
_ A C U D I A ,
. De- waare Acorus koomt in de themkcl,
benevens veele andere zelfftandighederi, ge-
lyk men zulks zien kan by openbare ten toon-
ftelling,. die de Apothekers hier van doen,
dit gefchiet in Vrankryk in de zaal van hunnen
tuin.
A C U D I A , een vliegerrt en lichtgevent
imect. van. de Weft-Indiën: men heeft noch
in Amerika een infeét dat 'dezelve eigen-
fchappen heeft, bekent onder den naam van
Cueiijv. o f Cocojus, dat men gift het zelfde te
zyn._
Dit iufe.cl, van het geflacht der. torren r
heeft de^ dikte van den kleinen vinger, en is.
twee duimen lang.. Het is zoo lichtent des
nachts, dat het, wanneer het v lie g t , een
groote luifter van zich verfpreit.. Men zou.
zeggert, zecht den Vader du- Terlre, dat het
kleine fterren waren die over het veld vliegen:
by den dach geven-zy geen licht.. Men
weet niet .of het uit hunne oogen o f andere
deeten van hun lichaam is dat dezen-luifter
voortkomt. Hop ’t ook. zyn mooge, dezen-
kleinen levenden phosphorus is van.gi-oo.tnut
voo rd e Indianen, Men. zecht dat z y , voor.
de aankomft der Spanjaarden, geen gebruik
. van kaarfen maakten;, maar dat z y zich van
deze infeften bedienden om des nachts hunne-
huizen, te verlichten.: met een van deze in -
Heten.leeft,. en.fchryft men- zoo gemakkélyk
als by een ontftoken kaars. Wanneer de
Indianen des nachts op weg z yn , hechten zy
’er een aan. iedere voet vaft, en houden ’er
een in de hand:, dit zyn de fakkels van welke
z y zich bedienen om des nachts öp de jacht
der Utias te gaan ,. ’t geen een foort van ko-
nyn is , dat de groote van een rot heeft,
Wanneerdeze infeften.gevangen zyn, leven
zy-niet langer als veertien dagen , o f ten
hoogden drie. w eken; wanneer z y ziek zyn,
verzwakt hunnen.luifter,.die geheel verdooft
wanneer z y fterven-.
Wanneer men dë Cucujus- vangen w i l, gaat
men.des.morgens met het aanbreke» van- den
dach u i t , van. een brandende fakkel-voorzien.
Wanneer men op een hoogte gekomen
is , draait.mende fakkel in ’t rond. De
Cucujus komen, op het licht van de fakkel'
aan, om de muggen.te.verflinden die altoos
het licht volgen, en men rangt dezelve door
Baat met groene takken, ter neder te liaan.
Peze infeéten brengen een dubbelt voordeel
aan. Wanneer men hen gevangen heeft
iaat men ze in de huizen vliegen, na dat mende
deuren en. vengfters gefloten, h e e f t z y
A C U D I A ,
doorzoeken alles, en verflinden de muoweh■ ,
van welke men in ditland zeergeplaagt wort.-
Geduurende de nacht, zyn zy waakzaam.ë'
wachters die voor uwe ruft zorgen, en beletten
dat de muggen u fteken.
De befchryvingen die de-Schryvers van'
de Acudia en Cocojus gegeven hebben zyrr
zoo onvolmaakt, dat men onzeker is o f deze
infeften dezelfde zyn welke men Lantaarndragers
y an- Amerika noemt o f niet. D e ze
zonderlinge lichtgevende eigenfehappen geven
echter redenen- om- zulks te gelöoven.
