
king’ geliJk die van al hun deelen, niet slechts in deze, maar, zooals ik ver-
moed, ook in alle natuurlijke families zeer ongelijk is, en in sommige geval-
len gebeel verloren gaat.« En in een ander werk zegthij: »de geslachten
der Connaraceae verschillen in het bezit van een of meer vruchtbeginsels,
ovanen; in het bezitten of het missen van kiemwit; in de dakvormige of
klepvormige bloemplooiing. Elk dier kenmerken afzonderlijk genomen, is
veelal bij de rangschikking van meer belang dan een geslacbtskenmerk,
maar bij elkander genomen schijnen zij hier echter zelfs onvoldoende te zijn
om het geslacht Cnestis van het geslacht Connams te scheiden.« Enwil
men een voorbeeld uit de klasse derinsekten: in eene groote afdeeling der
vliesvleugehgen zijn de sprieten, zooals Westwood heeft opgemerkt, zeer
standvastig gelijk; in een andere afdeeling dier zelfde orde verschillen
zy zeer veel, en die verschillen zijn van zeer ondergeschikt belang in de
rangschikking, en desniettemin zal erwel geen mensch beweren, dat de
sprieten in die twee afdeelingen van de zelfde orde van een ongelijk
p ysiologisch belang zijn. Men zou een menigle voorbeelden kunnen
geven van de zeer onderscheidene waarde voor de rangschikking van
een zelfde belangrijk werktuig in een zelfde groep van schepselen.
Niemand zal voorts beweren, dat rudimentaire ofmislukte werktuigen
van groot physiologisch belang zijn, en echter worden zulke werktuigen
ikwijls van groot belang in de rangschikking. Niemand zal ontkennen,
a e beginsels van tanden in de bovenkaak van jonge herkauwende
dieren, of zekere beenderen in onontwikkelden toestand in de pooten, van
veel belang zijn in het aanwijzen van de groote verwantschap tusschen
de herkauwers en de dikhuidigen. Robert Brown heeft er ook met
aan rang op gewezen hoe belangrijk de onontwikkelde bloemen zijn in
de rangschikking der grassen.
Daarentegen zijn er vele voorbeelden te geven van kenmerken, afge-
van deelen, die als van zeer gering physiologisch belang moeten
worden beschouwd, maar die algemeen worden gerekend van zeer groot
belang m de bepaling van geheele groepen te zijn. Bij voorbeeld, of
er al of met een open doorgang is van de neusgaten naar den mond,
het eemge kenmerk, hetwelk, volgens Owen, de visschen standvastig van
e kruipende dieren onderscheidt — de platgebogen vorm van den hoek
der onderkaak van de buideldieren — de verschillende wijze, waarop
de vleugels van de insekten zijn opgevouwen — de kleur van zekere
wieren de behaardheid van sommige deelen der bloemen van vele
grassen de natuur van het bekleedsel der huid, gelijk haar ofvederen
bij de gewervelde dieren. Indien het vogelbekdier met vederen in plaats
van met haar was bekleed, dan zou dat uitwendige en onbelangrijke
kenmerk, dunkt mij, door menig natuuronderzoeker zijn beschouwd als
een zeer belangrijk hulpmiddel in de bepaling van den graad van verwantschap,
die er bestaat tusschen dat wonderlijke schepsel en de vogels
De waarde van op zieh zelven onbeteekenende kenmerken voor de rangschikking
hangt voornamelijk af van de omstandigheid of zij in verband
correlatie) staan tot verschillende andere, min of meer belangrijke kenmerken.
De waarde van met elkander gepaard gaande kenmerken is
ki de natuurlijke historie inderdaad zeer groot. Daarom, zooals dik-
wijls reeds is opgemerkt, kan een soort zieh van haar verwanten on-
derscheiden in verschillende kenmerken, zoowel van hoog physiologisch
belang als in zulke, die in alle opzichten den eersten rang innemen:
en echter zal het voor ons niet twijfelachtig zijn, waar zij in de rangschikking
moet worden geplaatst. Daarom ook is het dikwijls ge-
noeg gebleken, dat een rangschikking, gegrond op een enkel kenmerk,
hoe belangrijk het ook mag zijn, gebrekkig is geweest; want geen enkel
gedeelte der bewerktuiging is altijd en onveranderlijk standvastig.
De waarde van met elkander gepaard gaande kenmerken, zelfs al is
geen van allen zeer belangrijk, verklaart, dunkt mij, het gezegde van
Linne »dat de kenmerken het geslacht niet maken, maar dat het geslacht
de kenmerken geeft” : want die uitdrukking is, naar het schijnt,
gegrond op de waardeering van vele onbeteekenende punten van over-
eenkomst, te gering om te kunnen worden bepaald. Zekere planten,
tot de Malphigiaceae behoorende, dragen zoowel volkomen als onvol-
komen bloemen, en in die laatsten, gelijk A. De Jussieu heeft opgemerkt,
»verdwijnen de meeste kenmerken eigen aan de soort, aan het
geslacht, aan de familie, aan de klasse, en zij drijven dus den spot
met onze rangschikking.” Doch toen Aspicarpa gedurende verscheidene
jaren in Frankrijk slechts onvolkomen bloemen voortbracht, bloemen,
die zoo grootelijks in de belangrijkste punten afwijken van den eigen-
lijken grondvorm der orde, zag Richard toch met veel scherpzinnigheid
in, zooals De Jussieu doet opmerken, dat dit geslacht onder de Mal-
phigiaceae gerangschikt moest blijven, Dit geval schijnt mij toe een
goed voorbeeld te zijn van den geest, die onze rangschikking somtijds
noodzakelijk beheerscht.
De meeste natuuronderzoekers vragen in de praktijk niet naar de
physiologische waarde der kenmferken, waarvan zij gebruik maken om