
dere door de vrees en noodzaakelykheit in
welke zy zyn om geftadig voor hun behoud,
te waken. Welke vooruitzichten , welke
oogmerken, welke ontwerpen konnen ziel-
looze flaven , o f machtelooze bannelingen
vormen ? Zich onderwerpen o f vluchten ,
en. altoos op een eenzame wyze. leven, niets
opbouwen, niets vóórtbrengen, niets voor
de nakomelingen overlaten, en altoos in
de elende kwynen; verminderen;, zyn foort
vereeuwigen zonder het te- vermeerderen,
in een w o o rt, zoo veel en meer'door de
duuring verliezen, als z y door den tyd verkregen
hebben,
Dus, vervolgt dezen verheven Schryver,
blyft ’ er geen, voetftap overig van hunne
wonderbare vernuftigheit, als. alleen in die
wocfte en afgelegen landftreken , die door
de menfchen: in een lange reeks van eeuwen
niet bezocht zyn , in welke ieder foort in
vryheit zyne begaaftheden aan den dach kan
leggen, en dezelve in de ruft volmaken met
zich in duurzame maatfchappyen te vereeni-
gen. De Bevers zyn inogelyk het eenigfte
vootheelt dat. in wezen , is als een oud ge-
denkteeken van deze vernuftigheit der dienen
, die;, fchoon oneindig in derzelver
grondbeginfel beneden die der menfchen,
echter gemeene ontwerpen en betrekkelyke
oogmerken veronderftellen; ontwerpen die,
de maatfchappy tot. een grondflag hebbende,
en tot oogmerk het aanleggen van een dyk,
het oprechten van een v le k , en een foort
van gemeenebeft te veftigen, mede een wyz
e , hoe die ook zyn mag, van zich onderling
te verftaan en overeenftemment te handelen
, vooronderftellen.
Een dier, afzonderlyk en zoo als het uit
de hand der Natuur voortkoomt, befchouwt,
is niets, anders als een onvruchtbaar wezen,
welkers eenigfte vernuftigheit zich aan het
eenvoudig gebruik der zinnen bepaalt. De
menfch z e lfs , in den ftaat der eenvoudige
natuur, ontbloot van de kundigheden en
hulpmiddelen der maatfchappy, brengt niets
voo rt, kweekt niets aan. De Bever, alleen
en buiten maatfchappy levende , wel ver
van een blykbaare meerderheit boven de andere,
dieren te bezitten, fchynt in tegendeel
ewoonelyk beneden eenige hetzelve in de
yzondere eigenfchappen te. zyn; zyn vernuft
en begaaftheden blinken alleen uit
wanneer hy in maatfchappy vereen.igt is.
Noch zyn deze dieren op het ftichten van
verblyfpïaatzen niet bedacht, zoo zy geen
woefte ftreke®., in een v ry land bewoon.
en, alwaar men alleen een klein getal wil*
de menfchen heeft, door welke zy niet ver-
ontruft worden.
Men vim Bevers, in Languedoc en op de
Eilanden van de Rhône : in de Noordelyke
Landfchappen van Europa zyn zy in grooter
aantal : maar vermits, alle déze Landftreken
door de menfchen bezocht worden, zoo-
leven de Bevers in dezelve, gelyk alle andere
dieren, afgezonden,, verftxobit, vluchtende
o f in een hol verborgen. Het is
vooral in Amerika,, dat men deze zoo aan-
merkenswaardige maatfchappyen der Bevers,
heeft konnen befchouwen. In de laatfte’
eeuw , vond men noch Bevers, in Noorwegen
die hutten bewoonden. -
Aart der Bevers,
De Heer de Buffan heeft den aart der
Bevers waargenomen in een jonge Bever
die hem levendig uit Kanada gezonden was,
en welke hy een jaar in *t leven behielt.
Dit i s , zecht dezen grooten Natuuronderzoeker
, een vry zachtaardig dier , dat vry
geruft leeft, vry gemeenzaam is , een weinig
droefgeeftig, zelfs eenigzins klagende is ,
zonder geweldige driften te bezitten, zonder
hevige luften, zich weinig-bewegingen
gevende, geen pogingen doende om wat het
ook zyn mag; echter ernftig door de begeerte
tot vryheit ingeriomen, knagende van
tyd tot tyd de deuren van zyn gevangenis
aan Hukken, doch altoos zonder woede;
voor ’t overige, vry onverfchillig, zich
nergens aan verbindende, nooit zoekende
te fchaden en zeldzaam om te behagen, Hy
fchynt minder als den hond in de betrekke-
lyke hoedanigheden die hem den menfch
doen naderen : hy fchynt noch tot dienen
noch tot gebieden gemaakt te zyn ,' noch
zelfs om met een ander foort als het zyne
omtegaan. Zyn verftant. geheel in hem zel-
ven beiloten zynde, openbaart zich niet geheel
als in maatfchappy met de zyne;. alleen
zynde , bezit hy weinig perzonelyke vernuftigheit,
en noch minder liftigheit; wel ver
van andere dieren aantevallen, zoo weet iiy
zich zelfs niet wel te verdedigen , fchoon
hy verwoed byt wanneer men hem aangrypt.
Zoo men dit dier dan in den ftaat van een-
zaamheit befchouwt, zoo zal het aanmerke-
lyker zyn om de zonderlingheden van zyne
uitwendige gedaante., als door-de fchynbare
meerderheit van zyne inwendige hoedanigheden.