De Lantam-n-drager ( dus genaamt, onr dat
het achterfte gedeelte-van deszelfs hooft, uir
welke het licht voortkomt, voor een föort
van lantaarn-is aangezien)- is een vlieg van
een,zeer zonderling. foort;■ en die ter oor-
zake van het maakzel van-haare fnuit, door
de Heer de Reaumur in den rang- der W a -
ken geplaatft is, Men kan in het Kabinet,
van den Tuin des Konings van Vrankryk,
onder de, infeéten, twee zeer fchoone Lantaarndragers
zien. Deze vlieg heeft vree.
duimen» in haar gehecle uftgeftrektheit; 'zo o men
de lantaarn mede als een-gedeelte van-
het hooft befehouwt, zoo Heeft het meer-
als een- duim lengte;- deszelfs - omgekeerde-
gedaanté is zeer-zonderling, Naby de. lantaarn
ter wedefzydem-, is-een netsgewys o og:
van een roodachtige kleur. Deze vlieg heeft:
vier vleugelen, van welke de bovenfte niet
volmaakt doorfchynent zyn. De kleur van
deze infeéten is gemengelt en zeer aan-fë- -
naam: men ziet op hunne vleugels een groot'
oog,-dat eenige overeenkomft met die van
de-.vleugelen»der P.aairw-oog Vlinder s /cePi. .
Men is noch onkundig.tot wat gebruik de-
Natuur aan dit infeét deze lichtende lantaarn'
gegeven heeft: het fchynt ten minften niet
dat het is om het zelve te lichten wanneer,
het v lie g t ; een vlam die- breedèr als ons-
voorhooft is-, en dier hier uit voortkwam
zou. alleen dienen om-ons te beletten de-
voorwerpen te zien die voor ons zyn.
Juffrouw Merian zecht, dat de Indianen-
haar hebben willen overreden', dat ia-Liér-
mans o f Liervliegen (jdus genaamt-, om dat
het gehommel- dat zy maken-, het geluit vaneen
lier nabootftftzich in Lantaam-dragers'
veranderen. Het fchynt dat z y ’er van o ver=^
reed was, vermits zy ons een der figuuren-
van-haare platemvoor het afbeeldzel van een,-'
Lierman- geeft, van-welke het hooft verlëncf
is om een Lantaarn-drager te worden. Zoo-
deze gedaante verandering wezentlyk was -
zoo kon. dezelve vergelekemworden met die
vaaa
A D AM S -A A R D E . ADAMS-A P PE L. 29
van den haft, die, na dat hy gevlogen h eeft,
zich noch van een bekleedzel ontdoen moet:
dus zou het fchynen dat de Wakers, bekent
ónder den naam van Liermans, van- den-Lan-
taarn-drager niet verfchilu, als alleen dat hy
het hooft korter heeft.:
A D A M S - A A R D E , Terne Adamica:
men heeft dezen haam-'gegeven , dan eeris
aan een roode 'en yzerachtige aarde , die
Almagra genaamt wort; dit is een foort van
roode oker, zie O k e r ; dan cens aan een
foort van kleiaarde of'üykachtig humus, dan
weder aan het flymaehtige modder der Zee.
A b a m s - a u m . Dit is deze fli-b of'
zoute, lymachtlge en verdikte modder, die '
het zeewater achter zich laat op de plaatzen
welke z y bloot laat by de eb. Men gift,
dat behalven de' groote meentgte viffehen en-
planten die geftadig fterven, en in de zee-
verrotten, de lacht nóch mede iets toebrengt
tot de vermeerdering- van- dezen modder;'
want men merkt op- dat dë Ada-ms - aarde
zich in grootcr meënigte bevint in- de vaten
die men. eenvoudig met een ftuk linnen bedekt
heeft, als die welke hermetiefch gezegelt
zyn. Mem: de VAcademie des Sciences
dés Paris, ann: 1^00-.
A D A M S - A P P E L , Pomiim Adam/.
