
’er zes pinten groove firoop van fuiker b y ,
o f , by gebrek van deze, twaalf o f vyftieti
ponden ruuwe fuiker. Men giet het vocht
in een oxhoofd in welk roode wyn geweeft
i s ; o f zoo men het zelve kleuren w i l, doet
men v y f o f zes pinten rooden wyn by. Men
mengt door dit vocht een half pintje gift
van b ie r, en laat het giften: zoo men het
ftopzel to eüuit, werd dezen drank in vier
en twintig uuren alzoo prikkelent als de
appeldrank; maar wanneer men hem zachter
hebben w i l, zoo moet men het vat niet toe-
ftoppen voor dat de gifting voltrokken is ,
en het zelve twee maal daags opvullen.
Dit vocht is zeer verfriflent -en zeer gezon
d ; wanneer men ’er aan gewend is,
drinkt men het met ze e r 'v e e l vermaak,
vooral des zomers. Ik geloof, zecht de
Heer Dubamel, dat men van den GeneVer--
boom in plaats van den Epihette van Kana-
da gebruik maken kan._
D E N T A L IT JM . Een kleine eeiifchel-
pige fchelp, die niet geflingert i s , van de
order o f het geflacht der Zee-pypen. Zie dit
woort. Haare gedaante is kegelvormig; zy
is dun, lang, gegroeft, gekromt en w it,
en zomtyds aan de meeft verheven zyde
groenachtig. Men vint haar op 4 e kullen
van Engeland, en zomtyds mede op die
van Normandyën. Men' noemt de dalfbaa-
re Dentaliums Dentalites. Eenige -Schryvers
plaatzen de Litultes Of gekamerde pypen mede
onder deze lichaamen. Zie Hoornfleenen:
z y brengen ’er de celletjes o f nooten van deze
delfbaare lichaamen noch onder, welke gemaakt
zyn als pakjes van horologie gfaazen
die in een gefchikt z yn , en vormen een a fgeknotte
kegel, en aan de Teflaceaas en gekamerde
wormen behooren.
D E P O N E . Dit is de naam van een
groote en zeldzaame Mexikaanfche Slang,-
die met vlakken- van verfchillende kleuren
verfiert is. Haaren kop is by uitftek groot
en met kaken bezet, die zoo wel onder als
boven met lange fnydende tanden gewapent
zyn , welke gelyk die der fnoeken v a lt in
hunne kaften liaan. Onder deze tanden,
merkt men ’er in het opperkakebeen twee
o p , die men fiagtandcn kan noemen , en
welke geen andere Hangen, zelfs de grootftc
niet hebben. Deze flagtanden zyn inde fche-
de die langs het kakebeen ligt niet verborgen,
maar in een foort van Ruif. Haare oogen
zyn zoo groot en wyd , dat z y haar eèn
verfchrikkelyk aanzien geven. Schoon de
fchubben van haar voorhooft met veel konft
gefchikt z y n , zoo merkt men met noch
meer vermaak de groote en dubbele keten
van fchubben op die haaren rug bedekken,
en welkers einde by wyze van een fchild
zamengevoegt zyn. Haare zyden zyn te gelyk
met vierhoekige o f langwerpige vierkante
fchubben verfiert en gewapent, die
met groote ronde vlakken getekent z y n ; die
van den buik zyn dwars, breed, en met
rosachtige fpikkels verfiert: deze vlakken
vertieren mede haaren Haart die dun , lang
en fpits is. Dit foort van Hangen werd door
fchrik aangegrepen wanneer zy een menfch
zien: zy worden door een zonderling foort
van luizen aangetaft die tuflchen hunne
fchubben kruipen, haar byten en zeer
kwellen.
Deze" luizen die in ’ t algemeen de geeszel
der Hangen z yn , hebben zes pooten aan het
voorfte gedeelte van haar lichaam, die onder
het hooft verborgen z yn , en het achter-
lle van haar lichaam is gelyk dat der fchild-
padden bedekt
D E U R W A S , D eur.b i . a d , Perfo-
liata. Men onderfcheid onder dezen naam
twee voorname- foorten van planten die ia
de Geneeskonft gebruikt worden.
i. Het J a a r l y k s c h op n i e uw u i t -
s p r u i t e n t D eurwas o f het Wa a r e
D e urwa s , Perfoliata Plulgaris. Deze plant
die in de velden onder het kooren’ en tus-
fchen de wynftokken groeit, heeft een wortel
die de dikte van een vinger heeft-, hy is
eenvoudig, houtachtig en w it, zynen fmaak
koomt met die van de Raponcc overeen: hy
fchiet een enkele ftéel u it, die omtrent een
voethoog, -dun, valt, rond, gegroeft, hol,
geknoopt, getakt, en van een eenigzins
fpeceryachtigen reuk is. De bladeren zyn
beurtelings geplaatft , eenvoudig , eirond,
zenuuwachtig, van een zeegroene kleur, en
fcherpen fmaak. De bloemen die in Juny en
July te voorfchyn komen, zyn geel, zonne-
fchermsgewys, en ieder uit v y f blaadjes za-
mengeftelt, die rooswys gefchikt zyn: op
deze volgen zaden, die twee aan twee gefchikt,
langwerpig, gegroeft, en zwartachtig
zyn. Men noemt deze plant Deurwas
o f Deurblad, om dat haare bladeren even als
doorboort en aan de fteel en takken geregen
z y n : z y koomt alle jaaren op nieuw voort,
en werd doör zaad vermeenigvuldigt; in
plaats
plaats dat de volgende hartlevende Is, en niet
fterft.
