
«dezelve volgen zaden die geen omkleedzels
hebben, zy zyn'langwerpig , wollig, aan de
punten omgebogen , en op de wyze der Ranonkel
en in een hoofdje byeen verzamelt:dit
foort van Lente-Ranonkel, welke van eenige
Bofch-Anemoon genóemt word , ter oorzake
van de overeenkomft van haare bloem , met
die der enkele Tuin-Anemonen , is vry bevallig
wanneer zy bloeit. Chomel zecht, in
zyne Hifiorie van' de Planten welke in de Genees
konfi gebruikt worden , dat hy goede uitwerkzelen
van dit foort van ranonkelen gezien
heeft die op het hooft van een kind ge-
lecht wierden , ’t geen de daauworm had ;
maar men heeft verfcheide waarnemingen gedaan
, welke geleert hebben , dat diergelyke
zieken hier door, in bezwymingen vielen ;
in een w o o r t, zy doen het zenuuwgeftel
aan.
4. De W e i -H a n e v o e t o f de K rui p
en d e e*n W o l l i g e B ot e r-b l o e m ,
Ranunculus Pratenfis : .zy gfoeit byna alom-
me in de weiden , op befchaduuwde plaat-
zen , in de wyng aardenen zelfs in de tuinen
die veronachtzaamt worden , en vochtig
z yn , lahgs de graspaden , en oevers der bee-
ken. Haaren wortel is klein , vézelachtig
en kruipende ; zy fchièt verfcheide kleine
Heekjes u i t , welke qver de aarde kruipen,
en nieuwe wortelen uit hunne knoopen, op
zekere afftanden , uitfchieten ; haare bladeren
zyn in drie deelen ingefneden , aan de
randen getant, wollig aan beide zydeu , en
aan de boven zyde met wit gevlakt ; de toppen
der Iteelen brengen in de maand M e y ,
vyf-bladige bloemen v o o r t, welke een zoo
geeie en blinkende kleur hebben , als o f .zy
gevernift waaren: op dezelve volgen zwartachtige
zaaden. Men ziet zomtyds eenige
van deze planten, welke dubbele bloemen
hebben , en men kweekt dezelve mede in
de tuinen aan : zy is zacht, en bezit weinig
fcherpte. Fragus verzekert,. dat het gemee-
•ne Volk in Duitfchland , de jonge blaadjes?
van déze plant in de maand April met andere
moeskruiden, eet. Het Vee, eet deze boterbloemen
zonder nadeelige gevolgen, men zecht
ze lfs , dat zy hetzelve overvloedig melk doet
geeven.
4. De W a t e r - H a NE v o e t , Ranunculus
PaJufiris : men vint dezelve menigvuldig
langs de kleine ftilftaande wateren , o f die
langzaam voortftroqmen , en op de vochtige
plaatzen en moeraflen. Haaren wortel is zeer
dik, hol en vezelachteg, en van een zeer hee»
ten en brandende, fmaak; zy fchiet verfcheide
Iteelen u it , die zomtyds een aanmerkelyke
dikte hebben , zy zyn h o l, gegroeft en getakt
; haafe bladeren zyn groenachtig , glad
en blinkende, gelyk die van de water-eppe ,
en zomtyds met kleine en witte vlakken ge-
fpikkelt; haare bloemen koomen in M e y , en
Juny, aan de toppen der Iteelen vo o r t, en
zyn de kleinfte van alle de foorten van Hane-
voet, z y beitaan uit v y f goud-geele blaadjes,
en worden van .zaden gevolgt die glad , en
zelfs veel dunner als die van eenig ander foort
van dit geflacht van planten zyn. Deze plant
is nuttig , zoo men ze ch t, om de kliergezwellen
te verzachten , en te verdryven ;
maar wanneer zy inwendig gebruikt word ,
is zy een der gevaarlykfte vergiften, die men
in de Natuur h e e ft; zy doet de maag verzwoeren,
brengt een gedwonge lach voort,
en veroorzaakt verfchrikkelyke ituiptrekkingen,
en de dood, zoo men niet fpoedigdoor
braakmiddelen , en olieachtige geneesmiddelen,
hulp toegebracht word, die de brandende’
krachten beneemen ; het is hierom, dat
men deze plant, Herba Scelerata, o f Apium
Rifus ;,genóemt heeft.
