zonder byna ooit zynen toeleg te miffchen.
H y vervolgt mede de Meeuwen en andere
watervogels , om hen de vifFchen weder te
doen uitbraken die z y gevangen hebben om
■ er zich zèlven mede te voeden. De Vader
Labat zecht dat het vleefch 'van dezen' vogel
eenigzins vifchagtig fmaakt: het is zeer voedzaam
en ten naaften by van den zei ven fmaak
als de Zee-Duivels : zyn vet werd als een
wryfmiddel-zeer hoog gefchat in de heup-
jioht. . Men leeft in de Hiftoire Naturelle de
la Frame Equinox, pag. 134. dat men, wanneer
een dezer vogelen het land nadert , de
■ aankomft o f voorbytogt van een fchip te ge-
moet ziet, om dat zy altoos de fchepen volgen.
- Eenige fchry vers geven mede de naam van
■ Fregat aan een zee Inlect, het geen de groo-
te van een E i en de gedaante van een bark
heeft. Dit Infeft is.altoos op het water , en
houd zich', ■ door. een middel van een foort
van klein purper z e il, op deszelfs oppervlak- -
te. Men wil dat deze Fregat de hand vergiftigt
wanneer men dezelve.aanraakt..
F R E T , Furo. Een bevallig klein diertje
van het geflacht der Wezelen; eenige-Schry-
vers hebben het met de bontzems verwart ',
om dat het eenigzins met deze in kleur over-
eenkoomt;-echter is de bontzem, die natuur-
lyk tot de gematigde landen behoort, een
woeft dier gely.k de marter ; en de F re t, die
•uit de warme landen oirfpronkelyk is kan in
de noorderlyke landfchappen niet in het
wilde leven , maar moet als een huisdier op-
gevoed worden : behalven dit is het een zeker
bewys dat zy van een verfchillende foort
zyn om dat-.zy zich met.elkanderen niet vermengen.
. De Fret heeft een langwerpige en kleinder
ly f , deszelfs kop is veel kleinder, en de
fuuit veel fpitzer als die van den bontzem ;
■ de lengte van deszelfs lichaem tot aan het begin
van den .ftaïir-t, is omtrent veertien duimen.
Schoon dit .dier gemakkelyk tam kan
gemaakt worden., en zelfs vry gedwee is ,
zoo is het echter zeer boosaardig ; het geeft
altoos een. kwaden reuk van zich , welke
fterker word na mate het zich verhit, .of wanneer
men het toornig maakt; het heeft levendige
en roode sagen, een vuurig gezicht, .en
alle deezelfs bewegingen zyn zeer zwak; het
is een gezwooren vyand van de konynen, en
te gelyk zoo fterk , dat het gemakkelyk een
konyn ombrengt die het vier maaien in groote
overtreft.
Men .gelooft dat de Fretten uit Afrika ooiS
fpronkelyk zyn , van waar zy in Spanje overgebracht
wierden. Men bedienden ’er zich
hier van om de konynen uit te roeijeü , die
in dit land op een verbazende wys verme-
nigtvuldigt waaren , ’t geen dérzelven na-’
tuurlyke luchtsgefteltheit fchynt te hebben.
Mén kan zich van de: bontzems , gelyk van
de Fretten tot de konynen-jacht niet bedienen
, om dat zy zoo gemakkelyk niet tam
gemaakt konnen worden.
■ Het wyfje is onder dit foort van diereH
zichtbaarlyk kleinder als het mannetje; wan-
■ neer zy de aanprikkeling der liefde gevoelt,
zoekt zy het met drift, en men verzekert dat
zy fterft, zoo z y haare begeertens niet voldoen
kan: hier om gebruikt men de voorzorg
om ze niet van elkanderen te fcheiden. Men
kweekt hen in tonnen op, in welke men hen
een bed van werk van vlafcht.maakt, zy ila-
pen byna geftadig : deze menigvuldige flaap-
zucht verfchaft hen geen voezel : want zoo
ras zy ontwaken zoeken zy ipyze : men
voed hen met zemelen , brood en melk, Z y
werpen twee maaien in het jaar de wyfjes
•draagen zes weken ; eenige verilinden haai e
jongen zoo ras .zy geworpen hebben, hier na
worden zy op nieuw verhit , werpen drie
maaien, en telkens v y f o f zes jóngen.
