
luchtjes met een feifTen af; men fpreid dezelve
op een zaadkleed uit om te droogen,
en men maait vervolgens de planten , welkers
fteelen men afgefneden heeft. Een veld
met Bourgondiefch hooi duurt gewoonelyk
acht o f negen jaaren.
Het Bourgondiefch hooi maakt het vee in
korten tyd vet; maar men moet het met de
helft flroo vermengen. Dit voeder , wanneer
het noch groen was, en voor dat het
begon te bloeijen, heeft dikwyls de jonge
paarden herflelt, die vermagerden zonder
dat men ’er de reden van win:; de koeijen
die ’er mede gevoed worden , geven een
meenigte uitmuntende melk. Eenige lieden
hebben de haver befpaart, met aan hunne
paarden een gelyk deel* van dit hooi, gekapt
zynde, te geven.
In zommige jaaren ziet men een meenigte
zwarte rupsen in het Bourgondiefch hooi
vermeenigvuldigen, die het -zelve vernielen;
zoo ras men dit gewaar wort, moet men het
afmaaijen, waar door men deze rupzen tibet
omkomen, en de planten fchieten hier door
weder op nieuw uit zonder het minite nadeel
te lyden.
B O U R G O N D I E S C H P I K , W i t
P i k , of V e t P i k : zie op de artikelen
P ï n b o o m en D e n n e b o o m .
B O U T I S , dit is een Poort van wilde
Rot van de Goudkuil in Afrika, die door
de Negers zeer hoog gefchat wort, om den
aangenamen fmaak die z y in haar vleefch
meenen te vinden, doch in tegendeel zeer
te duchten is om de fchaden die z y in hunne
ge erft en ryft pakhuizen veroorzaaken;
in eene nacht recht een eenig van deze
dieren zoo veel fchaden in een graan veld
aan , als hondert gemeene Rotten : z y is
niet alleen vergenoegt van zich tot barstens
toe vol te eeten, maar deze verniel-
•Iter werpt alles om, en verwoeft het geen
den roof van haare gulzigheit niet zyn
kan.
B O Ü W A A R D E o f T e e l a a r d e ,
Terra Agromanorum , dit is de gemeenfle
aarde, en die zeer algemeen over het oppervlak
van onzen aardkloot verfpreid is. Goede
Bouwaarde moet zwartachtig geel zyn,
"en een goede zelfftandigheit hebben, dat is
te zeggen, niet zamengepakt, noch te los
z y n , en eenigzins aan de vingers kleven
wanneer men haar behandelt; edoch zacht
in ’t aanraken zyn , en geen. önaangenamen
reuk naar den regen hebben, niet te kleverig
zyn wanneer zy met water befproeit wort,
en ten minften twee voeten diep gelyk in
goede hoedanigheit wezen, en mullig zyn;
want zoo zy te lymachtig en te vaft is , in'
een woort, wanneer z y te veel overeenkomft
met de klei heeft, is z y tot het bezaaijen onbekwaam.
Hoe krachtiger de aarde is , hoe meenig-
vuldiger en dieper zy omgeploegt moet worden
; men verkieft hier toe fchoon weder,
en men. meft haar een weinig. De vochtige
aarde is onvruchtbaar in regenachtige jaaren,
ten minften zoo men geen doorinydingen
maakt die het water aneiden; in loffe en
zandige aarde, vergaan de gewaffen dikwyls
geduurende de zwaare hitten: een diergelyke
grond vereifcht een luchte bearbeiding , en
zware mefting. Zoo .de aarde fteenachtig
is , moet men dezelve diep omploegen wanneer
het weder vochtig is. De mullige aarde
is die welke gemakkelyk te bearbeiden is ,
en echter zelnlandigheit heeft; men vermeerdert
derzelver vruchtbaarheit, met haare
oppervlaktens door behulp van den akkerbouw
te vernieuwen en te, vermeenigvuldigen.
Men noemt die geene nieuwe aarde,
welke men van plaatzen neemt die in langen
tyd niet bezaait geweeft is.
De grondbeginfelen van den akkerbouw
en van de aankweeking der gewaffen, moeten
op den aart der landen, op de verfcheide
meftingen, en op de verfchynfelen die derzelver
verfchillende zamenvoegingen opleveren
, gegrond zyn. De lucht, gelyk wy
zulks op het artikel P l a n t zeggen zullen,
brengt gefladig en in een groote trap zeer
veel tot de groeijing toe., zoo als ook het
water. De Heer Home heeft eenige Scheikundige
proeven opgegeven, die hier toe be-
trekkelyk zyn: en ny wil dat de wyze. om
een akker in verfcheide hoogtens, tuffchen
muuren , aanteleggen, op dat zy hier door
meer oppervlaktens aan de lucht zou aanbieden
, en haare invloeden beter zou konnen
ontvangen, zeer nuttig is. Herhaalde proefnemingen
in Schotland, hebben doen zien
dat een diergelyke handel wyze de koften van
de gewoone mefting vermindert, en de aarde
veel vruchtbaarder maakt.
De Heer Zacharias We ft beek geeft eene
wyze aan de hand om de akkers fpoediger
te meften en te bezaaijen als op de gewoone
wyze. Hy raad aaji om het zaad en meft te
gelyk iö de aarde onder het bearbeiden te
werpen; door dit middel, zecht h y , befpaart
men veel arbeid.
