
De Artichokken werden rauw, o f gefruit
en opgeftooft o f ingeleelit gegeten. Men
droogt voor den winter veel ftoelen .van
Artichokken in de zon. De Veldmuizen
zyn groote vyanden van de Artichokken:
mén tracht haar voor dit ongedierte te be^
waaren met om de bedden ftoelen van beet
te-planten, d ie , om dat zy zachter z yn ,
door dezelve boven de Artichokken gekoo-
zen worden.
• A S C A L A B O S , een Amerikaanfche
hagedis , die. aanmerkelyk is om haare zeldzame
gedaante en. fchbonheit. Haare kop
is aan de bovenzyde driehoekig, en met
een bos wenkbrauwen bezet die over den-
zelven afhangen byna als die der Kameleons
: haare fchilden vertoonen zich als
een zamenweefzel van paarleh. Deze Hagedis
nadert de menfchen zachtjes en zonder
gerucht voortgaande; doch geenzins met
oogmerk om dezelve te befchadigen, maar
veeleer als o f z y behagen fchepte om dezelve
te befchpuwen.
A S C I , een Amerikaanfche plant die een
foort van roode holle peulen yoortbrengt,
die een vinger lang z yn , en zaden bevatten
die de fmaak-van peper hebben. De Amerikanen
en Europeanen maken ’er hunne gerechten
welfmakelyk mede.
A S C O L O T L , een foort van' Mexi-
kaanfche hagedis , die de dikte van een duim
heeft en een palm lang is , zy is aanmerkelyk
om dat z y een lyfmóeder heeft die aan
die der vrouwen gelyk is.
A S M O D E U S , o f de V o r s t d e s .
S l a n g e n . Mén heeft deze Slang om
haare fchoone Beraden dus genaamt; -en in-
derdaat heeft z y haares gélyken niet. Haare
fchubben o f fchilden zyn ros , en -heerlyk
gefchaduuwt, en met groote onregelmatige
vlekkèn gemarmert. Haare kaken zyn met
een geel boordzel veriiert : haare oögen zyn
levendig en fehitterent. Z y is niet boosaardig
: men vint haar in Japan.
A S P E R G I E , Asparagus, een tuingewas
dat om zyne fmaak en goedé hoedanigheden
zeer gezocht wo rt, en dat boven dit
noch het voordeel heeft van een geruime tyd
op onze tafels tot een aangenaam gerecht te
verftrekken. Een der byzöndere kenmerken
yan dit gewas is , dat het zeer fipalle blade*
ren heeft: deszelfs bloemen zyn rooswys;
hier op volgen roode beziën die met zaden
vervult zyn.
Men heeft drie foorten van Aspergies die
tot fpyze verftrekken ; de-groote, de gemee-
ne en de wilde. De groote, die me.n mede
Poolfcbe o f Hollandfche Aspergien noemt , is
hier. (rn Vrankryk) weinig bekent, om dat
derzelver aankweeking koftbaar is.
Men plant de Aspergien in groeven, in
zandige gronden, en op ruggen in vochtige
plaatzen: men fchikt de planten in verbant
op den afftant van een voet; van elkanderen*.
Men kan geen genot van dezelve hebben ,
ten minften zoo men haar, niet krenken w i l ,
voor het vierde jaar; maar z y blyven ook
twintig jaaren in ftaat, zoo men dezelve
zorgvuldig, van mifting vóórziet. B y het
aannaderen van den winter, ontbloot men
de planten van de aarde met welke men haar
in de lente heeft aangehoogt ; en door dit
middel bewaart men naar voor . verrotting.
Men kan vroegtydige Aspergien bekomen
wanneer men haar met mift verwarmt: maar
zy hebben nooit de natuurlyke fmaak;
De wilde Aspergien groeijen natuurlyk in
zekere zandige gronden : men vint dezelve
op de Eilanden van de Rhône en de Loire.
Men geeft zomtyds de naam van Aspergien
aan de jonge fcheuten van de Hop, die men
op dezelve wys als de Aspergien eet, van
welke z y byna de gedaante hebben. Zie
H op.
A S P H A L T , zie J o d e n l ym .
A S P H A L T A S C H E - Z E E , zie D o o -
d e - Z ee .
A S P I S o f A s p ic , een zoort van Slang,
van welken de Ouden dikwyls gefproken
hebben. Het is moeijelyk om tans te weten
w a t . foort het is aan welke zy dezen naam
gegeven hebben. Het geen w y van deze
Slang weten, fchynt zeer onzeker, en voor
een gedeelte fabelachtig. De een geeft haar
niet meer als een voet lengte ; andere v y f
elbóogs-ellen : de ee-ne zeiden dat haare tanden
uit .haaren bek uitfteken gelyk die der
wilde varkens ; anderen, dat zy holle tanden
hebben, uit welke het vergift gelyk dat der
Schorpioenen voortkwam. Hoe het ook zyn
mooge , het fchynt, uit de Hiftorien, dat
Cleopatra zich van een Aspic bediende, om
zich zèlven om het leyen te brengen. Deze
Vorftin , die altoos in de grootfte welluffr
gegeleeft
had, verkoos deze wyzé van fterven
als de zachtfte. De beet o f fteèk. van de
Aspic is , zoo men zecht, zo o onmerkbaar,
dat men dezelve niet gevoelt: het vergift dat
zich door de aderen verfpreit, veroorzaakt
een aangename gevóélioosheit., vervolgens
flaap ,. en eindelyk de dood zonder eenige
fm arten.
