
gen z ie t , die mofch , heefters en boomen
verbeelden : men heeft ’er van de uiterfte
fraaiheit; de ftammen , takken en, bladeren
zyn •naauwkeurig en luchtig geteekent: in
zömmige , in welke de .uitenten der takjes
van één fchoone geele oft levendige rob de
kleur zyn ,. zou men dezelve byna voor bloemen
aanzien; overal herkent men het penfeel
der natuur- De kleur van den grond hangt
af van het foort van het Agaat: zy is döor-
fchynelit in de Oofterfche.. A lle de boom
Agaaten zyn niet even volmaakt.
Men heeft de konft ontdekt om het witte
Agaat te kleuren,. en om de regelmatigheit
van de vlakken van het Jaspis agaat të verbeteren..
De Heer D'ufai heeft over dit onderwerp
verfcheide proeven genomen, die in de Ge-
denkfchriften der Franfche Akademie inge-
laft zyn.. De harde fteenen, gelyk het Agaat,
en Rotskriftal, 'konnen door geen zuure
vochten ontbonden worden; echter dringen
deze zuure vochten, met metaaldeeltjes bezwangert
, in verfcheide derzelven in : een
wetenswaardig v erfchynfel,.. dat men, dik-
wyls in de Scheikonfl heeft konnen opmer--
ken. Zoo men dus op een ftuk wit Agaat ,
geeft van Salpeter, in ’t welk, men zilver,
ontbonden heeft, ftrykt, deze fleem in de
zbnneftralen le ch t, en dezelve zoo ras het
©ntbindzeb gedroogt i s , op een vochtige
plaats brengt, en hem vervolgens weder aan
de zon bloot fie lt, zoo zal* het AgaaPrzs een
bruine op het rood trekkende kleur verkry-
gen.: het zal donkerder zyn, en de kleur .verder
ingedrongen, zoo men ’ër weder van dit
ontbindzel overftrykt. Zoo men by het ont—
bindzel een vierde van deszelfs gewicht roet
en roode wynfteen voegt, zoo Zal de kleur
op het grauw trekken; zoo men , integendeel,
’ er ontbindzel van pluimaluin-by voegt,
zoo zal de kleur donker violet zyn, dat op
het zwart trekt. Daar. zyn in dit foort van
Agaat, en in het grootfte gedeelte der andere
harde fteenen , byna onmerkbare aderen,
die veel ligter door de kleur doordrongen
worden als de overige deelen ; indier-
voegen dat zy donkerder worden, en zeer
aangename veranderingen vormen die men
te vooren niet zach. Het ontbindzel van
'goud geeft aan het Aga'at alleen een lichte
bruine •kleur: dat van het bismutji verft het
met een kleur die witachtig en ondoor-
fchynent i s , wanneer het licht ’ èr opvalt,
en bruin wanneer men het tegen den dach.
faefchouwt., De. andere, ontbindzels van.dej
metalen en mineralen verfchaftèn geen kleuren.
Zoo men op het Agaat omtrekken en regelmatige
afbeeldingen fchetzen w i l, zoo is
de befte wyze dat men ontbindzel van zilver
in een pen d o et, en hier mede de trekken
volgt die met een fpeld gemaakt zyn: vermits
het noodig is dat het Agaat van deszelfs
polyfting ontbloot z y , zoo moet het Ontbind-
zei wel met zilver beladen z yn , op dat het
ras in de zon zou konnen kriftallifeeren, en
dat het geen gevaar zou hebben vahzich té
verfpreiden : de trekken zyn als dan vry
nauwkeurig , maar hebben nooit de fynheit.
van die der pen.
Men onderfcheit lichtelyk het natuurlyk:
gekleurde Agaat van dat het geen door konft
gedaan is. Wanneer men het gekleurde Agaat-
warm maakt, verlieft het een groot gedeelte
van zyn kleur, en het krygt dezelve niet weder,
dan na dat men ’er op nieuw ontbind-- ,
zei van zilver opgeftrekem heeft.. Een andere
zeer eenvoudige w y z e , is dat men Op
het gekleurde Agaat geeft van Salpeter ftrykt
zonder het zelve yoor de zonneftralen b lo o t..
te.fteïlen: dan verlieft het zyne kleur geheel,
in eene nacht; maar wanneer men het weder
eenige dagen in de zon lecht, verkrygt het.
dezelve weder. Men befpeurt echter dat
deze* twee middelen mede in. ftaat zyn om
zelfs de edele Gefieentens en de natuurlyke
Boomfieenen hunne kleur te doen- verliezen«,.
Wanneer men faphieren en ametiften in een
fmeltkroes plaatft, met zand omringt en in
het vuur zet, werden zy wit. De kleur der.-
natuurlykeBootnfieenen,. verandert niet,, wanneer
men. hen drie o f vier dagen in fterk water
lecht; maar zoo men déze zelfde Boomfieenen
geduurende veertien dagen in een
vengfter. plaatft by vochtig en regenachtig
weder, zoo zullen de deelen die met het
fterk water bevochtigt zyn , geheel hunne
kleur verliezen door de vermenging van de
waterdeelen ; want in verfcheide gevallen
zal het verzwakte fterk water ontbinden ’t
geen het, voor dat het verzwakt was, niet.
ontbondem zou hebben..
A G A A T E B A K K E N . De Liefhebbers
der Schelpen geven deze naam aan een -:
fraaïje eenfchelpige Schelp, van het geflacht.
der R o llen : zy is gefpikkelt, en met blaauw
gemengt. Z y noemen haar Bruinetten wanneer
haare vlakken bruin zyn : zie. R o ll
e n ,.
