
gesprekken met bekwame fokkers en kweekers, en door uitgebreide lec-
tuur. Als ik de lijst van allerlei soort van boeken zie, welke ik las of
waaruit ik uittreksels maakte, en die geheele reeksen Tijdschriften en
Verslagen en Mededeelingen (Journals and Transactions) omvatten, ben
ik verwonderd over mijn vlijt. Ik bemerkte spoedig, dat teeltkeus (se-
lectie) 1 de sleutel was, met bebulp waarvan de mensch er in was ge-
slaagd nuttige rassen en verscheidenheden van dieren en planten te
scheppen. Hoe echter het beginsel der teeltkeus van toepassing kon
zijn op Organismen, die in den natuurstaat leven, bleef mij een tijd
lang verborgen.
>In October 1838, dat is vijftien maanden, nadat ik mijn systematisch
onderzoek had begonnen, las ik toevallig voor mijn genoegen het werk
van Malthus »Over de bevolking”, en daar ik lang de levenswijze van
dieren en planten had waargenomen, was ik goed voorbereid om den
strijd om het bestaan, die overal plaats heeft, naar waarde te schatten,
en trof het mij dadelijk, dat onder deze omstandigheden nuttige afwij-
kingen (variaties) kans zouden hebben bewaard te blijven, en schadelijke
om onder te gaan. 2 Het resultaat daarvan zou de vorming eener
nieuwe soort zijn. Hier had ik dus eindelijk een theorie gekregen om
mede te werken 3, maar ik was zoo bevreesd niet onpartijdig in mijn
oordeel te zijn, dat ik besloot eenigen tijd te wachten, voor ik zelfs
1 Teeltkeus (selectie) is het uitkiezen voor de voortplanting vanbepaalde
individu’s, die de gewenschte eigenschappen in hoogere mate vertoonen dan
andere. Dr. H. H. H. v. Z.’
a De bedoeling is: een individu, dat de eene of andere afwijking bezit
(alle indivudu’s eener soort wijken eenigszins van elkander af, geen twee zijn
gelijk), die het nuttig is in den strijd om het bestaan, die alle individu's
moeten strijden, zal meer kans hebben te blijven leven en dus zieh voort te
planten, dan de individu's, welke die afwijking niet bezitten, en deze wederom
meer dan die, welke in schadelijke richting afwijken. Zoo kiest de natuur
dus de meest geschikte individu’s voor de voortplanting üit, evenals defok.-
ker of kweeker, en komt de nuttige eigenschap bij haar nakomelingschap
door voortdurende teeltkeus der geschiktsten steeds meer tot ontwikkeling,
evenals men zulks bij onze huisdieren en cultuurplanten met de door de
fokkers en kweekers gewenschte eigenschappen ziet geschieden
* De natuurwetenschap kan niet vooruitgaan zonder het stellen van theo-
rieen. Oorspronkelijk dienen deze alleen om mede te werken, men toetster
de feiten aan en neemt proeven om te zien of deze ze bevestigen. Yerklaart
de theorie alle feiten en wordt zij door alle proeven bevestigd, dan is zij
waarschijnlijk juist. Yerklaart zij niet alle feiten en resultaten van proeven,
dan vermindert die waarschijnlijkheid. Ontdekt men feiten of geven de
proeven resultaten, die er volkomen mede in strijd zijn, dan is zij onjuist.
De hoogste mate van waarschijnlijkheid, ja bijna volkomen zekerheid, vermaar
een körte schets mijner denkbeeiden op het papier bracht. I »
Juni 1842 veroorloofde ik mij voor het eerst een zeer kort overzicht.
mijner theorie, 35 bladzijden groot, met potlood op te schrijven; en d it
werd gedurende den zomer van 1844 uitgebreid tot een van 240 bladzijden,
dat ik in het net liet overschrijven en nog bezit.
»In dien tijd zag ik echter e&i vraagstuk van groot belang over het.
hoofd; en het verbaast mij, tenzij volgens het beginsel van Columbus^
en zijn ei, hoe ik dat vraagstuk en de oplossing daarvan over het h o o f i
heb kunnen zien. Dat vraagstuk is de neiging van organische wezens,
krijgt een theorie. als zij ons nieuwe feiten vooruit doet zien, en deze later
door de waarneming worden bevestigd.
JUs voorbeeld noemen wij hier Huygens’ Vibratie-theorie, volgens weite-
het licht zou ontstaan door trillingen in een uiterst fijne, oyeral tegenwoor-
dige stof, door hem aether genoemd. Niemand heeft ooit dien aether ot
zijn trillingen direct waargenomen; het werkeljjk bestaan daarvan is volstrekt
onbewezen. Daar echter de veronderstelling, dat de zaak zieh werkelijk a l-
dus toedraagt, alle bekende lichtverschijnselen volkomen verklaart, zells
vroeger onbekende feiten vooruit heeft doen zien, en elke andere beschou-
wingswijze op daarmede absoluut in strijd zijnde feiten stuit, zullen er uiterst
weinig natuurkundigen zijn, die niet even vast overtuigd zijn van het bestaan.
van den aether en van zijn trillingen, als van de waarheid van een rechts-
streeks door hen waargenomen en volkomen bewezen feit.
Werkelijk zijn nu ook feiten, die door Darwin’s theorie vooruit waren voor-
speld, later herhaaldelijk door de waarneming bevestigd. Zoo bijvoorbeeld.
bezitten sommige visschen (sidderrog, sidderaal enz.) electrische organen, die
bü verschillende soorten op verschillende plaatsen van het lichaam (in dem
kop of in den staart) zijn gelegen, en door geheel verschillende zenuwen in,
werking worden gebracht. Nu merkte men op, dat als Darwin’s theorie juist
was, er daarmede homologe organen moesten bestaan, zoowel in den kop
als in den staart van andere mei-electrische visschen. Het onderzoek beves-
tigde deze voorspeliing volkomen. (Vgl. R. Mc. Donnell, „On an organ in the
skate, which appears to be the homologue of the electrical organ of the
Torpedo. Nat. Hist. Review”, 1861, blz. 57.) Andere voorbeelden zijn: de
voorspeliing, dat de mensch, die in volwassen toestand slechts twaalf ribben.
bezit, in embryonalen er dertien of veertien zou hebben, en dat hij in de-
zelfde vroegste periode van zijn bestaan het weinig in het oog vallende over-
blijfsel van een beentje, het zoogenaamde os centrale, in zijn handwortel zou
bezitten, dat zijn in een ver verleden levende voorouders op volwassen le e f-
tjjd moeten hebben bezeten.
Evenals de sterrekundige Leverrier vooruit het bestaan der planeet Nep-
tunus en de plaats, waar die aan den hemel zou worden gevonden, aanwees
vöör nog een menschelijk oog die planeet had aanschouwd, voorspelde im
deze en meer andere gevallen de evolutie-theorie het bestaan van organen,
nog door geen menschelijk oog opgemerkt, en evenals in het geval vanNep-
tunus bevestigde daarna de waarneming de voorspeliing. Daarmede heeft.
die theorie, evenals de vibratie-theorie van Huygens en de theoretische astro-
nomie het hoogste volbracht, wat van eene theorie kan worden gegischt
Dr. H. H. H. v. Z.