Wanneer men' een konyn ,- zelfs een doo-
-de , aan een jonge Fret aanbied die dezelve
nooit gezien h eeft, zoo valt deze ’er o.p aan,
en byt het by de keel en zuigt ’er het bloed
uit. Warmeer men de Fretten in de hooien
der konynen laat, zoo muilband men hen ,
om dat zy'deze diere in .de hooien niet doo-
den zouden, en hen alleen noodzaken om ’er
uit te koomen, en zich in de netten werpen
-met welke men de openi'ngen bezet. Zoo
men de Fretten ongemuilbant in de konynen
hooien la a t, zoo loopt men gevaar van ze
kw y t te raken, om dat zy zich tot flapen be-
geeven na dat z y .de konynen het bloed afge-
loo'geirhebben. De rook die.men in de hooien
'brengt -is altoos'' geen zeker middel om
hen weder te bekoomcn, om dat zy zomtyds
door de opening van een ander hol konnen
uitgaan , ’t geen gemeenfchap heeft met dat
•geene in ’ t welke men hen inlaat.
F U U T , Colymbus, Een watervogel, die
duikt. Dezen vogel zwemt onder water ; eii
na verloop van een zekere tyd , ko.omt hy
weder boven. Klein onderfch'eid hem vaiï de
Duikers. Men heeft groöte en kleine, met
o f .zonder, kuiven : dezen vogel fchynt .mank
te
te. zyn,Onder het vaortgaan , om dat zyne
póöten naby den onderbuik geplaatft zyn , en
zich achterwaarts uitftrekken : hy kan beter
zwemmen als gaan. Het gróötfte gedeelte
heeft een fpitsachtige bek', en gepalmde
pooten , welke veel naar de Koeten , bruine
Eenden, en Water-Hoenderen gelyken. ’Er
blyft noch veel duifterheit in de kenmerken
van deze Watervogels overig.
F U N G I T E N , Fungites. Men geeft
dezen naam, als medé die van Föngiporen ,
Nept units - Muts , Verfteende Zee-Faddeftoe-
len, enz. aan een menigte polypswyze voortbrengzelen
der Z e e , welke delfbaare lichaa-
men geworden z y n , en welkers gedaantens
onderling veel van elkanderen verfcbillen ;
verfcheide gelyken naar land-paddeftoelen,
andere naar het brein der dieren ; men heeft
’er die fponsachtig, o f geftraalt, o f glad, o f
als plaatjes o f blaadjes gefchikt zyn, o f net-
w y s , ofgeknobbelt, of.gegróeft z y n , doch
altoos onder zeer verfcnillënde gedaantens.
De rangfchikkingen die ’er de Schryvers tot
nu toe van gemaakt hebben zyn zeer talryk'
en zeer verwart; het grootfte gedeelte is ge-'
veftigt op de byzondere verfchillentheden ,
o f op de verfcheidenheden in de foorten ,
doch het is natuurlyker dat men haar door
het geheele verfchil der gedaante onderfchcid'
als door eenige toevallen; alsdan zou men de
volgende foortèn hebben. 1. De Delfbaare
Alcyons-Schelpen. 2. De Ficoites. 3.' De
Delfbaare Paddeftoelen , die dus om haare’
overeenkomft met de land-paddeftoelen geil
aamt worden, en dikwyls om haare gedaan-.
te de naam van Ncptunus - Muts , enz. ver-
kryeen. . •
Men vint een menigte Fungïten onder andere
gedaantens welke naar de fchotel-moffe-,
len gelyken, o f bolrond zyn , o f de gedaante
van de Agariks o f Paddeftoelen hebben, die
aan den voet der boomen groeijen; men heeft
’er die naar wortelen, moriljes, kooltjes, en
naar een losgemaakte hoed gelyken : het
grootft.e gedeelte derFungiten , zyn geftart
o f gegroeft, en zomtyds glad. Een menigte
kalkachtige bouwfteenen , zyn met deze
voortbrengzelen der Zee vervult, o f en v o o r ,
hét grootfte gedeelte ’er van te zamen geftelt,
welker vorming men aan de Polypen toe-
fchryft. Zie op de woorden K o r a a l en K or
a a l g ew a s s e n .
F Y K R U ID , zie F ie k r u id .
WMWm&mmÊm
tjîfcÿCC
I I
I. D eel . T t GAAR,