
3?8 G O U D -B R A A S S E'M.
men. veertig o f vyftig dagen , voorby laaten
gaan , ten einde .van welke het water ver-
verfcht moet worden , om dat de kuit alsdan
onderfcheldelyk de gedaante van vifch begint
aan te neemen.
De Chineefche Goud-Braaflem gelykt vry
wel naar een kleine Braaiïem, zynehkop is
dik , en aan de boven zyde vry p la t, geheel
glad, en. zonder ftekels aan de kieuwen; zy-
nen bek is Homp, en aan het begin van de
k e e l, en niet in den bek zelfs , met drie tanden
bezet. De neusgaten zyn aanmerkelyk:
want z y zyn dubbelt; zyne oogen zyn groot,
Eond en uitpuilende ,. de rug is een weinig
verheven, de.buikopgeblazen, de fchubben-zyn
groot, eenigzins ho l, en in rechte banden o f
ftreepen. gefchikt. Deze vifch heeft acht vinnen
te weeten , een op den rug , twee aan
de borft., zoo veel aan. het voorfte gedeelte
van den buik, mede zoo veel aan het achter-
fte gedeelte, de laatftë'eindelyk is den ftaart,
en deze is de grootfte van alle ; hy „heeft de
gedaante van een drietand, en is ter weder-
zydeü. gelyk de ftaart van. een Hen geboogen,
en de vifch kan hem, opzetten, gelyk. een Kalkoen
zynen ftaart opheft, wanneer hy ver-
gramt is :.de blaas is dubbelt gelyk in de Alf-
ten , Braaflems , en alle viflchen van het ge-
jQacht .der Karpers , van welke hy een foort
is. De darm heeft de lengte van den. vifch
wanneer hy in driën gevouwen is , hy is geheel
met vet bedekt.. De drie tanden zyn
juift in dat gedeelte van het hooft geplaatft,
alwaar den darm begint: te weeten , twee:
ter zyden , en.een' derde, die veel puntiger
als de andere is , vint men tegens den.rug ge--
plaatft. De voornaamfte kenmerkenzoo .wei
de uit- als inwendige van dezen, vifch , zyn
I. Drie ftraalen , welke inv het vlies befloo-
ten z yn .,. dat de kieuwen bedekt: 2« De tanden
die in de keel , en niet.nrden mond geplaatft
zyn : 3. De-blaas , die in twee on-
gelyke deelen gefcheiden is :- 4* Het neusbeen
, ’t welk in al dit foort van viftchen
«aar de voet van een koe g e ly k t: 5. Een
dubbele achter-vin ter. zyde van den buik :
6. De ftaart-vin welke in-drie deeien gefchei-
den is , o f de gedaante van een drietand .heb-
hèn : : 7: Eindelykeen ftaart die niet hori-
fontaal is , gelyk die der walvifch aartige, noch;
rechtftandig ,. gelyk die der andere viflchen,
maar ter wederzyden omgeboogen.„
De Chineefche Goud-Braaflems o f Goud--
y-ifchjes, verliezen hunne fchoone kleuren in .
'den wyngeeft: zy behouden dezelve een wei--
nig^beter.,. wanneer, zy. langzamerhand, ger-
GOUDH: GQUDL: T O O T E N . GO U D V :
droogt worden. Men kan zeer gemakkelyk
de gedaante van deze vifchjes met derzelver
natuurlyke kleuren op het grootfte gedeelte
van de Chineefchfe porceleine vaaten herkennen..
G O U D H A A N T J E , Cbry/bmela, dit
is een fchildvleugelig infeéb, welkeiVken-
merken zyn , dat het fprieten in de gedaante
van een fnoer kralen heeft, die aan het einde-
dikker worden , het lichaam eirond ,. en de
borft eenigzins rondachtig.- De Heer Lin -
mms telt ’ër drie en dertig foorten van op -
die onderling van elkanderen verfchillen
minder door de plaatzen welke z y bewoo-
nen, als door hunne grootte en het verfchil
o f onderfcheid der vlakken van hunne dek-
fchilden", dat is te zeggen ,. de fcheeden der
vleugelen , die verfchillent gekleurt,. zacht
en geftipt zyn, van eenige geftreept en hart,,
zomtyds glad,, zomtyds b o lem zom tyd s geleed.
Het Goudhaantje gaat langzaam v o o r t, en
onthoud zich op de wegen , o f In de weiden,
o f op de boomen ,. gelyk de Berkenboomen,.
o f eindelyk op.de planten , gelyk alpergiën^
plompen , ranonculen populier , en zomtyds
mede in het verrotte hout. Onder deze.
dieren , heeft men eenige die geen. reuk van-
zich geeven ,. andere werpen, wanneer mem
hen^ aanraakt , een olieachtig en zeer ftk i-
kent vocht uit.,
G O U D L A K E N S E T O O T E N .
Men geeft deze naamen aan twee föorten van,
eenfchelpige fchelpen , welkers, afdeelingen
o f goudkleurig ,, o f uit groote roosverwige
vlakken o f ftreepen , op een witte grond za-
mengeftelt zyn. Men befpeurt in de dwars—
ftreepen van de Goudlakenfche Tooten , een
blaauwachtigen gloed... Vólgens de waarnemingenvan
den Heer Adanfon , fchynt het,
dat deze fchelp , een fluitfchelp h e e f t e n
tot het gëflacht der Rollen., behoort... Zie dit
■ ïVQQrf*.
