’er den honing
uit.W
anneer men deze Byën tot haare heften
ziet wederkeeren, de pooten met kleine las»
ten wafch beladen, zoo zou men denken dat
zy op dezelve wyze de mofch- aanbrachten
om dezelve zamen te ftellen;- maar wanneer
men de Natuur gadeflaat, zoo vint men ieder
oogenblik gelegentheit om op te merken
hoe veel behagen- z y feh ep t om haare
werken van elkanderen te- doen verfchillen.
In plaats dat zy de mofch door de lucht vervoeren
zouden, gelyk men ligtelyk zou be--
fluiten om te denken, zoo rollen zy dezelve ,
om dus te fpreken , over de aarde. Niets-
is gemakkelyker als om haar haare nellen te -
zien herftellen,. en de wyze op te merken
op welke . zy. de-mofch-bearbeiden ; men kan
dit zonder gevaar dóen , want deze By ën,
fchoon met een vergiftigen angel gewapent, die
noch meer als die van de Honin^yën te duchten
is, zyn veel zachtaardiger en vreedzamer.
Wanneer men het gewelf van haare nellen vernielt
v dezelve op eenigen afïland verftrooit,
zoo zal men de Bye te voorfchyn zien komen
om de mofch weder op te zamelen die men
vervoert heeft: zy zet zich. op haare pooten
neder , keert haar achterfte gedeelte naar
haaren neft, en het hooft naar de mofch;
zy grypt dan.de mofch met haare tanden aan;
fchikr met haare voorde pooten de ftukjes,
en kaard dezelve om dus te fpreken; ’t geen
deze Byën de naam van - Byen die kaarden
heeft doen geven.-: Deze voorde pooten doen
de mofch. onder den buik:gaan; de tweede
ontvangen het en brengen het weder aan die
van het derde paar over, die het kleine pakje
mofch zoo verre voortftooten als zy konnen..
Met dit te herhalen, vervaardigt de Bye een
kleine .hoop, die een kleine weg heeft afgë- -
le ch t, vermits het niet veel verder ah? het
lichaam van het dier voortgegaan is ; dit g e - -
daan zynde, .zoo plaatft zich de.Bye, wan—