De Heer 7)///, heeft mede een Verhandeling
over den akkerbouw in ’t licht gegeven,
die in ’ t eerft door den Heer Duhamel aangenomen
is ; maar dezen Akademift heeft
vervolgens dit gevoelen verlaten , en heeft
een andere wyze opgegeven, welke tot een
flelregel h e e ft, dat hoe meer men de aard-
klompjes verdeelt, hoe meer men het getal
van haare inwendige poriën vermeerdert,
en hoe meer men den grond in ftaat fielt
om voedzel aan de planten te konnen ver-
fchaffen; maar deze verdeeling kan niet dan
door herhaalde bearbeidingen, en in gunftige
omftandigheden uitgewerkt worden, en moet
door goedé meftingen onderfteunt zyn. De
voornaamfte grondflagen van dezen akkerbouw
bepaaleii zich dan : 1. om de aarde
zeer mullig door meenigvuidige en rechtty-
dige bearbeidingen te maken : 2. om zaden
van eeïi goede hoedanigheit uittekiezen:
3. om dezelve met geen overvloed te ftrooi-
jen , gelyk men gewoonelyk doet, maar
door goede werktuigen hier toe uitgedacht,
en het zelve gelyk te flrooijen, op dat iedere
zaadkorl zich op een gelyke wys zou konnen
voeden: 4. om het zelve op een middelmatige
diepte met aarde te bedekken , indier-
voegen dat het naauwkeurig bedekt is: 5. en
eindelyk om de gewaffen nauwkeurig aan te
kweeken, zoo lang zy in de aarde zyn , gelyk
men in moestuinen doet. Wanneer men
alle deze voorzorgen gebruikt", zelfs in het
groote, zoo befpaart men de helft van het
zaad, en men verdubbelt veeltyds hierdoor
zynen oogfl.
B O V E S C H E L P . Men geeft dezen
naam aan de Sluitfchelp. Zie dit woort. De
Apothekers bedienden zich voormaals van
die welke kraakbeenig is , onder den naam
van Blatta Byzantia.
B R A A M B E Z I E N , B r o m m e l b e -
z i e n , Kubus. Men heeft twee voorname
foorten van Braambeziën; te weten de gemeene
Braambezi'ên, en de Hinné o f Frani-
beziën : deze laatfle werden mede Braambeken
van den Berg Ida genaamt; ik weet
de reden hier van n ie t, zecht de Heer
Duhamel, want de Hinnebeziën groeijen
tiatuurlyk door de geheele gematigde Lucht-
ftreek; men vint ’er mede een groote meenigte
in de bevrozen Luchtftreek, en zelfs
heeft men redenen om te vermoeden, dat
.zy mede in de verzengde Luchtftreek was-
fen.D
e -bloemen der Braambeziën groeijen
roöswys. De flamper van deze bloemen
beftaat uit een groote meenigte vruchtbeginfels
die in een knop by een verzamelt z yn ,
en uit een diergelyk getal ftyltjes die ter
zyden van de vruchtbeginfels uitkomen.
Déze vruchtbeginfels werden kleine fap-
ryke beziën die byna altoos met elkanderen
vereenigt zyn , en die met elkanderen die
vruchten vormen die men Bramen en Fram-
beziën noemt.
De -gedaante der bladeren van deze heesters
verfchilt, maar het grootfte gedeelte
der Braambeziën heeft dezelve uit drie o f
v y f blaadjes zamengeftelt die aan de randen
gekant, en aan de uiteindens van een gemeene
fteel vaftgehecht zyn ; z y zyn met
kromme' doornen bezet. Alle de foorten
van Braambeziën hebben de bladeren beurtelings
aan de takken geplaatft.
De B r a a m b e z i ë n , in ’t latyxs'Kubus
vulgaris genaamt, fchieten lange takken uit
die buigzaam, en rankswyze zyn, van welke
zich eenige door de byftaande heefters
flingeren, en andere langs de aarde kruipen:
zy fchieten wortel op die plaatzen daar zy
onmiddelyk de aarde raaken; zy zyn groen,
roödachtig, geknoopt, mergachtig,-en met
fcherpe gekromde doornen bezet, die zich
zeer vaft aan de kleederen van de voorby-
gangers hechten. .
De H in n e b e z i e n - o f F r a m b e z i e n ,
Kubus idtzus , kruipen n ie t; haare takken
fchieten recht o p , ter hoogte van v y f o f
zes voeten: zy zyn teder, groen, mergachtig,
rond, en met kleine doornen bezet die
niet zeer fcherp zyn. Haare aankweeking
is eenvoudig, zy beftaat in dezelve te
fnoeijen , en de takken aftefnyden die geduurende
eenige jaaren vruchten voortgebracht
hebben; zy fchieten als dan op
nieuw, krachtiger looten uit. Het is door
middel van deze uitfpruitzels dat men de
Frambeziën lichtelyk vermeenigvuldigen kan.
De Braambeziën die in de haagen'groeijen
geven vruchten die naar moerbeziën gely-
ken ; zy zyn laf van fmaak in vergelyking
van de moerbeziën. De Braambeziën maken
het blaauw papier rood , byna alzoo
veel als den aluin; ’t geen bewyfl dat zy
een vry ontzwagtelt zuur bevatten, en ’t
geen te gelyk deze vruchten zamentrekken-
V 3 \ de,.