Men heeft een foort van Water-Hanevoet,
die door de Kruidkundige, Ranunculus Lon-
gifolius Paluftris, genaamt word. Deze plant
is een vergift voor de Schapen, en felfs voor
allerlei foort van Vee.
Het is niet alleen het inwendig gebruik van
de Boterbloemen, dat zeer gevaarlyk is:men
heeft opgemerkt dat de reuk van die geene,
welke in de tuinen groeijen , en een der lie-»
raden van de 'Lente zyn , zomtyds door toevallen
gevolgt wierd, als benaauwtheit,
flaauvvte en hoofdpyn. Hoe veel lieden ver-
zieren zich niet met een ruiker van tuin-ranonkelen
met dubbele bloemen , en die zich
door .’er dikwyls aan te rieken, zich zeer on-
geftelt gevóelen ? .
5. De. T u i n -H an e voE T . o f R ano nk
e l , Ranunculus Hortorus. De Ranonkelen
zyn in ’t algemeen , om de levendigheit
van haare kleuren , luifterryke gedaante , en
menigvuldige verfcheidenjieden , in den zelfden
r a n g geplaatft, als de Nagelbloemen, Tul-*
(pen, Hyacinten en Auriculaas ; zy behooren
tót het getal van die beguhftigde bloemen ,
welke door de Blqemminnaaren, zorgvuldig
aangekweekt worden. Het is «hierom , dat
wy ons op het artikel van de wyze van aan-
kweeking van de Ranonkel zullen uitbreiden,
gelyk
gelyk w y op het artikel van de andere bloemen
van dezen rang doen* Verfcheide algemeen
e waarnemingen , welke wy in deze
artikelen opgeyen , konnen op de aan-
kweeking.der andere bloemen, toegepafl: worden
» .
Het is niet voor de regering van Mahomet
IV. ( in het Jaar 1683. j dat de Ranonkel,
zich met luifter in de tuinen van Conftanti-
nopelen heeft beginnen te vertoonen. Deze
plant verdeelt zich , ten opzichten van haare
bloem , in enkele , dubbele ; en half dubbele
: deze drie foorten bevatten alle ver-
fcheidenheden. De enkele is uit v y f o f
zes blaadjes zamengeftelt , welke rqoswys
gefchikt zyn ; de dubbele brengt ’er een aanmerkelyke.
menigte v o o r t, en de half dubbele
Seflaat de middel-rang , tuflchen de enkele
en-dubbele. Z y word thans het hoogfte
gefchat, om de verbazende verfcheidenheit
van kleuren , welke een bloembed van deze
bloefnen vertoont; behalven d it, brengt het
zaad van ,eene bloem van jaar tot jaar , nieuwe
kleuren voort. De dubbele Ranonkelen
zyn onvruchtbaar , en de halve dubbele werden
Zaaddraagfiers genoemt.
.. Alle foorten van Ranonkelen beftaan uit
wortelen , bladeren , en rooswyze gefchikte
bloemen , en zaaden. De wortel die men
zomtyds Klaauw , en zomtyds Bol noemt, is
uitwendig graauwachtig, inwendig w it, en uit
vingers zamengeftelt, welke met een gemeen
deel vereenigt zyn ; het getal en gedaante van
deze.vingeren, verfchilt volgens de fterkte en
verfcheidenheit der foorten ; de bladeren zyn
mede van yerfchillende gedaantens , in de
yerfchillende foorten van Ranonkelen, ’t
geen haar in Ranonkelen met bladeren der
Eppen , en met bladeren van Coriander, enz.
