
422
warring in de natuur tevoorkomen? Ik geloof het niet. Waarom zou dan
de onvruchtbaarheid zoo grootelijks in graad verschillen als onderschei-
dene ssorten worden gekruist, terwijl wij moeten onderstellen, dat het
voor alle soorten even gewichtig is niet te worden dooreengemengd ?
Waarom zou dan de graad van vruchtbaarheid aangeboren veranderlijk zijn
bij de individu’s der zelfde soort? Waarom zou dan zekere soort gemakkelijk
kruisen en toch zeer onvruchtbare bastaarden voortbrengen, en een andere
soort zeer moeielijk kruisen en toch hoogst vruchtbare bastaarden opleve-
ren ? Waarom zou er dan vaak zulk een groot verschil zijn in de uitkomst
van een wederkeerige kruising tusschen de twee zelfde soorten ? Waarom,
kan men vragen, zou de natuur dan ooit de voortbrenging van bastaarden
hebben toegelaten ? Aan de soorten het bijzondere vermögen te geven om
bastaarden voort te brengen, en daarop hun verdere voortplanting te beletten
door verschillende graden van onvruchtbaarheid te doen ontstaan, volstrekt
niet in verhouding tot de gemakkelijkheid van de eerste vereeniging tusschen
hun ouders — schijnt het niet ongerijmd aan zoo iets te denken ?
Maar die zelfde ingewikkelde en zonderlinge feiten bewijzen ten
duidelijkste, dat de onvruchtbaarheid van eerste kruisingen zoowel als
van bastaarden bloot toevallig is, of wel afhankelijk is van onbeken-
de verschillen, vooral in het voortplantingsstelsel der gekruist wordende
soorten. Die verschillen zijn van zulk een bijzondere ofbepaalde natuur,
dat bij wederkeerige kruisingen van twee soorten het mannelijke element
van de eene vaak behoorlijk zal werken op het vrouwelijke element der
andere, doch niet omgekeerd. Het zal niet onnoodig zijn hier eenigszins
duidelijker, door het geven van een voorbeeld, te verklären, wat ik
bedoel door het gezegde »de onvruchtbaarheid is toevallig of afhankelijk
van andere verschillen, en is niet een bijzondere eigenschap of hoeda-
nigheid.” De geschiktheid of vatbaarheid eener plant om op een andere te
worden geent of geoculeerd, is in den natuurstaat zoozeer zonder eenig nut
of belang voor haar, da* ik vermoed, dat niemand zal onderstellen, dat die
vatbaarheid een opzettelijk aan die plant geschonken hoedanigheid of eigen •
schap is, maar dat iedereen zal toestemmen, dat zij toevallig met andere
verschillen in de ontwikkeling en in de inrichting der twee planten is Verbünden.
Wij kunnen somtijds de reden volstrekt niet vatten. Een groot onder-
scheid zelts in de gedaante van twee planten; de omstandigheid, dat de
eene houtachtig en de andere kruidachtig is; dat de eene altijd groen is en
de andere haar bladeren jaarlijks verliest; dat de eene voor een koud en
de andere voor een warm klimaat geschikt is, dit alles belet de enting
„Hander niet Gelijk bij de bastaardvorming zoo wordt ook bij de
enting de vatbaarheid veelal bepaald door de
w a n t niemand I ooit in Staat geweest om boomen op
tot volkomen verschillende families behooren : en aan den anderen kan
naverwante ioorten en verscheidenheden van d e zelfde soorten kennen
gewoonlijk, maar niet altijd, met gemak op elkanderworden ge ^
die vatbaarheid, evenmin als de bastaardvorming, wor g
door de systematische verwantschap bij uitsluiting beheerscht. Ofschoo
vele verschillende geslachten van de zelfde famihe op elkander zijn g ,
w f f l e n T a X e gevallen zelfs soorten van het zelfde gedacht met op
elkander vatten. De pereboom kan gemakkehjker worden geen op
" r welke als een versehillend gedacht wordt
den appelboom, welke een lid is van het zelfde geslacht Zelfs ver
schillende verscheidenheden der peer vatten niet evenigemakkelijkopde
kweepeer, en evenmin doen zulks verschillende verscherdenheden van abn-
kozen en perziken op zekere verscheidenheden van den
Gelijk Gärtner bevond, dat er soms een aangeboren verschil besten
bij verschillende indimdu’s van de twee zelide soorten wanneer | j met
eiander werden gekruist, gelooft Sageret, dat zulks het geval ,s met
verschillende individu’s van de twee zelfde soorten, wanneer op dk-
ander worden geent. Gelijk bij wederkeenge kruisingen de gemak
Uikheid om een vereeniging te bewerben lang niet altijd even groot is,
is dat ook somtijds bij de entingen niet het geval: de gewone kruisbes kan
niet worden getat op de aalbes, terwijl de aalbes, hoewel moeielijk,
toch op de kruisbes wil vatten.
Wij hebben gezien, dat de onvruchtbaarheid van bastaarden, welk
voortplantingswerktuigen bezitten, die in een onvolkomen toestandhgg
een geheel ander geval is dan de moeielijkheid om twee zmvere soorten,
welke volkomen gevormde voortplantingswerktuigen bezitten, te doen paren.
echter loopen die twee reeksen van feiten in zekere mate aan elkander even-
wijdig. Iets dergelijks gebeurt er bij het enten : Thouin vond, dat dne soorten
van Bohmia, welke vruchtbare zaden kregen a l s zij op haar eigen wortels
stonden, en die met een geringe moeite op andere soorten konden worden
geent, onvruchtbaar werden als er een enting geschiedde. Maar rntegen-
deel, als zekere soort van lijsterbes (Sorlus) werd geänt op een andmre
soort, gaf zij tweemaal meer vruchten dan op haar eigen werte s. Wij
herinneren in s hierbij de bovengemelde buitengewone gevrtlen van
B ip pm ir t» , Pamflora enz., die veel meer zaad voortbraehten door