G O U D S O U D E E R S E L , , zie B or
a x .,
G O U D V IN KV, Rübicilla; dit is een vo-
gel;die een.weinig grooter als de.Petteril is,,
en welke om zyne,kleuren een fraye vogel is:
het onderfte gedeelte, van den hals en den
rug zyn afchverwig,, en met een.weinigje.-
rood gefchaduuwt., De borft van het man--
netje is^fchoon.rood.:,zynen.bek is zwart ,
koxt%9
GOUWE.
kort, en fterk; het grondftuk Van hét onder-
fte gedeelte, is by w yze van een waftchende
maan gekromt, en met het bovenftuk bedekt
, It welk ’er een weinig over uit-
fteekt.
Dezen vogel bemint de eerfte knoppen van
de appelen, peeren, perziken, en andere boomen
; welke de bladeren en bloemen voorgaan
, en aan welke hy groote ichade veroorzaakt.
Men voed hem gem.akke.lyk in een
kooi op, hy leert met weinig moeite fluiten ,
en . airtjes herhaalen, Zyn gezang is aangenaam
, maar echter zoo bevallig niet als dat
van de Vlafchvink. . Mén zecht dat het wyf-
je zoo wel als het mannetje z in g t; zoo dit
<waar is , zoo is dit een van deze uitzonderingen
welke de Natuur in de algemeene regelen
zomtyds. plaatft , om meer verfcheiden-
'heit over haare werken te 'verfpreiden.
G O U D V I S C H J E ‘( C h in e e sg h ) ,
zie onder G oüd-B r a a s sem .
G O U W E ([Gro o te pf S t in k e n d
e ). G root O o g e n k l a a r , Sw a lü -
W E N K RU I D , S C H E L L E K R U I D , Chelidonia
major. Deze plant groeit in de heggen,
fpleeten der muuren en oude gebouwen; zy
bemint byzonder de fchaduwe. Haare wortelen
zyn vezelachtig, en met een roodachtig
vleezig en hairig hooft bezet; haaré fteel
is getakt, geknoopt, een weinig w o llig , en
eeq en een halve voet hoog; haare bladeren
zyn groen , glad ,• en ingefneeden , en gely-,
ken een weinig naar die van de akeley o f tuin
ranonkulen. Uit den fchoot der bladeren en
toppen der fteelen, verheffen zich lange fteel-
tjes die met bloemen bezet zyn , wélke in
troffen o f kruis wy/s gefchikt zyn , zy zyn ieder
uit vier geele blaadjes zamengeftelt : de
ftamper verandert in een peul,die een en een
halve duim lang is , in den beginne is zy
groen, maar z y word vervolgens roodachtig,.
. z y verlpreid wanneer zy open barft, zwart-
achtigë geele zaaden, welke platachtig, èn
zoo groot, als die van de maankop zyn. Deze
plant bevordert de waterloozing , is nuttig
tegens de verftoppihgen der mild , lever
en pisvaten, en om de geelzucht te geneezen:
men wil dat haar fap inwendig gebruikt, het
vergift door de zweetgaten uitdryft; maar
men moet het zeer matig gebruiken : want'
Nhet, is zoo fcherp, dat het dikwyls verfchrik-
kelylte ,toevallen verwekt.
GOUWE ( K l e in é ) S p e e n k r u id ,
GRAAUW: GRAM: GRANAATAP: 379
Cbelidonia minor. Men vind deze byna op
dezelve plaatzen als de voorige ; haare wortel
is geheel vezelachtig; aan deze witachtige
vezelen zyn langwerpige knobbels vaftge-
hecht, welke zoo groot als kleine pynap-
pelhooten zyn , en yerfchillende gedaantens.
hebben ; haare fteelen zyn half kruipende ,
ha“are bladeren byna rond , groen, blinkende,
en van een gras fmaak. < Op den top van
iedere ft^el koomt een bloem voort welke
naar een ranonkel g e ly k t, en een luifterryke
goudkleur h e e ft; uit het midden verheft zich
een ftamper die in een byna ronde vrucht
verandert , welke de gedaante van een klein
hoofdje heeft, zy. is geeiachtig groen en met
langwerpige zaaden vervult. Deze plant be-
flaat de laatfte plaats niet onder geneesmid-
middelen tegens het fcorbut: geftampt en op
fpeenen en kliergezwellen geiecht, brengt zy
een heilzaam uitwerkzel v o o r t : men kookt
dezelve in reuzel , om ’er een fmeerzalf tegens
deze ongemakken. van zamen te ftel-
len.
G R A A N , zie T a rw .
G R A A U W E E K S T E R , zie W il de
E k s ter .
G R a A u W Z I N G E R T J E . Dit is
een zeer fraai uitianfch vogeltje, dat zich alleen
met vliegen en andere infeéten voed 5
deszelfs bek is dun, zwak en lang.; zyn lichaam
is bruin, uitgezondert de buik , die ge-,
heel wit is : zyne beenen en pooten zyn
Zwartachtig: men leert deze vogelen klappen.
G R A M M A T I A S . Eenige Natuurkundige
geeven dezen naam zomwylenaanjafpis,
eri zomwylen aan Agaa t, dat op een roode
grond met witte ftreepen geteekent is. Men
ziet deze fteenèn in alle de Kabinetten van
de-Beminnaaren der Natuurlyke Hiftorie.
G R A N A A T A P P E L B O O M , Malus
Punica. Men . heeft verfcheide foorten
van Granaatappelbooiüen , welke door hunne
bloemen en den fmaik van hunne vruchten;
van elkanderen verfchillen. Men onderfcheid
hen in aangekweekte o f tamme, en in
wilde. De Granaatappelboom die de Granaatappelen
voortbrengt, is tam ; dit is een
kleine boom , welkers takken dun , hoekig ,
en met een roodachtige fchörs .bekleed zyn ; '
zyne takken zyn met fteyige doornen gewa-
Bb b 2 ... \ pent5