
van zyne, getrouwheit te. doen zyn : voor ’t
overige koomt het geheel met de groote
grauwe Boomkruiper overeen.
Het kleine Boomkruipertje, onthoud zich
in de Hammen der boomen, hecht zich aan
de takken, op de wyze’der Spechten,,. vliegt
van den eenen tak op den anderen., en. houd
zich nooit op eene plaats Hil; maar het.blyft
geduurende een geheel jaar in dezelve land-
ffreek. Het is een weinig grooter als het
Winterkoninkje. Deszelfs Jftaart is kort,
zyn nagelen wit en fcherp.,, en. zyn bek
boogswys omgebogen. —
Het Hnmburgs Boomkruipertje is niet groor
ter als de mufch. Dé vederen van zyn rug
zyn bruin, met purper, gefchaduwt, en die
van den buik geelachtig bruin met zwart
gemen^t. Dit Boomkruipertje bemint noch
meer als eenig ander om van den.eenen boom
tegen den. anderen op te. loöpen het be-
fchouwt dezelve aan a lls zyden. den eenen
naar den. anderen.,, en daalt langs de Hammen
tot op de aarde neder; het bedient zich zeldzaam
van zyne vleugelen-, zoo lang.het zich
tuffchen dë boomen. beyint:. het. voed' zich
met kevers en andere infecben..
De Heer Klein geeft een.lyff van negentien
foorten. van- Indiaanfche Boomkruipers, die
alleen door de verfcheidenheit van hunne
Ichoone kleuren onderfcheiden. zyn., De
Boomkruipers zingen gelyk.de Nachtegaalen.
In Mexiko is hunne kleur azuur o f turkois
blaauw; dit zyn niets anders, als Kolobrietjes.
Die van Cyloh zyn groen, met roozerood
gefchakeert:. op het Eiland Cuba , zyn zy
blaauw-, met zilver, o f groen, gefchakeert:
hunne kloekmoedigheit is zoo groot, dat zy
geheele troepen Kayens durven vervolgen ,
en hen verplichten om' zich te verbergen t
men noemt hen in dit land: Guit Guih De.
Natuurkundige Schryvers hebben noch, andere
foorten van Böomkruip.ertjès, aangehaalt,
5t geen-niets anders als Spechten zyn, z it dit.
woort, een dezer is het Bengaalfch' Boomkruipertje*.
het groot en klein groen gemengeit.
Boomkruipertje, dus om hunne klëüren ge-
naamt:-zy zyn dik en lang gelyk onze groene.
Spechten. Zie het tweede deel van de hi£tio-
naire des - Animauxi
B O O M K W E K E R Y , dus noemt men
de plaats op welke men jonge boomen.aan-
feweekt, men plaatff dezelve gewoonelyk op.
een o f meerreijen-, ten hoögffën drie voeten-
van elkanderen, om, wanneer zulks noodig
Ö f; geënt. of. verplant te worden*.
Een Boomkwekery is den.'toevlucht van
den. Boomgaart, Tuin en-Moeshof: het ia
in.'dezelve dat men een meenigte jonge boomen
aankweekt,. die gefchikt zyn om de
plaatzen te vervullen van die geene welke
men. genoodzaakt is- uitteroeijen. Van deze
jonge, planten , zyn de eene heeHerS: die van
pitten o f korlen voortgekomen z y n , en die,,
ondanks de uitmuntenheit van de vrucht welke
hen voortgebracht heeft, echter wild
z yn , en noodig hebben om geënt te worden,.
Andere zyn uitfpruitzels, dat is te zeggen,,
afzetzels ,, die men in de boffchen. van de
wilde boomen. afgefneden heeft,. ’t ; geen
boomen. zyn welkers vruchten een wrangen-
fmaak hebben; andere eindelyk zyn wilde:
boomen.die geënt zyn. Men kan dezelve in
korven met. aarde plaatzen en door dit
middel, heeft men altoos-bekwame^boomen
in. ger.eedh.ejt om de plaats.te. vervullen:van.
die. geene die dood gaan,.
