
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
OVER DE W EDERKEERIGE VERWANTSCHAPPEN D ER BEWERKTUIGDE
W E Z E N S ; — M O R PHO LO GIE; EMBRYOLOGIE; RUDIMEN-
TAIRE ORGANEN.
«+o^,aingSCD HroePen ondergeschikt aan groepen. — Het natuurliikfv
\n ,e^ IJ en moeielijkheden der rangschikking verklaard uitdeleer
van afkomst met wijzigingen. - Over de rangschikking Wrassen - Dp
afkomst wordt altijd bij de rangschikking in acht genomen — Analoge of
aanpass3ngs:kenmerken. - V e r w a n t s c h a p p e ^ : aTgemeene samfngi
stelde en uiteenloopende verwantschappen. — Het uitsterven scheidt en he-
£ ? ? ?? groepen- - Morphol ogi e :
zelfde klasse en van gedeelten van het zelfde individu. — Embryologie-
haar wetten zijn te verklären uit de veranderingen, dieniet in jeugdigen leef-
tijd verschonen, maar wel op een leeftijd van het individu, overeenkomende
met dien, waarop de ouders haarverkregen. — Rudimentaire organen-
verklanng van hun oorsprong. — Overzicht.
R A N G S C H I K K I N G
Sedert den dageraad des levens gelijken alle bewerktuigde wezens,
maar in boe langer hoe meer afnemende mate, op elkander, zoodat:
zij in groepen en onder-groepen kunnen worden gerangschikt. Die.
rangschikking is volstrekt niet willekeurig, gelijk die der sterren in
sterrebeelden. Het bestaan van groepen zou van een zeer eenvoudige
beteekenis zijn, indien de eene groep uitsluitend geschikt was om op het
land te wonen, de andere om in het water te leven, een derde om vleesch,
een vierde om planten te eten. Doch zoo is het in de natuur volstrekt
niet. In het tweede en in het vierde hoofdstuk, over de veranderlijkheid'
en over de natuurlijke teeltkeus, heb ik trachten te bewijzen, dat in elk
land de verspreide, de algemeene, dat is de heerschende soort van het
heerSchende, dat is het grootste geslacht, het meest verändert. De al-
dus ontstane rassen of wordende soorten worden ten laatste in nieuwe
en verschillende soorten veranderd, en deze streven ten gevolge van
de erfelijkheid, om andere nieuwe en heerschende soorten voort te
brengen. Gevolgelijk streven de groepen, die nu groot zijn en veelal.
vele heerschende soorten bevatten, om al grooter en grooter te worden-
Verder trachtte ik te bewijzen, dat er onder de veranderende afstam-
melingen eener soort, die zooveel plaatsen als slechts mogelijk is in
de huishouding der natuur trachten in te nemen, een voortdurend streven
bestaat om hun kenmerken uiteen te spreiden. Die uitkomst werd
gesteund door het zien van de menigvuldige verschillende vormen des
levens, die binnen een kleinen omtrek met elkander mededingen, en
ook door zekere feiten in het inheemsch worden in een bepaald gewest-
Ook poogde ik te bewijzen, dat er een standvastig streven bestaat bij
de vormen, die toenemen in getal, en die hun kenmerken uiteensprei-
den, om de minder uiteengespreide, de minder verbeterde en de oudere
vormen te verdringen en uit te roeien. Ik verzoek den lezer de teeke-
ning nogmaals uit te slaan, die wij in het vierde hoofdstuk hebben
gebruikt om al de verschillende beschouwingen te verklären. Hij zaL
daaruit zien, dat het een onvermijdelijke zaak is, dat de gewijzigde af-
stammelingen van een stamvader worden verdeeld in groepen ondergeschikt
aan groepen. Elke letter op de bovenste lijn onzer teekening. %
stelt een g e s l a c h t uit verscheidene s o o r t e n bestaande voor. Alle;
geslacht en dier lijn vormen samen eene k l a s s e , want allen zijn af-
stammelingen van een ouden, maar nooit gezienen stamvader, en heb-
ben gevolgelijk iets in het gemeen geerfd. Doch de drie geslachtem
aan den linker kant hebben, volgens deze Stelling, meer wat aan alle
drie gemeen is, en vormen eene o n d e r - f ami l i e , onderscheiden van
die, welke de naaste twee geslachten, rechts, bevat, die eerst van een
gemeenen stamvader op den vijfden trap van afstamming zijn ontspron-
gen. De vijf geslachten hebben ook nog veel, ofschoon minder, onder-
ling gemeen, en zij vormen een f a m i 1 i e , verschillende van die,.
welke de drie geslachten bevat nog verder naar den rechterkant staande,
en welke in een vroeger tijdperk zijn ontstaan. En al die geslachten
uit A ontsprongen, vormen eene o rde , verschillend van de geslachten
uit I afkomstig. Zoodat wij hier vele soorten, die van een enkelen stamvader
afstammen, in geslachten hebben gerangschikt, en de geslachten zijn
besloten in of ondergeschikt aan onder-families, families en orden, allen
tot 6§ne klasse vereenigd. Op die wijze nu is naar mijn meening het groote
feit in de natuurlijke historie te verklären, namelijk dat groepen ondergeschikt
zijn aan groepen, en een andere verklaring daarvanis nooit beproefd..