Men geeft de naam van Aspic aan een Slang
van ons land (^Vrankryk), die vry gemeen
in de omleggende ftreken van Parys is. Z y
is een weinig dunner én wat korter als de
Adder. Haar hooft is zoo plat niet, en haare
tanden’ zyn niet beweegbaar gelyk die van
de Adder. Zie A d d e r . Haare hals'is vry
dun. Deze Slang is met zwartachtige vlakken
op eenen rosachtigen grond gefpikkelt;
en op zekere tyden verdwynen deze vlakken.
Onze Aspic by t, en verfcheurt het vel door
haare b e e t; doch men heeft ondervonden
dat haare beeten niet vergiftigt zyn , ten
minften is men -geen- toevallen van vergift
gewaar geworden, na dat men zich van dezelve
had doen b y ten , tot dat ’er bloed uit
de wonde kwam.- p Deze proefneming is dik-
wjyls herhaalt met andere Slangen van dit
iand ; gelyk de gemeene Coluber, de geringde
Coiuber en de BHndflang, die geen de minfte
blyken van vergift gegeven hebben. Zoo
deze proefnemingen genoegzaam bekent waren
, zou men zoo-veel lieden niet zien zid-
deren op het -gezicht van deze dieren ; en
haare beeten zouden geen meer fchrik veroorzaken
als dat zy fchadel'yk zyn.
A S S A F O E T I D A , zie D u i v e l s d
r e k .
A S S C H E N T R E K K E R , Turmalina..
Dezen zeldzamen fteen , die eenige vreemde’
Kooplieden- zeer duur , onder dezen naam,
verkoop én, is in Europa, niet voor het jaar
171.7. bekent geweeft. De Hertog de Noya
Qarafa heeft' deszelfs roem vernieuwt in een
brief, die lly in ’t jaar 1-759» aan den Heer
de Buffon fchreef.
• Het is een meer o f min doorfchynende
fteen, die een duiftere gee.le kleur heeft, die
eenigzins groen en zwart'is. De Hollanders
brengen denzelven van het Eiland Cylon
geheel plat geflepen en de zyden trapsge-
wys. Hy fchynt onveranderlyk in een middelbaar
vuur, in welke men hem plaatft om
de zeldzame eigenfchappen te zien welke, hy
bezit om het fto f en de afïche der kooien
fiaar zich te trekken en weg te ftooten. W y
hebben ondervonden dat een geweldiger vuur
’er barften in veroorzaakt,: en zyne kracht
verzwakt. De Heer Adanfon, die men zecht
dat de fchryver van dezen brief is , heeft
zyne waarnemingen omtrent dezen fteen
verre voortgezet; hy heeft denzelven met
andere edele gefteenténs vergeleken , * als
mede met den zeilfteen en andere eleftrike
lichamen : hy gelykt in zeven zaken naar
deze lichamen , fen verfchilt ’er in zeven
andere van. Hy behoud , in de vergely-
kin g, zyn onderfcheiden kenmerk; dit is
het eenigfte bekende lichaam dat noodigheeft
om verhit te worden om de eleétrike kracht
te verkrygen, en die dezelve niet verkrygt
door de andere middelen die men gebruikt
om andere lichamen eleétriek te maken. In
een woort, hy trekt beurtelings aan en ftoot
van z ich , hy trekt door het papier aan, hy
heeft geen palen J zyne werkzaamheit werd
noch door de tegenwoordigheit van den
zeilfteen noch van het water belet, hy geeft
noch licht noch vonken van zich : twee
heet gemaakte Aftchentrekkers trekken den
eenen den anderen aan, maar ftooten el-
kanderen niet weg.
W y bezitten twee Aftchentrekkers, Waar'
van de eene geüepen is én- de andere niet \
zy hebben göaient om de proeven van dezen
Akademift te herhalen. Warm- gemaakt zyïl-
de, trekken, zy papier, kork, vederen van
een p en , hair , l in t , w o l, ftukjes blad5-
goiid, en katoen aan;- maar den afftant van
ae terugftooting is grooter als die van de aan-
trekkingi.- Men kan de aantrekkende kracht
van den Aftchentrekker uitbreiden, gelyk
zulks dóór de Heer Adanfon is aangewezen,,
met een geleider te 'gebruiken gelyk een
yzerdraaddat acht duimen lang is:, en aan
een eleftriek lichaam- is vaftgehe'cht. W y '
hebben met alle' oirze edele geftfeentens ,
ruuwe en gefleperie,-zelfs met dé'nagemaak^-
te , bezocht om dezelve proeven te herbas
len. De edele gefteentens warm gemaakt
zynde , hebben zeer flauwelyk hair , enz.-
naar zich getrokken, en zyn pliosphoriek
geworden , maar verkregen geen terugftoo-
tende kracht ; het' geeii gelooven doet dat
den Aftchentrekker wezentlyk. een fteen vaneen
byzonder' foort isi De brief van den
Hertog de Noya verdient, in alle opzichten,.
óm door de Natuurkundigen en Beminna-
ren der Natuurlyke Hiftone geraadpleegt te
worden. Door deze ontdekking , en het
zonderlinge verfchynfel van- den Braziliaan-
fchen Topaasfteen., zie T o p a a s -, is het