Het is noodig dat den. grond van. de~ Boom-,
kwekeryen noch. te. vet noch te mager is.*
Voor ’ t overige , is.het niet fchadelyk dat.
dezen grond' een. weinig minder van hoeda-
nigheit is als die in welke men den jongen
boom verplant. Hoe meer een boom in de?
boomkwekery in het enge geplaatfl is , hoe
rechter hy opfchiet.. Na. dus gedrongen, in
hunnen eerde tyd opgefchoten zynde,! ziet
men hén weliger groeijea, wanneer zy.op een:
gunfliger plaats verplant worden*. Het geen
w y hier van de byzondere, Boomkwekery en
gezecht hebben, kan mede op de algemeens
Boomkwekeryeti toegepafl worden, welkers,
aanleg een.der verHandigHe ennuttigffe.is..
B O O M M U S C H , Pajfer. arboreus•, een:
kleine vogel wiens bek kort, zwartachtig en.
eenigzins dik is*. Zyn pooten,, beenen,.
•vleugels en. kop ,, zyn gelykvormig; aan die.
van.de muur mufch.:. men noemt hem mede-
Note Mufch. De boommuffchen hippelen-
en fpringen geffadig op de. boomen., zie-.
M.Ü.S C.H..
B O O M S T E E N E N , Dendèriiesi G ë -
meenelyk geeft men dezen naam aan dieffee—
nen Welkers vlakken het afbeeldzel,van kruiden
o f dieren vertoonen..
• Ieder kent dit foort van natuurlyke fchil—
derkonH, deze fpelingen der Natuur,, welkers.
verfcheidenheden onderling zeer veeL'
overeenkomHen in.de.takswyze afbeeldingen*
enz. hebben, z y liggen plat inwendig in de?
•barH; van. een. Heen , _ of. zyn op regelmatige!;
vak-~
vakken: op de plaats van de breuk des Heens
gsvormt: dikwyls zyn deze afbeeldzels zoo
regelmatig ,. als o f zy door het penfeel van
den bekwaamffen Konffenaar gemaakt waaien..
Dit zyn zoo veel natuurlyke fchilderyen
in .waterverf, die door den Heer Pluche, D-en-
drophores genoerat worden , maar die door,
den Heer Linnaus in den. rang der verffee-
ningen, die de Schilderkonfl nabootzen,. ge-
plaatH zyn. Men giH dat zy door vloeiflof-
fen. die. met metaaldeeltjes bezwangert zyn
gevormt worden, die op verfchillende wyze
gekleurt en tuffchen twee oppervlaktens za-
mengedrukt worden, op dezelve wyze als
een verfwryver die tevoorfchynbrengt, wanneer
hy zynen wryffleen loodrecht van- de
gewreven Hoffe aftrekt. . De eenige zwarig-
heit is , dat in de natuur de uitbreiding niet
op eene. gelykvormige wyze gefehiedén-kan
over alle de oppervlaktens der BoomHeenen;
echter nemen alle deze. afbeeldingen hunnen
aanvang.van.de barHen welkers richting dikwyls
onderling evenwydig is:, dikwyls fny-
den deze zelfde barHen,. met deze evenwy-
digheit te bewaarem, het v la k , dan: eens
fchuins ,.. en. dan. weder, met rechte hoeken:
het geen veroorzaakt dat de geringHe hamer-
flag gemaenelyk in. een Heen, boomHeenen
doet. ontdekken.,, die in allerlei richtingen-'
geplaatH zyn.; .
Men noemt Plant o f Kruidjleenen die der
BoomHeenen die met planten verïïert zyn,
en Zoomorphpes, die, welke afbeeltzels van
dieren, vestoohen : men. maakt van dezelve
Hhilderytjes, met o f zander ingelegdë Hukken
, en welke des te fraijer zyn, wanneer.
hunne oppervlakte gepolyfl kan worden.