Inderdaat, wanneer men zyn tuigwérwérkelyk
geftel onderzoekt, zoo kan .mën
hem befchouwen als de fchakering makende
tuffehen de viervoetige dieren en de viflehen,
gelyk de vledermüis die tuflehen de viervoetige
dieren en vogelen is. Het is van deze
•in fchyn wonderzinnige fchikking der dee-
len , . dat de Bever byzondere voordeelen
-trekt, en die hem boven alle andere dieren
verheven doet zyn.
Bouwing en gedaante van de Dyken
en Hutten der Bevers.
Het is in de .maanden Juny en July dat de
Bevers, byeen beginnen te vergaderen , om
zich in maatfchappy te vereenigen : zy komen
van verftheide zyden naar den oever
van het Water, en vormen wel-ras een troep
van twee b f drie hö-ndert. Zoo het water,,
welkers oévers zy tot hunne: verblyfplaats
verkozen hebben , altoos op dezelve hoogte
blyft , gelyk die der meeren, zoo maken zy
geen dyken. Maar wanneer het ftrooinende
wateren zyn die • aan ryzen en dalen onderworpen
z yn , liggen zy een dyk o f dam aan,
die het water altoos op een gelyke hoogte
houden kan- Deze dyk heeft dikwyls een-
lengte van tachtig o f hondert voeten, en een
breedte van tien, o f twaalf voeten aanzynen-
voet.
Z y kiezen, om Hunnen dyk. aanteleggbn:,
een plaats uit alwaar de rivier weinig diepten
heeft. Zoo zy op den oever een- grooten.
boom vinden.die in het water vallen kan,,
zoo - vangen, zy hunnen arbeid aan met den
zelven nederteyëllen, om hem:tot het voor-
naamfte gedeelte, van hunnen aanleg te.doen
dienen.., Eenige- zetten zich om:den boom,
en. knagen b y aanhoudentheit de fchors en:
het hout door, welkers fmaak hen zeer aangenaam
is; want z y fchatten de groene fchors
en het jonge hout höoger als het grootfte gedeelte
van hun gewoon-voedzel. Z y knagen
dus den voet van den boom af; én zon—
der andere werktuigen als hunne vier fh y -
tanden, vellen z y hem in weinig tyd neder,
en doen hem dwars, in de rivier vallen..
Wanneer dezen boom ter neder lich t, die
zomtyds de dikte van een man heeft, .ondernemen,
verfcheide Beversom de takken aftelen
agen. en aftefcheiden, om.den boom overal
gelylcte doen dragen;. Ondertuffchen begeven
zich andere langs dén; oever der rivier
om hout van verfcheide dikte by eeirte vergaderen,
’t geen-zy op-een voegzame lengte:
afbyten. om. ’er. palem van, te. maken - en.na.
dat zy dezelve op den oever van de rivier
gebracht hebben , voeren z y hen te water
naar de plaats van hun verblyf,. dezelve tus-
fchen hunne tanden vafthoudende. Z y maken
, door middel van deze ftukken hout,
die zy in den grond indrukken, en met takken
doorvlechten., een dicht heiwerk: ter-
w y l de eerie de ftukken hout ten naaften by
loodrecht vafthouden, begeven zich anderen
naar, den grond van het water, graven met
hunne voorfte pooten een gat, in welke zy
de paal indrukken: zy bevlechten vervolgens
deze palen met takken. Om te beletten dat
het water door de openingen indringt, be—
fmeeren zy hun vlechtwerk met kleiaarde,,
welke zy met hunne voorfte pooten. beflaan-
en kneden, en vervólgens met.hunnen ftaart.
langs het vlechtwerk ftryken., die hen tot:
een troffel verftrekt-
De fchikking van het vlechtwerk is op—
merkenswaardig.; de paaien , die alle van
eene hoogte zyn-, plaatzen zy rechtftandig;
aan de zyde van welke de ftroomkaomt: het
geheélc werk is integendeel fchuins aange-
lecht aan de zyde die den. laft. onder-fchraagt
'i-ndieryó.egen dat den dyk , die aan zynen-
voet twaalf voeten, breed is-, tot op twee o f '
drie voeten aan zynen kruin vermindert:' hy
heeft dus niet: alleen .alle de noodige vaft—
h e it, maar zelfs de voegzaainfte gedaante
om het water te keeren-, het.zelve te beletten
door te dringen., zyne zwaarte:te weder-
ftaan en zyne kracht te breken..
Aan het .bovenfte -gedeelte vair dén 'dyk,
zyn twee o f drie afhellendetopeningen, die
als zoo veel verlatemzyn om het water door
te laten, die z y wyde.r o f nauwer maken,,
naar mate dat de rivier ryft o f daalt.. Zoo
: de kracht van het w a t e r ó f de Jagers die
over hun werk loopen-, b y toe val eenige'
fcheuren veroorzaken , . Hoppen- zy ftraks de
-openingen , bezichtigen het geheele werk,
onderhouden en herftellen alles: met de groot—
fte zorgvuldigheit; . maar wanneer de Jagers
hen te veel kwellen, werken zy alleen by
nacht, o f verlaten, zelfs den - gehéelen aan—
leg- : i j
Wanneer dë Bevers zamen vereenigt Het
groote algemeene gebouw voltrokken heb—
ben , welkers fmttigheit is om het water
altoos op eene hoogte te houden : werken
zy by troepen, om. de byzondere woon in—
gen Qpterechten: Dit zyn hutten , o f veel
eer een foort van kleine huisjes die in het
water op een: geheel heiwerk, van" palen:
gebouwt zyn ,; aan: den-, oever, van hunne*