
zal veränderen. Op de teekening heb ik voorgesteld, dat een tweede
soort, I, op dergelijke wijze na tienduizend generaties heeft voort-
gebraeht öf twee rassen, w10 en z 10, öf twee soorten, al naar dat
wij de onderstelde wijzigingen tussehen de dwarslijnen kleiner of groo-'
ter aannemen. Na veertienduizend generaties zijn er, stellen wij, ze&
nieuwe soorten voortgebracht, gemerkt door de letters' nu tot z u . In
elk geslacht zullen de soorten, welke reeds zeer onderscheiden in ken-
merken zijn, in het algemeen streven om het grootste getal gewijzigde
nakomelingen voort te brengen, want dezen zullen de meeste kans
hebben om nieuwe en zeer verschillende plaatsen in de huishouding
der natuur te bezetten; daarom heb ik op de teekening de ver van
elkander staande soorten A en I verkozen, als de zulken, diehetmeest
zijn veranderd en nieuwe rassen en soorten hebben voortgebracht. De
overige negen soorten van ons oorspronkelijk geslacht, aangeduid door
de letters B, G, D, E, F, G, H, K, L, hebben gedurende dien tijd niets
dan onveranderde nakomelingen opgeleverd, en dit is op de teekening
afgebeeld door de niet vertakte, gestippelde lijnen.
Maar gedurende die wijzigingen en veranderingen speelde ook een
andere werker een zeer belangrijke rol: namelijk u i t s t e r v e n . Wijl
in elke overal bezette landstreek de natuurlijke teeltkeus noodzakelijk
werkt, doordat de uitverkorene vorm eenige overmacht heeft in den
strijd voor het bestaan over andere vormen, zal er een voortdurend
streven zijn in de verbeterde afstammelingen eener soort, om hun voor-
gangers, ja zelfs om hun eigen ouders te verdringen en uit te roeien.
Want, wij herinneren ons hetgeen vroeger is bewezen, de mededinging zal in
het algemeen des te grooter zijn, hoe nader de vormen aan elkander ver-
want zijn in gewoonten, levenswijs en hchaamsinrichting. Daarom zullen alle
tusschenvormen, alle die staan tussehen den minst en den meest ver-
beterden toestand eener soort, zoowel als de oudersoort zelve, gewoon-
lijk aan uitroeiing zijn blootgesteld. Dat zal waarschijnlijk het geval
zijn met geheele zijdelingsche lijnen, welke door later körnende en verbeterde
lijnen zullen worden overwonnen. Indien evenwel de gewijzigde
afstammelingen eener soort naar een ander gewest vertrekken, of schielijk
geschikt worden voor een geheel nieuwe stand- of woonplaats, waar
kinderen en ouders niet met elkander in aanraking komen, is het mo-
gelijk dat beiden blijven bestaan.
Als wij ons dus verbeelden, dat onze teekening een zeer aanzienlijke
som van wijzigingen voorstelt, dan zullen soort A en alle vroegere rassen
zijn uitgeroeid, en zal hun plaats zijn ingenomen door de acht
nieuwe soorten au tot mu ; en soort I zal zijn vervangen door zes
nieuwe soorten wu tot z u.
Doch wij mögen nog verder gaan. Wij onderstelden, dat de oorspron-
kelijke soorten van ons geslacht in ongelijke mate op elkander geleken,
zooals veelal in de natuur het geval is: soort A nader verwant aan B,
C en D dan aan de overigen; soort I nader aan G, H, E en L dan
aan F, E, D. Ook onderstelden wij, dat die twee soorten, A en I, zeer
algemeen en verspreid waren, zoodat zij porspronkelijk reeds eenig voor-
deel, eenig overwicht op de andere soorten van het geslacht moeten
hebben gehad. Haar gewijzigde afstammelingen, veertien in getal bij
de veertienduizendste generatie, zullen waarschijnlijk eenige van die
zelfde voordeelen hebben geerfd; ook zijn zij op een uiteenloopende
wijze gewijzigd en verbeterd op elken trap der opklimmende lijn, en
zoodoende geschikt "voor vele plaatsen in de huishouding der natuur
van hun gewest. Daarom komt het mij hoogst waarschijnlijk voor, dat
zij de plaatsen zullen hebben ingenomen van hun eigen ouders A en I,
en dus niet slechts deze zullen hebben uitgeroeid, maar ook eenige van
de oorspronkelijke soorten, die het naast aan hun ouders waren verwant.
Daardoor zullen er slechts weinig oorspronkelijke soorten zijn geweest,
die afstammelingen tot de veertienduizendste generatie hebben nage-
laten. Wij willen stellen, dat slechts £ene soort, F, van de twee soorten,
welke het minst waren verwant met de negen overige, nakomelingen
tot in de veertienduizendste generatie heeft voortgebracht.
De nieuwe soorten, die volgens onze teekening van de elf oorsprori-
kelijke afstammen, zullen nu vijftien in getal zijn. Ten gevolge van
de uiteenspreiding der kenmerken door de natuurlijke teeltkeus, zal het
verschil in kenmerken tussehen de soorten au en zu veel grooter zijn
dan dat, hetwelk tussehen de oorspronkelijke soorten A en L bestond
Bovendien zullen ook de nieuwe soorten op een geheel andere wijze
met elkander zijn verbonden. Yan de acht afstammelingen van A zullen
de drie gemerkt au, qu en p u na verwant aan elkander zijn, omdat
zij niet zeer lang geleden uit a10 zijn ontsprongen. Doch bu en f 11’,
wijl zij in een vroeger tijdvak uit a5 zijn ontsprongen, zullen zieh iri
sommige opzichten van de drie straks genoemde soorten onderscheiden.
Eindelijk o , eu en mu zullen wel onderling na verwant zijn, maar
wijl zij reeds in het eerst, töen er wijzigingen te voorschijn kwamen,
zijn afgewekeii, zullen zij nu zeer veel van de vijf andere soorten