‘heeft doen onderfcheiden. Wanneer de bloei-
tyd gekoomen is , zoo dringt ’er een kleine
knop door den tros der bladeren door; dit
is de bloem welke zich aanduid ; een luchtig
dons overdekt-dezelve , en befchut de eerft
ontluikende bloem voor de koude, die haar
doodelyk zyn zou , en maakt haar mogelyk,
door deze oneindige menigte van buisjes, het
middel gemakkelyk om zich met den daauw
en regen te voeden. Deze bloem werd dooreen
fteel onderfteunt, welke in de knop het
zuiverfte der fappen overbrengt; het kleine
vruchtbeginzel zet zich hier door u it , groeit
aan , en werd het prachtige kapiteel van de
pylaar die het onderfteunt. De bloembladeren
zyn rooswys gefchikt, en zyn van een
yerfchillende menigte van kleuren in de hal-
I. D e e l ;
ve dubbele ; op de bloemen volgen platachtige
zaaden ; die de^edaarite van een lens
hebben. De dubbele Ranonkelen , konnen
gemakkelyk van de halve dubbele onderfcheiden
worden , om dat derzelver knop met een
groote meenigte bladeren bezet i s , welke
naauwkeurig’ de plaats,, van dén ft amper be-
flaari.
Aankweeking der Ranonkelen.
Men plant de Ranonkelen gewoonelyk op
tuinbedden,, die rondom vry z y n o p dat het
tafreel, ’t,.geen de verfcheidenheit, het vuur
en de eelheit van hunne kleuren voortbrengt,
zich voordeeliger zou konnen vertoonen.
Vermits men de Ranonkelen in den herfft
plant, en dat haare verdorringen, de zwaare
hitte aankondigt, zoo hebben zy een luchtige
aarde nodig, die de indrukzelen van de
zonneftralen genieten kan , welke in dit jaar-
getyde zeer naauw fchynen. De befte, is een
mengzel van nieuwe aarde , meftaard.e , bereide
meft , modder eri boombladeren : het is
in September dat men in deze bereide aarde,
de klaauwen der Ranonkelen planten moet.
Eenige foorten , die in het einde van Au-
guftus geplant worden , gelyk de Peonié en
Averuit, ontluiken omtrent in het einde van
Oótober. Z y vertieren de aarde geduurende
een gedeelte .van den winter;maar het groot-
fte gedeelte van haare wortelen fterven vol-
ftrekt. Wanneer men zyne Ranonkelen in
half Oétober niet heeft konnen planten , zoo
moet men hier mede tót het volgende jaar
wagten; want zoo.men dit in de Lente doen
w ild e , zoo^zou-dit een vruchteloozen arbeid
zyn, en men zou gevaar loopen om alles
te verliezen. Hier, in Nederland, gefchied
de planting meeft in de Lente, om het gevaar
der koude des Winters te meiden.
Men lecht puin op den 'bodem der potten ,
in welke men de Ranonkelen plant , om het
water te doen uitvloeijen; en wanneer men
ze plant, plaa-tft men hen op een laag van
fyn zand , die men mede op de ,aarde lecht,
om te beletten dat zy niet verrotten. Wanneer
de Ranonkelen zich beginnen te vertoonen
, moet uien ze met omzichtigheit
befproeijen. Wanneer het in den winter
fneêuwt, zoo kan men de potten der Ranon-
kelen met fneeuw bedekken ; zy verfterkt. de
plant en befchut haar, zonder dat zy ze te
veel bevochtigt. Men moet de Ranonkelen
tegens het Ooften o f Zuiden plaatzen , het
Noorden is hen fchadelyk. Voor ’t overige
moet den Bloemmift zyne bloemen nafpoo-
ren , en haare behoeftens vervullen ; hy zal
Hhh alsdan