Men geeft dezen naam aan een vrucht van
een byzonder foort van Limoenboom o f Citroenboom
: deze vrucht heeft de gedaante
van een oranje-appel, maar is veel groot»,
van een donkerder-geel envan minder Herken
reuk: deszelfs fchel is middelmatig' dik,
ongelyk, op verfchëide plaatzen gebarffien-,
even als o f ’ er in- gebeten was r zyn vleefch
i? gelyk aan dat van de citroen-, vervult met
een zap dat byna de fmaak van dat van een
oranje-appel heëft; doch het is niet aangenaam.
Men kweekt den boom die deze
vruchten draagt in de warme landen in de
tuinen aan. Hy is uit Aflyrië.n in de andere
landen overgebracht: zyn vrucht is afdry-
vent, en nuttig tégens het fc o rb u te n in de
geftadige , afgaande koortzen..
A D D E R .
A D A N O , zie A t t i l u s .
A D D E R , Vipera. De Adder is een
foort van Slang die haare jongen levendig
ter weerelt- brengt, en'is geenzins eyerba-
rent gelyk veele S l a n c 'en : Zie dit woort.
Schoon de beet van de getergde Adder in
het bloed een- der gévaarlykffe vergiften
ftort , -zoo is-haar vleefch echter zeer nuttig
en hóoggefchat i-n- de Geneeskonft.
Byna alle de Natuuronderzoekers hebben
óver de Adders- gefchreven.
De mannetjes en wyfjes Adders die men
in Vrankryk v in t, zecht de Heer Charas,
hebben de dikte van een goede duim in het
midden van het lichaam, wanneer zy vol-
waflehen zyn-; maar het lichaam- der wyfjes
is dikker, wanneer zy haare jongen haaft
werpen zullen. Z y zyn doorgaans twee voeten
lang ;■ zelfs vint men ’er eenige die iets
grooter zyn-. ; Haar hooft, dat plat is , heeft
even als- een foort van- rand om het uiterfte-
van deszelfs bovenfte gedeelte, en zy ver-
fchillén- hier in- van de Colubers*, die deze
geheele- omtrek afgeknot en omgeflagen hebben
, en het hooft fpitzer en- fmaller in- even--
redigheit van haar lichaam.
Het hooft van- de -Adder heeft in ’t geheel
een- duim- lengte, en- omtrent deszelfs kruin
is het zeven o f acht lynen breed, en vermindert
langzaam-, deszelfs breedte is niet
meer als van vier o f v y f lynen omtrent de-
oogen, en- alleen van twee lynen aan het
èihde van den bek. Dit hooft heeft twee-
en een halve lyn hoogte o f dikte. - De hals:
heeft aan deszelfs begin, omtrent de dikte
van den pink: die "der mannetjes is gewoo-
nelyk wat dikker als-die der wyfjes: echter
vind men ’e r , die, wanneer zy jongen- moeten
, de hals dikker fchynen te hebben ,.
zelfs als die- der mannetjes. De- Haart vandeze
is altoos langer en dikker als die der
wy fjes, om dat die de beide leden bevat
die tot de voortteeling dienen, behalven de’
twee zaadblaasjes o f balletjes :• dezelve is-
omtrent vier vingers breedte lang; maar die’
der wyfjes heeft weinig meer als drie vingers
breedte lengte. Het opperfte van den»
, ftaart’.
* De Heer de JloiwAttE onderfcheid de Viperc, Pepera-: vsia de.CouIeuvre, Coluber: deze onderfehei—
ding fchynt onder onze Nederlandfche beminnaren der Natunrlyke Hiilorie zoo (lipt niet in acht genomen
te worden, ten minden hebben wy na alle nafporingen niet konnen ontdekken wat naam mem
aan de Slang geeft die op het woort Oaikuvrê befchreven wort-, waarom wy dit op de Latynfche benaming
van Coluber geplaatll hebben. De Heer H'o u t t ü .in geeft in navolging van L i i ï S f i t ï
da naam van Coluber voor een geflachtnaam aan de A'dders, doch men ziet ras dat dien Heer het zelfde
dier hier door verftaat dat B o ma re Pipe ra' noemt-, »