
deeen, gelijk Scott en Fritz Müller hebben aangetoond, bevinden zieh
alle individu’s in dezen merkwaardigen toestand. Zoodat zekere abnormale
individu’s van sommige soorten en alle individu’s van andere,
gemakkelijker kunnen worden gekruist dan zieh zelven bevruchten! Om
een ander voorbeeld te noemen: Een bol van Hippeastrum aulisum
bracht vier bloemen voort; drie daarvan werden door Herbert bevtucht
met haar eigen stuifmeel, en de vierde werd daarna bevrucht met het
stuifmeel Tan een gemengden bastaard, afkomstig van drie andere en
verschillende soorten: de uitkomst was, dat »de vruchtbeginsels van de
drie eerste bloemen weldra ophielden met groeien, en na weinige da-
gen volkomen gingen verloren, terwijl de vierde bloem, bevrucht met
het stuifmeel van den bastaard, krachtig groeide, spoedig rijp werd, en
goed zaad gaf, dat welig opsloeg.” In 1839 schreef Herbert mij, dat
hij toen die proef gedurende vijf jaren had genomen: hij hield er na-
derhand nog verscheidene jaren aaneen mede vol, en altijd met de
zelfde uitkomst. Dit is ook door andere waarnemers bij Hippeastrum
met zijn ondergeslaehten bevestigd, en ook bij andere geslach-
ten, zooals Lobelia, Passiflora en Verbascum. Ofschoon de planten, die
tot het nemen van deze proeven werden gebezigd, volkomen gezond
schenen, en ofschoon het stuifmeel en de eitjes beide volkomen goed
waren in de betrekking tot anderen, waren die planten echter in haar
verrichtingen en in haar wederzijdsche zelfbevruchting onvolkomen, en
wij moeten dus aannemen, dat zij zieh in een onnatuurlijken toestand
bevonden. Doch deze feiten toonen ons van welke kleine en geheim-
zinnige oorzaken het afhangt of een soort vruchtbaar is als zij wordt
gekruist, als zij zieh zelve bevrucht, en dergelijken meer.
Ook de waarnemingen en proeven der bloemkweekers, hoewel niet
met wetenschappelijke nauwkeurigheid gedaan, verdienen toch eenige
aandacht. Het is bekend, hoe veelvuldig er kruisingen zijn geschied in
de soorten van Pelargonium, Fuchsia, Calceolaria, Petunia, Rhododendron
en vele anderen, en hoevelen dier bastaarden uit zaad opslaan*
Herbert verzekert, dat een bastaard van Calceolaria integrifolia en van
C. plantaginea, soorten, die het meest in voorkomen verschillen, »zieh,
zelf voortplantte, even goed als of hij een natuurlijke soort van de bergen
van Chili was geweest.” Ik heb de moeite genomen om te onder-
zoeken in hoe verre eenige samengestelde kruislingen van Rhododendron
vruchtbaar waren, en bevonden, dat velen daarvan volkomen vruchtbaar
zijn] C. Noble b.v. meldt mij, dat hij door stekken planten heeft verkregen
van een bastard tusschen Rhododendron ponticum en R. Catawbiense-
en dat die bastaard, »zoo volkomen vruchtbaar zaad geeft als maarbij
mogelijkheid is te wenschen.” Als bastaarden, die goed worden behan-
deld, afnamen in vruchtbaarheid in elke opvolgende generatie, zooals
Gärtner gelooft dat het geval is, dan zou dat feit wel bij de bloemkweekers
bekend zijn. . De bloemkweekers bezaaien groote bedden met
de zelfde bastaarden, en de zulken alleen worden goed behandeld, want
door de vrije toetreding der insekten kunnen de verschillende individu’s
van het zelfde bastaardras ongehinderd met elkander kruisen, en derhalve
wordt de nadeelige werking eener kruising van bloedverwanten voorkomen.
Iedereen kan zieh gemakkelijk overtuigen van het belang der vrije toetreding
van insekten, namelijk door de bloemen der meest onvruchtbare
bastaarden van Rhododendron, die geen stuifmeel voortbrengen, te onder-
zoeken; want hij zal op haar Stempels een groote hoeveelheid stuifmeel
vinden/ dat er door insekten uit andere bloemen op is gebracht.
De proefnemingen met dieren zijn met een veel geringer zorgvuldig-
heid genomen dan die met planten. Als onze stelselmatige rangschik-
king goed is, dat is als de geslachten der dieren even veel onderling
verschillen als de geslachten der planten doen, dan mögen wij daaruit
afleiden, dat de dieren, die verder van elkander afstaan op de ladder
der natuur, gemakkelijker kuunen worden gekruist dan^ de planten, doch
de bastaarden zelven moeten, dunkt mij, onvruchtbaar zijn. Ik twijfel
of er wel een deugdelijk bewezen geval van een volkomen vruchtbaren
bastaard bekend is. Evenwel wij moeten niet vergeten, dat, daar er
slechts weinige dieren zijn, die in de gevangenschap voorttelen, er dus
ook slechts weinig proeven goed kunnen zijn genomen. De kana-
rievogel is gekruist met negen andere soorten van vinken, doch daar
geen een van die negen soorten vrijwillig in de gevangenschap voort-
teelt, hebben wij ook geen recht om te mögen verwachten, dat de eerste
kruisingen tusschen die vinken en den kanarievogel, of dat de vol-
gende bastaarden volkomen vruchtbaar zullen zijn. En verder, te»
opzichte van de vruchtbaarheid in opvolgende generaties van meer
vruchtbare bastaarden, is mij nauwelijks een voorbeeld bekend van twee
huisgezinnen van de zelfde bastaarden, die van verschillende ouders afkomstig
waren, en ten zelfden tijde groot werden gebracht, terwijl te-
vens de siechte gevolgen van een kruising tusschen bloedverwanten
konden worden voorkomen. Integendeel, broeders en zusters zijn ge-
woonlijk in elke opvolgende generatie gekruist, niettegenstaande de vee