D it foort van Deurwas word wondheelen-
de en zamentrekkende gefchat. Op de .wyze
van theé o f in poeder gebruikt, is zy nuttig
voor die geene, welke, door een val ö f geweldige
kneuzing een vat in het lichaam gebroken
hebben : zy is mede in de breuken
dienftig.
s. De Ha r t l e v e n d e D e urwa s o f
H a a z e n - o o r , Auricula leporis. Zy groeit
overvloedig op de bergachtige plaatzen, langs
de heggen, en in de kreupelboflcben. .Haaren
wor.tel.--is klein, gerirapelt, groenachtig,
vezelachtig, en van eenen -fcherpen fmaak.
Haaren fteel is zomtyds twee voeten hoog,
zomtyds -roodachtig,. enzomtyds groenacn-
t-ig; haare bladeren zyn fmal en zenuuwachtig,
en hebben ten naaften by de gedaante
van èen uitgefpreit haazen-oor. Haare bloemen,
die in den zomer te voorfchyn komen,
zyn geelachtig, en gelyken naar die der venk
e l : zy worden van langwerpige zaden ge-
v o lg t., die veel overeenkomft met die der
petérfelie hebben, zy zyn gevoort en graauw,
en hebben een fcherpen fmaak: zy komen in
den.zomer tot rypheit.
Deze plant bemint.een vetten grond. Haare
bladeren zyn züiverent, opdroogende en
wondheelende. Haare zaden zyn verwarmende
en' afzettende; -wanneer zy gekaauwt
worden, verwekken zy het fpeekzel.
D I A M A N T , Adamas. Dit is de koft-
baarfte , zuiverfle , hardfte , zwaarfte en
doorfchynentfte van alle fteenen, en wanneer
h y gepolyft is , is het de luifterrykfte
van alle edele gefteentens, en van -alle kristal
fchietin gen.
De Diamant heeft in zy-ne natuurlykeader,
lt geen een zandachtige moederklompjAfejvx)
as, die zomtyds kleiachtig -en zwart is , een
kttftalfchieting , die dan eens achthoekig
fp its , en dan weder vierkant is. Alle de
Diamanten die mén in den Koophandel verhandelt,
zyn -ru-uw, roadachtig, en met een
graauwachtige korft omkleed, die zy door de
herhaalde wryvingen bekomen., wanneer zy
met'de ftortvloedcn nederftorten en. voortrollen
,D
e Diamanten worden in platen door behulp
van een fpits yzer, gefchclden: zy zyn
glasachtig in hunne breuken: hebben gemee-
nelyk geen kleur, en zyn van bene zoo uitnemende
hardheit, dat nïen hen niet afnemen
I. D e e l .
kan als met het Diamant flyppocder, dat van
de korft van andere geheel zwarte Diamanten
vportkoomt. Dit edel gefteente weder-
ftaat de v y l, en verkrygt de eigenfehap om
in de duifternis licht van zich te geven, ’c
zy met het in een donkere plaats tegens ylas
te wryven, ’t z y met het eenigen tyd voor
de zonneftralen bloot te ftellen , ’t zy met
het in een fmeltkroes zeer heet te maken, o f
het in water te dompelen dat tot den middelbaren
ftaat van koking gebracht is. De Dia-
mant,! gelyk het grootfte gedeelte der door-
fchynende fteenen, • heeft de eigenfehap om ,
Coogenblikkelyk na dat hy gewreeven i s , )
itroo , vederen, bladgoud, papier, zyde en
hair aan te trekken; maar hy heeft de eigenfehap
niet om het gewelt van allerlei foorten
van vuur te wedermaan, zonder te veranderen.
Uit proefnemingen die onlangs te Flö-
lence gedaan z y n , en welke men omftandig
ia de laatfte Franfche uitgave van de Werken
van Henckel in 4to befchreven vin d, blykt
dat de Diamant door het zonnevuur verteert
kan worden , zelfs zoo verre dat hy geheel
verdwynt; daar integendeel de Robyn alleen
door het zelve zacht word.
De Diamant wel befchouwt zynde, is mo-
gelyk niets anders als een zeer zuiver kriftal,
dat, geduurende deszelfs kriftalifatie, welke
zeer langzaam uitgewerkt word , een regelmatige
.gedaante , uitftekende hardheit, een
aanmerkelyke byzondere zwaarte, en in een
woord, een fchoon water o f doorfchynent-
héit verkregen heeft: maar ’er word de ver-
eeniging van een te groot getal omftandighe-
den vereifcht, om de Natuur veel fchoone
Diamanten te doen voortbrengen ; hierom
ziet men meer ftukken rötskriftal en Diamanten
die vol gebreken zyn , als volmaakte
fchoone Diamanten. De gemeenfte gebreken
der. Diamanten zyn de flippen en de gruis-
aebtigbeit': men noemt de kleine witte en
zwarte zandjes flippen-, en de grootere zand-
jes die glasachtig zyn , gruisacïtigbeit. Deze
gebreken zyn o f natuurlyke, ofkonftige;
natuurlyke , als de onderfchepping van den
glans door de fchikking der deelen voort-
koomt, die het zamenftel uitmaken, welke
in hunne zamenftremmitig plotzelyk gefluit
zyn; kottftige, wanneer de Diamanten kwa-
lyk te rugkaatfen, ter oorzake van de barften
o f fpleten die door de te rug ftootingen veroorzaakt
worden.
De Juweelliers, welkers werk is öm deze
fteenen te klieven en te polyften , nemen,
wanneer zulks vereifcht word, de gebrekkige
I i deele»