Het moet in de oogen van. een Natuurkenner,
niet vreemd fchynen,. dat een zamen—
• gedrukte vloeiHof, door overtevloeijen en
te verdroogen., gedaantens vormt die een.
zekere overeenkomH,.’ t zy met natuurlyke
lichamen,, o f voortbrengzelen der konfl hebben:,
deze vloeiHof kan een foort van men-
fchelyke gedaantens vertoonen op Heenen
die toevallig door de Natuur gefneden'en
gegraveert zyn. Het geval en de plaatzelyke
. omHandigheden konnen vreemde en wonder—
lyke zaken in het zamenflel der Heenachtige
lichaamen, zoo wel als in de kriflalfchieting-
der zouten veroorzaken^ |
• Wat den naam-betreft die men aan de
gefigureerde Heenen geeft, alles hangt hier
omtrent af van de vinding van .een levendige.-
verbeelding. die behagen in het wonderbaare.
fchept.. De. Natuuronderzoeker. ziet op de
fchoone. boomagaten die van Mocha komen ,
kreupelboffen, heuvelen,.boomgaarden, bos-
fchen,.dichtbewa(ren wouden, fchepen, enz?
men. ziet mede op- eenige Hukken Floren-
tynfch m arm e rv a fen , ruinen van gebouwen
, verfchietën , wolken , een heldere
lucht, avondfehemeringen o f een dageraad,
enz..
Vermits dit foort van gefigureerde Heenen,
o f fpelingen der Natuur;, altoos-door de Be-
minnaren der natuurlyke zeldzaamheden zeer
begeert zyn , zoo. moet men .zich- niet verwonderen
, dat zoo v e e l! Natuurkundige
Schryveren over de Boomfieenen gefchreven
hebben. Plinius, Aldrovandus, Kircherus,
Boccona , Agricola en Ferrandus Imperatus,
hebben byna alle gewik dat de vorming van
He gefigureerde heeflers op de Heenen, veroorzaakt
wiert door zekere uitwafemingen
van een. gekleurde minerale Hoffe , die inden
boezem van de aarde is ingedrongen, en.
zelfs'tot iii de minHe opêriing der Heenen.
°Dit is het. gevoelen der Ouden en van veels
Latere Schryveren. Het zou-belachelyk zyn-
om tot het. tydperk van den Zondvloed op-
te klimmen,- pm vreemde planten aan te voeren
,. welke door haare plaatzing op deze
Heenen hen dit foort van indrukzelen gegeven.
hebben* Schoon de BoomHeenen regelmatig
gefigureert fchynen , zoo verfchil-
len zy echter van de. waare indrukzelen der
planten,, hier in dat zy altoos van wortelen,,
zichtbaare bladeren,.'vruchten en zaden ontbloot
zyn:- zy vertoonen byna alle gedeel-
tens van popelierboomen.,. taxisboomen, o f
lorkenboomen; Maar de: verblinding houd:
op wanneer men hen met. natuurlyke lichamen
vergelykt; het zyn inderdaat niets anders
als figuren, afbeeltzels, fchynbaarhe-
den , en fchaduwen van planten*.. Zie dé.
geleerde verhandelingen • over de Boomflee—
nén van de Heeren Scheuchzer en Salerne, en
van den Abt Sauvage..
B O O M V A A E N , Polypodium, ia een’
plant die tot het foort van het Vrouwenhair'
behooren , em is bygevolg. een dier geene
welke niet h lo e i je n .z y groeit in de bos—
fchen, in.de valeijen en op de befchaduuw-
de bergen, tuffchen: de Heenen die met mos-
bedekt zyn',, en-op de Hammen der oude
boomen , gelyk Eiken , Ejfchen , Beuken, •
Hazelnoot en, Elzen, - en' op de oude muur en. •
Haare wortelen zyn een half voet lang,, hebben
de dikte van een pennefchacht, kruipen
over het oppervlak der aarde, zyn met veze—
T 3. leut