L A V A S , Levifticwn, Dit is een plant
die op fchadnuwryke plaatzen groeit, en die
men in de tuinen aankweekt. Haaren wortel
is d ik , vleezig, uitwendig zwartachtig,, inwendig
witachtig en welriekende : zy fchiet
fteelen ter hoogte van v y f o f zes voeten, zy
zyn dik , gegroeft, geknoopt eri takachtig;
haare bladeren hebben de gedaante van die dér
warer-eppe, maar zy zyn veel breeder, groen,
bruinachtig, en hebben een fterken reuk. De
toppen der fteelen zyn met groote zonnefcher-
men bezet, welke geel e bloemen onderdeuren
, waar op vry groote zaden volgen, die
langwerpig , fpeceryachtig , fcherp en'van
een donkere kleur zyn.
Deze geheele plant, en byzonder het zaad,
verfpreid een fterke 'en Ipéceryachtige reuk
van zich', dat, gelyk de wortel, een fcherpe
fmaak heeft, die niet onaangenaam is- Deze
plant is pisdryvent, en maakt dezelve eenig-
zins zwartachtig: zy verdryft de winden en
is een goed wondheelent middel. Men con-
fyt dezen wortel in azyn; en in dezen Itaat
kaauwt men hem-om zich voor de befmetting
der lucht te wachten r het gebruik der bladeren
van de Lavas is zeer nuttig om de maand-
ftonden te verwekken welke dóór een fchrik
©pgefto.pt zyn.
L A V E N D E L , Lavandula-. De deelen
die de vruchten in de Stcechas vóórtbrengen,
komen volmaakt met die der Lavendel overeen.
Deze planten hebben dezelve eigen-
fchappenen het eenigfte onderfcheid bellaar
hier in dat de bloemen der Lavendel airswys
groeijen ,. en die der Stcechas in een knop,.
deze planten zyn door de Heer Linnceus- onder
hetzelfde foort geplaatft ; echter zullen
w y van de Stcechas op haar artikel afzonder-
lyk fpreeken. ■
De Lavendel is een fóort van heefter, die
harde, houtachtige, en vierkante fteelen ter
hoogte van twee o f drie voeten-uitfchiet.
Haare fteelen zyn-in de- geheele lengte met
lange, fmalle en witachtige bladeren bezet,
en eindigen in airen van bekswyze bloemen.
Alle de deelen van dë plant hebben een fpe-
ceryachtige en aangename reuk. De Lavendel
brengt bekswyze bloemen voort; Op de
bloemen volgen vier zaden, die geen ander
omkleedzel als de kelk hebben, op welkers
grond zy zich bevinden. Men onderfcheid
verfcheide fóorten van Lavendel, waar van
eenige, gelyk de Spaanfche Lavendel, witte
bladeren heeft; andere, gelyk de Wyfjes La-
nendd, hebben fmalle bladeren* andere weder
breede bladeren, - gelyk die welke men
Mannetjes Lavendel, Spica, en Gemeene Nardus
noemt ; eindelyk de Lavendeïs welke men
Stlckaskruid noemt , welkers bloemen in een
knop by een gefchikt zyn. Zie S t i c h a s -
K R UI D.
De Lavendel is in de maand Juny een zeer
fchoone plant, wanneer zy met haare airen
van blaauwe o f witte bloemen verüert is ,
welke een zeer aangenaam e reuk van zich geven..
Deze plant is niet teder ; zy groeit al-
omme, en zyvermeenigtvuldigt door gewortelde
uitfpruitzels.. Z y groeit natuurlyk in.
Languedoc; in noorderlyke Landen kweekt
men haar- in de tuinen aan. Het -is goed dat
men de zwaare wortelen alle drie o f vier jaa-
ren verplant.
