
p8 B E 'E RW 'O R T E 'L * .
hairigè Rups begint, gelyk-veele andere van.
dit fo o r t, met een zyachtig zamenweefzel.
van welk devinaafen. los zyn z y ontdoen
zich vervolgens van haare hairen, die zy in,
de maafen invlechten zy ontblooten zich,
geheel, en befpint het inwendige van haare
tonnetjes met een. zyde bekleedzel. Het is-
uit deze tonnetjes dat ëen Rups r die in.het.
begin van den zomer uit het eitje is voortgekomen,
in de maand Auguflus in de gedaante
van een nachtvlinder verfchynt. De
mannetjes, verfchillen van de wyfjes niet als
alleen in de iprieten;, die veel fraijer en
meer getakt zyn; een uitmuntenheit die onder
de Vlinders gan het mannelyk geflacht
alleen gegeven is... D it foort van gematigde
Rups hefchadigt onze tuinen noch boomgaarden
niet. Dit is een der drie foorten, ge-
lyk de Konings-mantelrups en de Ommegan—
gers, die men mèt voorzichtigheit behandelen
m o e t, om dat haare hairen, als mede.
haare tonnetjes hevige jeuktens veroorzaken
B E E R W O R T E L , BAeum Jhtif Mètt-
Athamanticum ,een:zeer fpeceryachtige plant,
’ t geen een foort van -Venkel if-, die zonder
aankweeking in meenigte in I ta lië S p a n je ,
Vrankryk., Duitfchland en Engeland, groeit..
Haare wortelen zyn negen duimen lang,, getakt,
en zyn fchuins en zeer diep in de aarde
geplaatfl:. zy blyven geduurende de winter
over. Haare bladeren: gelyken naar die van de
Venkel, .maar zyn veel kleinder, talryker en
dieper ingefneden- Üit het midden,derzelve
verheffen zich fteelen die mede naar die:
der. Venkel gelyken doch zyn zoo groot
niet,, maar gegroeft, hol en., getakt, die: in
trollen bloemen eindigen die zonnefcherms—
gewys gefchikt z yn , op welke vruchtén volgen,
die twee zaden bevatten, welke langwerpig',
gegroeft, welriekent,. bitter en
eenigzins fcherp zyn- Geduurende de win--
ter. blyven de wortelen met hairaehtige vezelen
omtrent den oorfprong der fteelen bezet:
deze vezelen, zyn alleen de ftaanen der
verdroogde bladeren..
Men: vint in de Drogiftwinkels dé gedroogde
Beerwórtelen.. Z y hebben de groo—
te van den kleinen vinger, zyn uitwendig
grys,. inwendig bleek, zy. bevatten een wit
en flymachttg merg, van een reuk die met-
de pinfternakelen, overeenftemt, doch veer
l^eceryachtiger is , en eenigzins een onaangename
ftnaak heeft:' merr kreeg■ dezelve
moimaals: uit. Griekenland. uit het landfchap?
BEET- BEDELAARSKRUID.
Theffaliën , van den Berg Athamantus; maait
tans bekoomt men dezelve van de Bergen
van Auvergne, de Alpen en Pyreneen, en
zelfs uit Dauphiné en Bourgonje..
In de Geneeskonft, pryft men dezen wortel
in den etterachtigen hoeft, en om de win -
herige opfpanningen van de maag, de daim-
kolyken , de opftopping der maandftonden
en van het water te genezen. Op het fchaam—
heen der kinderen gelccht, flopt hy mede.de
uitvioeijing van, het water:, hy koomt mede
in verfcheide zamenftellingen van de Kruid—
mengingvooral in de mitridaat en teriaak.
Men vint in het Alpifche en Pyreneefche
gebergten, een ander foort van Beerwortel
welkers Bloemen purperachtig zyn,:. dit is een:
foort van Pbellandryum..
B .E E .T ,. B ie .t -, Bita , een moeskruid:,;
van welke men twee foorten onderfcheid; te-
weten, de witte Beet-, en de node, die men.
ook Beetwortel noemt. Deze planten dragen
bloemen die.ieder v y f helmftyltjes hebben,,
pp welke byna ronde vruchten volgen-, die
twee o f drie zaden, bevatten.. De bladeren:
der plant zyn breed., dik., en zappig.. De
eene zyn, wit en de andere rood; het zyn.
de ribben van de bladeren der witte Beet
die men ftoelcn.noemt. De Beetwortelen zyij-
gfoot en langwerpig men heeft roode en
geele;. men. e e f dezelve op de wyze van fala—
de.. De bladeren , van de beet zyn weekmakende
het zap der wortelen- opgefiïoven,
verwekt het niezen;, maar. deze ontlafting
door de neus veroorzaakte, zekere jonge per—
zoon, zeer geweldige fmarten in het hooft,,
dat op eenrver-b azende w.yze opzwol...
B E D K L A A R S K R U I D , L m n
ViOi tNE, C lem a titis .. Dit is een plant met.
'fooswyze bloemen, die gewoonelyk uit vier-
bladen zyn zamengeftelt, op welke de vruchten
volgen, waar in de zaden troswys byeeri,
gevoegt z yn , en die met een foort van draad-?-
jes eindigen-die in zekervoegen naar een kleine
veder gelyken.. Men heeft verfcheide
foorten van:deze-plant, van welke de eene-
fterk opfehieten, en andere Klimmende heesters
zyn , eenige zyn - zeer aangenaam door
haare bloemen..
Hét Bedelaarskruid heeft dezen naam ver—'
Kregen ,, om-dat de Bedelaars-zich van h e f
zap van deze plant bedienen om verzweringen:
op de een o f andere plaats van hun lichaam
te veroorzaken, om het medelyden op tp
wekken,. Deze fchynbare kwalen, zyn niet
BEDDING: BEDRIEG: BEHEMOTH.
gevaarlyk ; zy doen dezelve liditelyk ver-
■ dwyiien , met het deel met warm water te
baden, ö f er bladen van beet op te leggen.