A 'G A -
A G A R I K , L o r k e n z w a m , Agari-
icutn. De Agarik, van welke men in de Ge-
neeskonft gebruik maakt als een buikzuive-
rent middel, is ■een foort van Kampernoelje
dat op de Lorkenboomen groeit, en ’ er zyn
voedzel uittrekt gelyk de opfchuimloopende
planten.
De uitwendige fchörs van dezen Agarik
is graauw en taai; 'deszelfs inwendige zelf-
ftandigheit is wit en lig t ; dit gedeelte be-
,ftaat uit plaatjes o f blaadjes, van welke de
•eene gerant, de andere g e ly k , en. andere
fponsachtig zyn: het is in deze plaatjes dat
•de Heer Micheli een foort van bloemen en
zaden ontdekt heeft, welke op boomen ge-
zaait zynde, Agariks voortgebracht hebben.
Deze bloemen en zaden, langen tyd onbe-
kent geweeft zynde , bewyzen dat het niet
dan door nafporingen en tyd is , dat men de
Natuur in haare wonderbare werken leert
kennen.
Men gelooft dat de A garik, die men uit
de Levant brengt ^ uit Tartaryen koomt,
en dit is.de befte; men brengt dezelve ook
van de Alpen en het gebergten van Dauphi-
né. Men geeft oneigendyk de naam van
zvyjyes Agarik aan deze , en die van mannetjes
Agarik aan een ander foort van Agarik
, dat -óp de.'ftammeh der oude Notenboo-
. 'men, Eiken' en andere boomen,groeit. Zie
A g a r ik .d'er E ik e n .
Vermits de Agarik een fterk buikzuiverent
middel is , matigt men deszelfs krachten döor
fpëceryachtige kruiden : hy heeft weinig
krachten afgetrokken zynde ; doch doet beter
uitwerking in poeder ingegeven.
A G A R I K D E R E I K E N , E ik e n -
z w a m , Agaricus pedis equini fa c ie , feu
ignarii: Dit is een foort van Kampernoelje,
die op oude Eiken, Nooten, en andere boo-
men groeit: z y wort door de Verwers gec
bruikt; het is van dezen Agarik dat men de
zwam maakt. Men fcheid het taye en houtachtige
gedeelte van het zelve af, dat de oppervlakte
bedekt: men neemt het middelfte
dat zacht, en van een graauwe op het bruine
trekkende kleur is : men maakt ’er ftukken
a f; laat dezelve in een loog van falpeterach-
tig water-koken, men droogt en floot het;
kookt het vervolgens weder - in lo o g , en
droogt het eindelyk zorgvuldig.
Hoe lang zyn w y bezitters van dezen Agarik
geweeft zonder ’er de dierbare ■ eigen-
fchappen van te kennen? Het was niet voor
het; jaar 1750. dat de lie e r Brojfard^ Heelmeefter
te la Châtre in B e r r y , gemeen
maakten , dat het zachte gedeelte van den
Agarik der Eiken het befte 'zamentrekkent
middel is van ’t welke men. zich bedienen
kan, en dat het in ftaat is om de plaats te
vervullen van de bindzels, die men genoodzaakt
is te doen by afzettingen der leden, en
in de operatien van de flagaderfpatten o f breuken.
Zie hier de wyze op welke men dezelve
tot dit gebruik vervaardigt.
Men moet in de maanden Aüguftus en
September de Agarik van de oude Eiken-
boomen inzamelen. Men fcheid. de harde
buitenfehors en het hardfte gedeelte, tot aan
de fponsachtige zclfftandigheit, af, ’t geen
zoo buigzaam tuïïehen de vingers als zeem- ,
leer is. Na dat de Agarik zulks toelaat,
maakt men ’er dunner o f dikker ftukken af :
men ftaat het met een hamer om de fponsachtige
zelfftandigheit zachter te maken, tot
dat zy geriiakkelyk om de vingers kan gebogen
worden.
Wanneer men dezelve gebruiken w i l, zoo
lecht men op het afgeknotte deel o f opening
der flagader een ftuk van deze dus bereiden
Agarik, met het fponsachtige gedeelte naar
de wond, dat de tegen gefielde zyde van de’
fchors is i over dit ftuk een ander dat grooter
is , en eindelyk een voegzaam verband. In
dezervQegen op -de afgefnedene aderen o f
flagaderen gelecht, fte-mpt zy het bloeden,
met de opening van het vat te doen inkrim-
. p en, en geeft gelegentheit aan het bloed om
zich tot.een korft te zetten, ’ t geen noodza-
kelyk is om het vat te floppen. In dringen-
- de gelegentheden kan men gebruik vah de
gemeene zwam maken, die haare zamentrek-
kende kracht behoud. r
_ Deze Agarik is niet zeldzaam, men vint
ze van een groote fchoonheit in het bofch
van Fontainebleau, en op andere plaatzen.
Door verfcheide proefnemingen blykt, dat
de Agarik van de Berken, Beuken, Ipen,
Jok en andere boomen, dezelfde eigenfehap-
pen als de Agarik der Eiken heeft.
A G A T Y , een groote boom van de Ma-
lebar, welkers hout .zacht is , en des te zachter,
ha mate het nader by het hart is; deszelfs
bladeren zyn een en een halve fpan
lang, .geyleugelt, en uit twee voorname zy-
den zamengeftelt, aan een hooftrib vaftge-
hecht, en recht tegen over elkanderen ge-
. plaatft : deze bladeren fluiten zich geduuren-
- de de nacht- to e , dat is te zeggen, 'dat hunne
den elkanderen. naderen» Zvne bloemen
s ' ge