Deze geheele plant werd voor oploftende,,
hooftverfterkende, en opftygingkeerende ge-
fchat. De bloemen en bladeren verwekken
op een krachtige wys het fpeekzel, wanneer
men haar in de mond houd en kaauwt; hierom
gebruikt men haar met nut in de flaap-
ziektens ,■ zinkingen , enz. Deze bloemen-
geven veel wëzentlyken olie uit, die een aangename
reuk heeft. Om een zeer aangename
Geeft van Lavendel te bekomen, zoo moet
men de wezentlyke olie van deze plant, die-
door overhaling zeer fyn gemaakt, en eerft
verfch geftookt is-, met brandewyn vermengen,
en ’er een klem gedeelte-ftyrax o f ben-
joim onder mengen. Men. moet van de Geeft
van Lavendel, gelyk meede van. alle de fpe-
ceryachtige middelen, op een zeer gematigde
wys gebruik maken; Want zy verhitten net
bloed , en ontfteken de vafte deelen, wanne
er zy te veel verhit worden...■ '
Men bekoomt uit het. foort van Lavendel!
dat men Spike Nard noemt, een wezentlyke
o lie, die zeer brandbaar is , en een zeer doordringende
reuk heeft, welke men Spyk-Olie
noemt: men pryft haar als een wormdoödent
middel aan; de Emailjeerders o f Brandfchil-
ders maken *er gebruik van. De myten, lui-
z en , en andere infedlen hebben een af keer
van den reuk van dezen olie ; hierom kam
-men hen door dit middel verdryven en zelfs
doen fterven. Men bekoomt de overgehaalde
Spyït en- Lavendel-olieI uit Provcnce en
Languedoc;- maar hy is dikwyls met geeft van
w yn, olie van terpentyn o f met olie van bal-
zemnooten vervalfcht:- men ontdekt deze be-
driegery zeer gemakkelyk; want wanneer men
die geene welke met geeft van wyn vervalfcht
is , in water giet, zoo vermengt deze laatfte-
zich gemakkelvk met het water, en den olie.*
“ ‘ ■ - drvft
•dryft er op. | Om die geene te öndericheiden
welke me't olie van terpentyn o f eenige ande-
re olie vervalfcht is , zoo moet men een klein
..gedeelte van dezelve in een metaale lepel
branden. Zoo zy zuiver is , zoo zal zy een
zeer fyne vlam van.zich geven, en een weinig
rook welkers reuk niet onaangenaam is ;
in plaats; dat' het tegengestelde plaats heeft
wanneer zy vervalfcht is.
L A V E R T . Dit is een ïnfect van Loui*
fiana , dat zeer laftig im de huizeir is , welke
van hout ppgeflagen zyn. Dit kleine dier ,
naar welke de Katten, zeer greetig zyn , heeft
de breedte van negen lynen , de lengte van
■ een duim , en het is een lyn dik : het dringt
door de kleinfte opening, en v a lt , vooral
des-nachts , op dé fpyze aan. Wanneer het
land op welk men zich nederflaat een weinig
bebouwt is , zoo ziet men hen in ’t-geheel
niet meer.
L A V E Z Z E , o f L A V;E G E , is een
foort Van p.otfteen , die alleen uit drie bekende
Reengroeven gehaalt word ; de eehe,
is in het Graaffcliap Chivannes, de andere in
Valtelinë ; en de derde , omtrent Plëurs , in
- Graauwkunderland. Deze iteen , dient om
ketels , en andere keukengereedfehappen zanten
te Hellen-, welke het vuur wederftaau
konnen. Zie P o t s t e e n .
L E D E R , zie H u i t .