Het foort van Bedelaarskruid dat Zy hier toe
gebruiken, is zeer gemeen in de heggen; des-
zelfs witachtige bloemen vormen in dfe tnaand
Juny troffen , die een gedaante .hebben dié
meer zeldzaamheit als lchoönheit bezit. In
den llerfft, en zomt'yds een groot gedeelte
van den Winter, verheelt men zich van verre
bloemen op de bladerlöoze heefters te zien i
-dit zyn de zaadknoppen van deze plant, die
met witte pluimen bezet zyn. Het hóntach-
tige gedeelte o f de -ranken van deze -heefters
zyn goed om teene banden en korven vöor de
honingbyen te maken.
Mén heeft -noch eert foort- van Bedelaars-
kruid met dubbele blaauwe bloemen, dat eert
der fchoonfte heefters is welke men in'dé
tuinen gebruiken kan om heggen te vormen,
ea boogen en priëeleri te -overdekken. Het;
groeit zeer fchïélyk, en is met een donker
groen ‘lo o f verfiert. In hét einde van Juny
komen de donker blaauwe bloemen, in een
zoó groote meenigte te voorfchyn , dat zy
de bladeren bedekken; zy volgen elkanderen
geduurende twee maanden. Men vermeenig-
yuldigt -dezelve lichtelyk door.afzetting, die
m het tweede jaar blöeijèn; wanneer men
dezelve laat fnöeii, fchietën zy nieuwe fchect-
ten uit die gediiurendè de herfft bjóèijen.
Men kweekt in Efigeland noch eén ander
foort van Cletncititis aan , welkers bloemen'
dubbelt zyn, en een ichoorie incarnaatroode
kleur hebben; deze is zeldzaam, ’t geen jammer
is , vermits zy allé de voorüeelen van den
voorgaartden heefter vereenigt. De Spaan-
lehe Clematitis behoud altoos haar luifterrylt
en fraai groen, maar z y is zeer teeder. Men
beeft fiöch meer foorten van Bedelaarskruid
o f Clematitis met witte en blauwe bloemen,’
dat kleine opfebietende en zeer fterke planten
zyn, De bladeren van het Bedelaarskruid
konnen met vrucht gebruikt wórden om hét
overtollige vleefch weg te byten, dat de wonden
belet zich te fluiten.
B E D D I N G E N o f L a g e n , tellu'rus
Jtrata, deze naam geeft men aan de vei'fc’hil-
lende lagen van den aardkloot:' w y hebben
van dezelve op het woört A a r d s gefpro»
B E D R I E G E R , Deze naam -hébben de
indianen aan een vifch gegeven welkers kop'
■ naar die van een Karper ge lykt, hy heeft'
BEHENW: BEEK: BELLA-DONA. 99
in zynen bek een foort van tong verborgen,
die de gedaante van een pyl heeft, hy fchiet
dezelve uit wanneer, hy door den honger ge-
perft wort, en zy dient hem om kleine vis-
iclien.te vangen; hy zwelgt ’er tot twaalf te
gêiyk in ; vervolgens trekt hy zynen langen
angel te rug, en zwemt met een gefloten
mond, tot dat een nieuwe behoefte o f gele-
geutheit vordert dat hy ’er weder gebruik van
maakt, De Reizigers zeggen dat de Indianen
veel pïys pp dezen viich fteflen, en dat zyn
Vleefch- een- zeer fmakelyk gerecht is. Zie R ü I s c'h , Qle Pijl. T. /J.j
B E H E M O T H , een dier dat aanmerkc-
lyk.om zyn-fterkte en groote is , .van welk
in den Bybel gefproken wort. De geleerde
SainUel Bochart, betoogt klaarlyk dat de Be-
liemöth de O/ipbant niet is , gelyk verfcheide
Geleerden gedacht hebben; ‘maar de Hippe*
pötaïmts o f Nylpaart, een t-weeilachtig dier,,
dat men in Egypte en Afrika v int, en zich
voprnamentlyk, zoo niet alleen, inden N y l
ophoud. Zie N yd pa ar d.
B E I IE N WO R T E I , , dit is een wortel
van wélke men verfcheide foorten heeft,:
de eene wit- en de andere rood. De gevoelens
zyn mêenigVuldig over dezen wortel,
die dé eene aan deze , en andere weer aan
geene plant toeëigenen, De Geleerde Tour-
iièjbrt heeft uit het, Ooften het zaad van.een
plant mede gébracht die hy in den Tuin van
den Koning van Vrankryk gezaait heeft onder
den naam van Ooflerjcbe Jacea, dit ge-
was heeft ^ bladeren die met die van peerdik
Patientie - kruid overeenkomen, én gèele
bloemen: men heeft gezien dat deze plant
de witte Behen der Arabieren is. Den oor-
iprong van den rooden Behenwortel is noch
niet bekent: men maakt tans weinig gebruik
van deze wortelen, fchoon de Arabieren
zéggen dat zy verfterken, vet maken , en
hèt zaad vermeerderen.
B E K K E N E E L , Crantum. Door dit
Woört verflaat men de beenkas die het brein
der dieren behelf|.5 en byzonder het -bovenlbe
gedeelte dat het tot een dekftuk verftrekt.
Zie op het woon M e n s ch .
B E L L A -D Ö N A , z/<? N a c h t s ch a d è .
B Ê D L éA-D O N A ty een foort van zeer
fchoone diwendige Vlinder, die op de bloemen
der Pïffels a a lt; zyn eerfte vleugelen
N a 5 Zyn