L E E M - A A R D E , Terrapinguis. De
Leem-aarde is een vette aarde , die een mid-
delfoorc tuiTchen de KIei-aarde,Bolus,Oker
en Mergel uitmaakt. De Natuurkundigen on-
derfcheiden hier door de Leem-aarde van de
- Kleiaarde, om dat zy geen o f weinig zandachtige
deelen bevat. Z y is noch zoo vet,
noch zoo zeepachtig als de Bolus n i e t z y is
noch wryfbaar, noch Rug, gelyk de Oker:
zy bruifcht met de zuuren niet op , gelyk de
Mergel: maar zy gelykt naar een fyne Kleiaarde,
die van de zandachtige deelen ontbloot
. is- De deelen welke de Leem-aarde, zamen-
1 Hellen , zyn zeer buigzaam , aan een klevent'
en te zamengèhecht: men heeft ’er van ver-
fchillénde kleuren ; hoe witter zy zyn , hoe
meer wederfpannigheit zy bezitten, en hoé
•nuttiger zy tot 'het zamenffalléi van aardewerk
zyn. Wanneer zy gekleurt, gebladert,
■ en met een zamchtrekkende fmaak begaan: zyn,
-ZOO neigen zy volgens de omftandigheden ‘der
plaats, om leijen, o f fchiftusfteenen van een
Verfchillende aart te worden. Z ie de woorden
L e y en K l e i - a a r d e .
De Leem-aarde dient om potten en dakpannen
te vervaardigen ; men.gebruikt haar
meede om het water in de vyvers en water-
bakken te behouden, en om vormen totbeeld*
werk te maken.
De Leem-aardachtige gronden, zyn vol-
-ftrekt tot de groeijing onbekwaam; maar zy
zyn uitmuntent om de wolle ftoffen van haare
vettigheit te berooven.
■ L E E U W , . Xe#. De L e euw , zécht de
Heer de Bujfon , heeft een grootfche gedaan*
te , een ftout gezicht, een trótze gang , en
een verfchrikkelyke ftem: zyne geftalte ïswel
gekoozen , en zoo volmaakt evenredig ge- ■
vormt , dat zyn lichaam een voorbeeld van
kracht en vlugheit fchynt te zyn ; vermits het
alzoo vaft als zenuuwachtig is , en noch met
vleefch, noch met vet o verladen is , en niets
bevat, zoo is het geheel zenuuw
en ïpier. Deze; groote kracht der fpieren ,
doet zich uitwendig , door de verbazende
fprongen bemerken , Welke hy met gemak
■ doet; als meede door de ruuwe beweegingén
•van zynen ftaart, die fterk genoeg is om een
menfeh ter aarde te werpen ; door het gemak
met welk hy het vel van zyn aangezicht be-
weegt , en vooral dat van'zyn voorhooft, ’t
■ geen diepe rimpels heeft, ’t geen de gedaante
o f liever de uitdrukking der woede , noch
vermeerdert; en eindelyk door het vermoö-
gen dat hy heeft om zyne maanen te bewee-
gen , welke niet alleen opryzen , maar zich
in-allerlei richtingen beweegen , en dóór een
ilingeren, wanneer hy vergramd is. Het voor-
• hooft van dit dier is vierkant; de neus groot,
breed, en uitgezet; zynen muil groot, en
. gelpleeten ; zyne kaken zyn uit groote en by
uitftek Iterke beenderen te zamèn geftelt, en
ieder met veertien tanden ge wapent, waar
van vier ftiytariden , vier honds-tandën, en
de zes overige , maaltanden zyn. Zyn tong
1 groot riitiw , zeer fcherp , en met een
groote meenigte kleine punten bezaait , welke
alzoo hart als . hoorn zyn , derzelver lengte
is een vierde van een duim , en zy z yn naar
de keel ömgeboogen : het is deze gefteftheit
van de deelen van de'tong der Leeuwen, die
hun gelik , by uitftek , gevaarlyk doet zyn ;
want net heeft wel ras het vleefch gevoelloos
gemaakt, en de opperhuit afgehaalt. Voor
’t overige' moet men zieh voor de likkin?en
van,dit dier wachten, en zelfs voor die van
het aller tamfte ; want zoo ras het bloed
N n n » 3 fmaak